In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een Rijnvarende die in 2007 in dienst was bij een Luxemburgse werkgever. De Belastingdienst heeft premie volksverzekeringen geheven over het loon van de belanghebbende, terwijl er al sociale verzekeringspremies in Luxemburg waren ingehouden. De belanghebbende stelt dat hij recht heeft op vrijstelling van deze premie op basis van het Rijnvarendenverdrag. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur bevoegd is om de premie te heffen, omdat de belanghebbende in Nederland woont en niet kan aantonen dat hij niet onder de Nederlandse wetgeving valt. De inspecteur heeft de aanslag in stand gehouden, en de rechtbank heeft de zaak ongegrond verklaard. De belanghebbende heeft ook verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar het hof oordeelt dat de termijn niet is overschreden omdat de belanghebbende heeft ingestemd met een verlenging van de beslistermijn. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het hoger beroep van de inspecteur wordt gegrond verklaard.