ECLI:NL:GHSHE:2019:4532

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
16 december 2019
Zaaknummer
20-003059-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fiscale fraudezaak met valsheid in geschrift en niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, is de verdachte, prof. dr. [verdachte], veroordeeld voor valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, in het kader van fiscale fraude. De zaak betreft het indienen van onjuiste verzoeken of wijzigingen van voorlopige aanslagen voor de inkomstenbelasting, waarbij de verdachte niet alleen voor zichzelf, maar ook voor zijn echtgenote en drie kennissen valse gegevens heeft opgegeven. De verdachte heeft gedurende een periode van ruim drie jaar deze verzoeken ingediend, wat resulteerde in een onterecht teruggevraagd bedrag van € 148.926,00 van de Belastingdienst. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk was in de strafvervolging, omdat de verdachte had moeten worden vervolgd voor belastingfraude in plaats van valsheid in geschrift. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte opzettelijk onjuiste informatie had verstrekt, wat niet kan worden aangemerkt als een bij de belastingwet voorziene aangifte. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde. De zaak benadrukt de noodzaak van betrouwbaarheid in belastingaangiften en de gevolgen van valsheid in geschrift in fiscale context.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 20-003059-17
Uitspraak : 17 december 2019
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 26 september 2017 in de strafzaak met parketnummer 02-996001-14 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum in het jaar] 1957,
wonende te [woonadres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen verklaard, dat gekwalificeerd als ‘valsheid in geschrift, meermalen gepleegd’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Met betrekking tot het strafvorderlijk beslag op twee ordners met documenten is gevorderd dat het hof zich niet in staat zal verklaren daarover een beslissing te nemen.
De raadsman van de verdachte heeft primair aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de strafvervolging van de verdachte. Subsidiair is partiële vrijspraak bepleit en voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof. Voorts is een straftoemetingsverweer gevoerd. Ten slotte heeft de raadsman verzocht het beslag op twee ordners met documenten op te heffen.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging en daarmee de grondslag van het onderzoek is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en ter terechtzitting in hoger beroep, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 maart 2010 tot en met 14 juni 2013 te Brasschaat (België) en/of te Roosendaal en/of te Zundert en/of te Heerlen en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland, in elk geval in België en/of Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een of meer, "verzoek(en) of wijziging(en) voorlopige aanslag", (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, door (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid (zakelijk weergegeven) te vermelden in:
het op naam van verdachte prof. dr. [verdachte] staande verzoek of wijziging voorlopige aanslag van 11 maart 2010 (D-001, pag. 696) (over het jaar 2010) aan jaarinkomsten uit loondienst uit Nederland die onder de loonheffing vallen een loon van 90.000 euro bij [vennootschap 1] B.V. en/of een loon van 90.000 euro bij [vennootschap 2] B.V. en/of aan aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning een bedrag van 104.675 euro en/of aan reisaftrek openbaar vervoer een bedrag van 1.131 euro, zulks terwijl hij (in het kalenderjaar 2010) geen of minder onder vorenbedoelde loonheffing vallend loon uit loondienst had verdiend/ontvangen en/of zou gaan verdienen/ontvangen bij voornoemde B.V.('s) en/of geen of minder aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning had gemaakt/betaald en/of zou gaan maken/betalen en/of geen of minder aftrekbare kosten voor openbaar vervoer had gemaakt en/of zou gaan maken en/of
het op naam van verdachte prof. dr. [verdachte] staande verzoek of wijziging voorlopige aanslag van 7 april 2010 (D-002, pag. 706) (over het jaar 2010) aan jaarinkomsten uit loondienst uit Nederland die onder de loonheffing vallen een loon van 90.000 euro bij [stichting 1] en/of een loon van 90.000 euro bij [stichting 2] en/of aan aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning een bedrag van 104.675 euro en/of aan reisaftrek openbaar vervoer een bedrag van 1.131 euro,
zulks terwijl hij (in het kalenderjaar 2010) geen of minder onder vorenbedoelde loonheffing vallend loon uit loondienst had verdiend/ontvangen en/of zou gaan verdienen/ontvangen bij voornoemde werkgever(s) en/of geen of minder aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning had gemaakt/betaald en/of zou gaan maken/betalen en/of geen of minder aftrekbare kosten voor openbaar vervoer had gemaakt en/of zou gaan maken en/of
het op naam van verdachte prof. dr. [verdachte] staande verzoek of wijziging voorlopige aanslag van 1 juli 2011, in elk geval van juli 2011 (D-003, pag. 716) (over het jaar 2011) aan jaarinkomsten uit loondienst uit Nederland die onder de loonheffing vallen een loon van 92.500 euro bij [vennootschap 1] B.V. en/of een loon van 92.500 euro bij [vennootschap 2] B.V. en/of aan aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning een bedrag van 104.675 euro en/of aan aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven een bedrag van 17.800 euro en/of aan reisaftrek openbaar vervoer een bedrag van 1.131 euro en/of aan restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren een bedrag van 5.200 euro,
zulks terwijl hij (in het kalenderjaar 2011) geen of minder onder vorenbedoelde loonheffing vallend loon uit loondienst had verdiend/ontvangen en/of zou gaan verdienen/ontvangen bij voornoemde B.V.('s) en/of geen of minder aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning had gemaakt/betaald en/of zou gaan maken/betalen en/of geen of minder aftrekbare studiekosten en/of andere scholingsuitgaven had gemaakt/betaald en/of zou gaan betalen en/of geen of minder aftrekbare kosten voor openbaar vervoer had gemaakt en/of zou gaan maken en/of geen of minder recht had/zou gaan krijgen ter zake van het restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren en/of
het op naam van verdachte prof. dr. [verdachte] staande verzoek of wijziging van 1 januari 2012, in elk geval van januari 2012 (D-004, pag. 732) (over het jaar 2012) aan inkomsten uit loondienst uit Nederland (die onder de loonheffing vallen) een loon van 92.500 euro bij [vennootschap 1] B.V. en/of een loon van 42.500 euro bij [vennootschap 3] en/of een loon van 105.600 euro bij [bank 1] en/of een loon van 25.300 euro (of daaromtrent) bij [vennootschap 4] B.V. en/of aan aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning een bedrag van 124.675 euro en/of aan aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven een bedrag van 18.980 euro en/of aan restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren een bedrag van 6.250 euro,
zulks terwijl hij (in het kalenderjaar 2012) geen of minder inkomsten uit loondienst uit Nederland (vallend onder de loonheffing) had verdiend/ontvangen en/of zou gaan verdienen/ontvangen bij voornoemde werkgever(s) en/of geen of minder aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning had gemaakt/betaald en/of zou gaan maken/betalen en/of geen of minder aftrekbare studiekosten en/of andere scholingsuitgaven had gemaakt/betaald en/of zou gaan maken/betalen en/of geen of minder recht had en/of zou gaan krijgen ter zake van het restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren en/of
het op naam van verdachte prof. dr. [verdachte] staande (digitale) verzoek of wijziging voorlopige aanslag van 1 maart 2012 (D-005(a), pag. 750) (over het jaar 2012) aan loon uit tegenwoordige arbeid/dienstbetrekking een bedrag van 150.000 euro bij [vennootschap 5] B.V. en/of aan loon uit tegenwoordige arbeid/dienstbetrekking een bedrag van 50.000 euro bij [bank 1] en/of aan loon uit tegenwoordige arbeid/dienstbetrekking een bedrag van 50.000 euro bij [vennootschap 4] , (welk loon (telkens) onder de loonheffing val(t)(len)) en/of aan rente schulden en kosten geldleningen eigen woning een bedrag van 184.000 euro en/of aan aftrekbaar bedrag scholingsuitgaven een bedrag van 18.500 euro en/of aan reisaftrek openbaar vervoer een bedrag van 600 euro,
zulks terwijl hij (in het kalenderjaar 2012) geen of minder loon uit loondienst (vallend onder de loonheffing) had verdiend/ontvangen en/of zou gaan verdienen/ontvangen bij voornoemde werkgever(s) en/of geen of minder aftrekbare rente schulden en kosten geldleningen eigen woning had gemaakt/betaald en/of zou gaan maken/betalen en/of geen of minder aftrekbare scholingsuitgaven had gedaan en/of zou gaan doen en/of geen of minder aftrekbare kosten voor openbaar vervoer had gemaakt en/of zou gaan maken en/of
het op naam van verdachte prof. dr. [verdachte] staande verzoek of wijziging voorlopige aanslag van 10 juni 2013 (D-006, pag. 755) (over het jaar 2013)
aan inkomsten uit loondienst uit Nederland die onder de loonheffing vallen
een loon van 24.000 euro bij [vennootschap 1] B.V. en/of een loon van 12.000 euro bij [stichting 3] en/of aan aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven een bedrag van 15.360 euro,
zulks terwijl hij (in het kalenderjaar 2013) geen of minder onder vorenbedoelde loonheffing vallend loon uit loondienst had verdiend/ontvangen en/of zou gaan verdienen/ontvangen bij voornoemde werkgever(s) en/of
geen of minder aftrekbare studiekosten en/of andere scholingsuitgaven had gemaakt/gedaan en/of zou gaan maken/doen,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij in of omstreeks de periode van 4 januari 2010 tot en met 23 juni 2013 te Brasschaat (België) en/of te Roosendaal en/of te Heerlen en/of te Apeldoorn en/of te Goes en/of te Heerlen en/of elders in Nederland, in elk geval in België en/of Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
in totaal 7, in elk geval één of meer (zogenaamd(e)) (digital(a)l(e)) “verzoek(en) of wijziging(en) voorlopige aanslag” ten name van [echtgenote verdachte] en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] , (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid (zakelijk weergegeven) te vermelden in:
het op naam van [echtgenote verdachte] staande verzoek of wijziging voorlopige aanslag van 4 januari 2010 (D-007, pag. 769) (over het jaar 2010)
aan jaarinkomsten uit loondienst uit Nederland die onder de loonheffing vallen
een loon van 75.000 euro bij [stichting 4] en/of een loon van 90.000 euro bij [stichting 2] en/of aan aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning een bedrag van 104.675 euro en/of aan aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven een bedrag van 3.500 euro en/of
aan reisaftrek openbaar vervoer een bedrag van 1.131 euro,
zulks terwijl zij (in het kalenderjaar 2010) geen of minder onder vorenbedoelde loonheffing vallend loon uit loondienst had verdiend/ontvangen en/of zou gaan verdienen/ontvangen bij voornoemde werkgever(s) en/of geen of minder aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning had gemaakt/betaald en/of zou gaan maken/betalen en/of geen of minder aftrekbare studiekosten en/of andere scholingsuitgaven had gemaakt/gedaan en/of zou gaan maken/doen en/of geen of minder aftrekbare kosten voor openbaar vervoer had gemaakt en/of zou gaan maken en/of
het op naam van [echtgenote verdachte] staande (digitale) verzoek (of wijziging) voorlopige aanslag binnenland van 23 juni 2013 (D-008 (a), pag.779) (over het jaar 2013) aan loon en andere inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking (die onder de loonheffing vallen) een bedrag van 20.000 euro bij [vennootschap 6] B.V. en/of aan aftrekbaar bedrag scholingsuitgaven een bedrag van 6.500 euro en/of aan aftrekbaar bedrag levensonderhoud kinderen een bedrag van 5.000 euro,
zulks terwijl zij (in het kalenderjaar 2013) geen of minder (onder vorenbedoelde loonheffing vallend) loon en/of andere inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking had verdiend/ontvangen en/of zou gaan verdienen/ontvangen bij voornoemde werkgever en/of geen of minder aftrekbare scholingsuitgaven had gemaakt/gedaan en/of zou gaan maken/doen en/of geen of een lager bedrag aan aftrekbaar levensonderhoud kinderen had gehad en/of zou hebben en/of
het op naam van [betrokkene 1] staande verzoek of wijziging voorlopige aanslag van
15 augustus 2011 (D-033, pag. 932) (over het jaar 2011) aan jaarinkomsten uit loondienst uit Nederland die onder de loonheffing vallen een loon van 52.000 euro bij [vennootschap 7] B.V. en/of een loon van 12.000 euro bij [eenmanszaak] en/of
aan aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven een bedrag van 12.500 euro en/of aan restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren een bedrag van 5.300 euro,
zulks terwijl die [betrokkene 1] (in het kalenderjaar 2011) geen of minder (onder vorenbedoelde loonheffing vallend) loon had verdiend/ontvangen en/of zou gaan verdienen/ontvangen bij die werkgever(s) en/of geen of minder aftrekbare studiekosten en andere scholingsuitgaven had gemaakt/gedaan en/of zou gaan maken/doen en/of geen of minder recht had en/of zou gaan krijgen ter zake van het restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren en/of
het op naam van [betrokkene 1] staande verzoek of wijziging voorlopige aanslag van/gedateerd 28 december 2012, in elk geval van december 2011 en/of december 2012, (D-035, pag. 966) (over het jaar 2012) aan jaarinkomsten uit loondienst uit Nederland (die onder de loonheffing vallen) een loon van 52.000 euro bij [vennootschap 7] B.V. en/of een loon van 23.000 euro bij [eenmanszaak] en/of een loon van 38.500 euro bij [vennootschap 9] B.V. en/of aan aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning een bedrag van 36.400 euro en/of aan aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven een bedrag van 16.500 euro en/of aan restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren een bedrag van 6.050 euro,
zulks terwijl die [betrokkene 1] (in het kalenderjaar 2012) geen of minder (onder vorenbedoelde loonheffing vallend) loon had verdiend/ontvangen en/of zou gaan verdienen/ontvangen bij die werkgever(s) en/of geen of minder aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning had gemaakt/betaald en/of zou gaan maken/betalen en/of geen of minder aftrekbare studiekosten en andere scholingsuitgaven had gemaakt/gedaan en/of zou gaan maken/doen en/of
geen of minder recht had en/of zou gaan krijgen ter zake van het restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren en/of
het op naam van [betrokkene 1] staande verzoek of wijziging voorlopige aanslag van 10 maart 2012 (D-034, pag. 948) (over het jaar 2012) aan jaarinkomsten uit loondienst uit Nederland (die onder de loonheffing vallen) een loon van 65.000 euro bij [vennootschap 7] B.V. en/of een loon van 10.000 euro bij [eenmanszaak] en/of een loon van 35.000 euro bij [vennootschap 9] B.V en/of aan aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning een bedrag van 46.500 euro en/of aan aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven een bedrag van 16.500 euro en/of
aan restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren een bedrag van 12.000 euro,
zulks terwijl die [betrokkene 1] (in het kalenderjaar 2012) geen of minder (onder vorenbedoelde loonheffing vallend) loon had verdiend/ontvangen en/of zou gaan verdienen/ontvangen bij die werkgever(s) en/of geen of minder aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning had gemaakt/betaald en/of zou gaan maken/betalen en/of geen of minder aftrekbare studiekosten en andere scholingsuitgaven had gemaakt/gedaan en/of zou gaan maken/doen en/of
geen of minder recht had en/of zou gaan krijgen ter zake van het restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren en/of
het op naam van [betrokkene 2] staande verzoek of wijziging voorlopige aanslag van 1 maart 2012 (D-043-a, pag. 1028) (over het jaar 2012) aan jaarinkomsten uit loondienst uit Nederland (die onder de loonheffing vallen) een loon van 90.500 euro bij [vennootschap 10] B.V. en/of een loon van 40.500 euro bij [vennootschap 11] en/of aan aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning een bedrag van 36.000 euro en/of aan aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven een bedrag van 16.500 euro en/of aan reisaftrek openbaar vervoer een bedrag van 3.000 euro en/of aan restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren een bedrag van 3.000 euro,
zulks terwijl die [betrokkene 2] (in het kalenderjaar 2012) geen of minder (onder vorenbedoelde loonheffing vallend) loon had verdiend/ontvangen en/of zou gaan verdienen/ontvangen bij die werkgever(s) en/of geen of minder aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning had gemaakt/betaald en/of zou gaan maken/betalen en/of geen of minder aftrekbare studiekosten en andere scholingsuitgaven had gemaakt/gedaan en/of zou gaan maken/doen en/of geen of minder aftrekbare kosten voor openbaar vervoer had gemaakt en/of zou gaan maken en/of geen of minder recht had en/of zou gaan krijgen ter zake van het restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren en/of
het op naam van [betrokkene 3] staande verzoek of wijziging voorlopige aanslag van 31 maart 2012 (D-049, pag. 1062) (over het jaar 2012) aan jaarinkomsten uit loondienst uit Nederland (die onder de loonheffing vallen) een loon van 32.000 euro bij [vennootschap 12] en/of een loon van 60.500 euro bij [vennootschap 5] B.V. Breda en/of een loon van 45.500 bij [stichting 5] en/of aan aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning een bedrag van 46.000 euro en/of aan aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven een bedrag van 16.500 euro en/of aan reisaftrek openbaar vervoer een bedrag van 661 euro en/of aan restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren een bedrag van 13.300 euro,
zulks terwijl die [betrokkene 3] (in het kalenderjaar 2012) geen of minder (onder vorenbedoelde loonheffing vallend) loon had verdiend/ontvangen en/of zou gaan verdienen/ontvangen bij die werkgever(s) en/of geen of minder aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning had gemaakt/betaald en/of zou gaan maken/betalen en/of geen of minder aftrekbare studiekosten en andere scholingsuitgaven had gemaakt/gedaan en/of zou gaan maken/doen en/of geen of minder aftrekbare kosten voor openbaar vervoer had gemaakt en/of zou gaan maken en/of geen of minder recht had en/of zou gaan krijgen ter zake van het restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

A.

De raadsman heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat niet tot strafvervolging van de verdachte over had mogen worden gegaan. Daartoe is in de kern – op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – het volgende aangevoerd.

A.1

A.1.1Schending recht op een eerlijk proces door het onthouden van verhoorbijstand
Nadat de verdachte op 29 april 2014 was aangehouden heeft hij gebruik gemaakt van zijn recht een raadsman te consulteren. Vervolgens is hij op die dag verhoord zonder de aanwezigheid van een advocaat. Hetzelfde geldt voor de vier daaropvolgende verhoren bij de politie (het hof begrijpt: de Belastingdienst/FIOD). De verdachte wist echter niet dat verhoorbijstand niet onmogelijk was. Had hij dit geweten, dan had hij van dat recht gebruik willen maken.
Hoewel uit het arrest van de Hoge Raad van 12 maart 2019 [1] volgt dat eerst vanaf 22 november 2015 aanspraak kan worden gemaakt op verhoorbijstand, is de verdediging de mening toegedaan dat op basis van de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) van 28 mei 2019 [2] kan worden vastgesteld dat, door de verdachte niet te wijzen op het recht dat een advocaat aanwezig mag zijn bij het politieverhoor, er sprake is van een schending van artikel 6 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). De strafprocedure is volgens de verdediging daardoor in zijn geheel oneerlijk geweest. Daarop kan volgens de raadsman slechts één sanctie staan, namelijk de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging van de verdachte.
A.1.2Het Openbaar Ministerie had moeten dagvaarden voor belastingfraudeDe verdediging stelt zich op het standpunt dat sprake is van een nauwe samenhang tussen de verdenking ten aanzien van het opmaken van de voorlopige aangiften en het indienen daarvan bij de Belastingdienst. Om die reden had het Openbaar Ministerie in het onderhavige geval moeten dagvaarden voor belastingfraude ex artikel 69, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en niet, zoals thans aan de verdachte ten laste is gelegd, voor valsheid in geschrift. Op het moment dat het feit ook onder het toepassingsbereik van deze strafbaarstelling in de Algemene wet inzake rijksbelastingen past, is namelijk vervolging op grond van het commune delict ingevolge artikel 69, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen uitgesloten, tenzij het handelt om het opmaken van geschriften die naast een fiscale functie tevens een andere functie hebben en derhalve ook tegen anderen dan de Belastingdienst kunnen worden gebruikt.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

A.2

Het hof stelt voorop dat in artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het Openbaar Ministerie om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing, in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met de beginselen van een goede procesorde.
Het hof zal hierna onder D. ambtshalve aandacht besteden aan de vraag of de verklaringen van de verdachte, zoals die bij gelegenheid van zijn verhoren bij de politie zijn afgelegd, al dan niet behoren te worden uitgesloten van het bewijs.
A.2.2‘Verzoek of wijziging voorlopige aanslag’ is geen belastingaangifteAan het hiervoor onder A.1.2 weergegeven verweer van de verdediging ligt de premisse ten grondslag dat het indienen van een onjuist ‘verzoek of wijziging voorlopige aanslag’ (hierna ook wel: verzoek voorlopige aanslag) bij de Belastingdienst is gelijk te stellen met het doen van een onjuiste bij de belastingwet voorziene aangifte in de zin van artikel 69, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Dit verweer komt er in de kern op neer dat elke (digitale) informatieverstrekking door een persoon aan de Belastingdienst: (a) voor zichzelf, of (b) voor derden, moet worden aangemerkt als een bij de belastingwet voorziene aangifte als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. [4] In deze opvatting is namelijk irrelevant of die (digitale) informatieverstrekking vooraf is gegaan door en berust op een uitnodiging tot het doen van een aangifte op grond van artikel 6 juncto artikel 8 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Deze zienswijze getuigt evenwel van een onjuiste rechtsopvatting. [5] In dat verband overweegt het hof als volgt.
In dit geval moet vooropgesteld worden dat de Belastingdienst op grond van artikel 13 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een voorlopige aanslag kan opleggen en dat ingevolge het tweede lid van dat artikel een voorlopige aanslag, die voor of in de loop van het (lopende) tijdvak wordt vastgesteld tot een negatief bedrag, wordt aangeduid als een voorlopige teruggaaf. Een verzoek tot het opleggen van een voorlopige aanslag ontbeert elke wettelijke grondslag. De voorlopige aanslag dient namelijk, zonder dat er wordt uitgenodigd tot het doen van aangifte, in beginsel te worden gebaseerd op de gegevens die hebben gediend ter vaststelling van de meest recente belastingaanslag over het meest recente kalenderjaar. [6] Een verzoek tot het opleggen van een voorlopige aanslag is dan ook gebaseerd op een door de Belastingdienst gecreëerde (digitale) praktijk, waarvoor de wettelijke grondslag ontbreekt, en dit verzoek kan (dus) niet worden aangemerkt als een bij de belastingwet voorziene aangifte. Na het opleggen van een voorlopige aanslag (of het verlenen van een voorlopige teruggaaf) kan worden verzocht om herziening hiervan (tegen een voorlopige aanslag staat geen bezwaar open [7] ). Deze (digitale) mogelijkheid is (wel) gebaseerd op een wettelijke grondslag. [8] Voor het verzoek om wijziging (herziening) van de voorlopige aanslag is in afwijking van hoofdregels, kort weergegeven, voorzien in een bijzondere behandeling van het verzoek. Een bij de belastingwet voorziene aangifte is een verzoek om wijziging (herziening) van de voorlopige aanslag evenwel niet.
Voor de vraag of een (digitale) informatieverstrekking door een persoon aan de Belastingdienst een bij de belastingwet voorziene aangifte is als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, is volgens de wetgever onderscheidend of die (digitale) informatieverstrekking vooraf is gegaan door en berust op een uitnodiging tot het doen van een aangifte op grond van artikel 6 juncto artikel 8 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Dit blijkt uit het volgende.
Een verdachte kan slechts als pleger van het onjuist doen van een belastingaangifte worden aangemerkt, indien de verdachte degene was die tot het doen van die aangifte gehouden was. Van die laatste omstandigheid, dat de verdachte aangifteplichtig is, kan alleen sprake zijn als de verdachte (zelf) is uitgenodigd tot het doen van aangifte. [9] Tijdens de parlementaire behandeling van de invoering van de Algemene wet inzake rijksbelastingen werd reeds in de jaren vijftig van de vorige eeuw, voor zover te dezen relevant, het volgende opgemerkt:
“De voorgestelde regeling wijkt in zover[re] af van de bestaande, dat de verplichting tot het doen van aangifte steeds – dus ook met betrekking tot de belastingen welke op aangifte moeten worden voldaan of afgedragen – eerst zal ontstaan door uitreiking van een aangiftebiljet en niet rechtstreeks uit de wet voortvloeit.” [10]
Een belastingplichtige die niet is uitgenodigd tot het doen van aangifte, is niet aangifteplichtig. [11] Die belastingplichtige dient wel te verzoeken om een uitnodiging tot het doen van een aangifte als die belastingplichtige ten onrechte niet door de Belastingdienst is uitgenodigd. [12] Laat die belastingplichtige dat na, dan kan een bestuursrechtelijke boete worden opgelegd, maar die belastingplichtige kan niet strafrechtelijk worden bestraft. [13] Slechts de persoon die is uitgenodigd aangifte te doen is aangifteplichtig (zelfs als die persoon nadien niet belastingplichtig blijkt te zijn [14] ).
Dat niet elke (digitale) informatieverstrekking door een persoon aan de Belastingdienst een bij de belastingwet voorziene aangifte is als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, vindt bevestiging in de wetsgeschiedenis inzake de invoering van de suppletieplicht ex artikel 10a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen per 1 januari 2012:
“De suppletie is juridisch gezien geen aangifte en ontbeert elke wettelijke grondslag. De Belastingdienst merkt deze suppleties aan als een verzoek om het opleggen van een naheffingsaanslag of als een (meestal te laat) bezwaar tegen de eigen aangifte.” [15]
Juist omdat een suppletie (een spontane (digitale) informatieverstrekking door een persoon aan de Belastingdienst waaraan geen uitnodiging tot het doen van een aangifte op grond van artikel 6 juncto artikel 8 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vooraf is gegaan en daar ook niet op berust) geen (bij de belastingwet voorziene) aangifte was en is als bedoeld in artikel 8 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, moest de wetgever daarvoor een speciale wetsbepaling invoeren. [16]
Ook uit een voorgenomen wetswijziging per 1 januari 2020 volgt dat de wetgever (nog steeds) van mening is dat niet elke (digitale) informatieverstrekking door een persoon aan de Belastingdienst een bij de belastingwet voorziene aangifte is als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Uit de stukken van de parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel komt naar voren dat de wetgever benadrukt dat het indienen van een (digitaal) aangiftebiljet zonder dat daaraan een uitnodiging tot het doen van een aangifte ten grondslag ligt, niet als het doen van een aangifte kan worden aangemerkt. [17] Aan artikel 9 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zal, bij inwerkingtreding van voornoemde wetswijziging, een vierde lid worden toegevoegd, dat luidt als volgt:
“4. Indien voordat de aanslag is vastgesteld gegevens worden verstrekt zonder een aan die verstrekking van gegevens voorafgaande uitnodiging tot het doen van aangifte en die gegevens ook en op dezelfde wijze zouden moeten worden verstrekt in geval van een aan die verstrekking van gegevens voorafgaande uitnodiging tot het doen van aangifte, wordt die verstrekking van gegevens aangemerkt als het op uitnodiging doen van aangifte als bedoeld in artikel 8, eerste lid.”
In de Memorie van Toelichting is de voorgenomen invoering van artikel 9, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen als volgt toegelicht:
“12. Spontane aangifte
De wettelijke verplichting tot het doen van aangifte ontstaat voor (vermoedelijke) belastingplichtigen en inhoudingsplichtigen nadat zij door de inspecteur zijn uitgenodigd tot het doen van aangifte. Zonder een verzonden of uitgereikte uitnodiging tot het doen van aangifte (uda) bestaat er geen wettelijke aangifteplicht. De uda ligt hierdoor aan de basis van het heffingssysteem. Voor belastingplichtigen en inhoudingsplichtigen die geen uda hebben ontvangen bestaat onder omstandigheden, bijvoorbeeld bij een verschuldigd belastingbedrag, wel een verplichting de inspecteur om een uda te verzoeken. Na ontvangst van de uda ontstaat dan alsnog een aangifteplicht. In de praktijk komt het steeds vaker voor dat een ingevuld aangiftebiljet wordt ingediend bij de Belastingdienst, zonder een vooraf verzonden of uitgereikte uda van de inspecteur. Een ingediend aangiftebiljet zonder uda wordt ook wel de «spontane aangifte» genoemd. De spontane aangifte kan zich voordoen bij alle belastingmiddelen.
Zolang een juiste spontane aangifte wordt gedaan en de verschuldigde belasting wordt betaald, ontstaan er geen juridische problemen. De inspecteur kan met de gegevens uit de spontane aangifte als hulpmiddel de belastingschuld vaststellen. De inspecteur kan er echter ook voor kiezen om de betreffende belastingplichtige alsnog uit te nodigen tot het doen van aangifte. (…) de inspecteur [kiest] nagenoeg altijd voor een meer klantvriendelijke en minder bureaucratische aanpak door middel van het verwerken van de gegevens van de spontane aangifte bij de vaststelling van de aanslag. Echter,omdat bij een spontane aangifte de wettelijke aangifteplicht ontbreekt, er is immers geen uda verzonden of uitgereikt [18] , kunnen verschillende wettelijke correctie- en sanctiebevoegdheden van de inspecteur niet worden ingezet. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt namelijk dat een uda die is verzonden of uitgereikt voordat het betreffende aangiftebiljet is ingediend, een voorwaarde is voor een aantal wettelijke correctie- en sanctiebevoegdheden van de inspecteur. Zonder een dergelijke uda kan de omkering van de bewijslast niet worden toegepast ter zake van het niet doen van de vereiste aangifte, kan geen vergrijpboete bij de primitieve aanslag worden opgelegd en kan geen navordering wegens kwade trouw plaatsvinden. Kwaadwillenden die een onjuiste spontane aangifte indienen kunnen op grond van de huidige wet daardoor niet voldoende worden aangepakt. Dit is een ongewenste situatie.
Met de voorgestelde aanpassingen van de AWR worden aan spontane aangiften bij aanslagbelastingen (bijvoorbeeld de inkomstenbelasting, de vennootschapsbelasting, de erfbelasting en de schenkbelasting) dezelfde wettelijke correctie- en sanctiebevoegdheden verbonden als de wettelijke correctie- en sanctiebevoegdheden die reeds gelden bij aangiften die na een vooraf verzonden of uitgereikte uda worden ingediend. Er is voor gekozen om nog geen regeling te treffen voor aangiftebelastingen (bijvoorbeeld de omzetbelasting en de loonbelasting). Het onderzoek naar spontane aangiften bij aangiftebelastingen en eventueel benodigde wettelijke aanpassingen is namelijk nog gaande.
(…)
Op grond van het wettelijke systeem kan alleen formeel aangifte worden gedaan na een verzonden of uitgereikte uda. [19] (…) Met het voorgestelde vierde lid van genoemd artikel 9 (…) zijn bij die categorie spontane aangiften de wettelijke correctie- en sanctiebevoegdheden van toepassing, te weten de omkering van de bewijslast ter zake van het niet-doen van de vereiste aangifte, vergrijpboete bij de primitieve aanslag en navordering wegens kwade trouw, die ook van toepassing zijn bij een aangifte die wordt ingediend na een verzonden of uitgereikte uda.” [20]
In de Nota naar aanleiding van het verslag is, eveneens voor zover te dezen van belang, het volgende vermeld:
“De leden van de fractie van GroenLinks vragen in hoeverre in de afgelopen jaren kwaadwillenden die een onjuiste spontane aangifte indienen op grond van de huidige wet niet voldoende kunnen worden aangepakt. (…) Wel geven de genoemde arresten in de memorie van toelichting duidelijk weer dat de Belastingdienst in gevallen van bewust onjuiste spontane aangiften niet kan beschikken over de reguliere wettelijke correctie- en sanctiebevoegdheden.
(…)
Uit arresten van de Hoge Raad is naar voren gekomen dat ingeval een belanghebbende niet is uitgenodigd tot het doen van aangifte, de inspecteur niet de omkering van de bewijslast kan toepassen ter zake van het niet doen van de vereiste aangifte, niet kan navorderen in geval van kwade trouw en geen vergrijpboete bij de primitieve aanslag kan opleggen in geval van een opzettelijk onjuiste (spontane) aangifte.Ook kan de belanghebbende in dat geval niet strafrechtelijk worden vervolgd voor het niet doen van aangifte of voor het onjuist of onvolledig doen van de aangifte. [21] Dit zal op grond van de huidige wetgeving ook het geval zijn ten aanzien van alleen de fiscale partner die geen uda heeft ontvangen. [22] [23]
Uit de door de wetgever gegeven toelichting kan worden afgeleid dat de wetgever situaties wil regelen waarin iemand voor een aanslagbelasting (zoals de inkomstenbelasting) is uitgenodigd aangifte te doen, die aangifte ook door de genodigde is gedaan, maar vervolgens die aangifte door de genodigde wordt gecorrigeerd. Aldus wil de wetgever met ingang van 1 januari 2020 een wettelijke grondslag verschaffen aan deze specifieke situatie, waarvoor door de Belastingdienst in de (digitale) praktijk al een mogelijkheid was gecreëerd. Uit (de wetsgeschiedenis inzake) de voorgenomen wetswijziging kan niet worden afgeleid dat een ‘verzoek of wijziging voorlopige aanslag’ met ingang van 1 januari 2020 moet worden aangemerkt als een bij de belastingwet voorziene aangifte als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, laat staan dat een ‘verzoek of wijziging voorlopige aanslag’ onder de huidige wetgeving als een dergelijke aangifte kan worden aangemerkt. Ook na de wijziging van de wet per 1 januari 2020 zal immers niet elke spontane (digitale) informatieverstrekking door een persoon aan de Belastingdienst een bij de belastingwet voorziene aangifte zijn als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Als een persoon, voordat de aanslag is vastgesteld, voor zichzelf aan de Belastingdienst spontaan (digitaal) informatie verstrekt zonder dat aan die verstrekking van gegevens een uitnodiging tot het doen van aangifte voorafgaat dan wordt deze spontane (digitale) informatieverstrekking aangemerkt als een bij de belastingwet voorziene aangifte alleen als die gegevens ook en op dezelfde wijze zouden moeten worden verstrekt in geval van een aan die verstrekking van gegevens voorafgaande uitnodiging tot het doen van aangifte. En dat is bij een ‘verzoek of wijziging voorlopige aanslag’ niet het geval.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het indienen van een opzettelijk onjuist opgemaakt ‘verzoek of wijziging voorlopige aanslag’ voor de inkomstenbelasting, van welk feit de verdachte in casu wordt verdacht, niet is gelijk te stellen met het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van een bij de belastingwet voorziene aangifte als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, nu men tot het indienen daarvan niet wordt uitgenodigd en er mitsdien geen sprake kan zijn van een aangifte die bij de belastingwet is voorzien. Reeds om die reden kan het hiervoor onder A.1.2 weergegeven verweer van de verdediging niet slagen.
Het hof merkt nog op dat het verweer ook overigens faalt, omdat niet aan de verdachte ten laste is gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk gebruik maken van een ‘verzoek of wijziging voorlopige aanslag’ (artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, waarnaar in de vervolgingsuitsluitingsgrond van artikel 69, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt verwezen), maar aan het opzettelijk opmaken daarvan (artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht).

A.3

Het hof verwerpt mitsdien de tot niet-ontvankelijkheid strekkende verweren in al hun onderdelen. Nu ook overigens niet is gebleken dat de beginselen van een behoorlijke procesorde zijn geschonden, is het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de strafvervolging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 11 maart 2010 tot en met 14 juni 2013 te Brasschaat (België) en/of te Roosendaal, in elk geval in België en/of Nederland, meermalen opzettelijk verzoeken of wijzigingen voorlopige aanslag, elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, telkens valselijk heeft opgemaakt, door telkens opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid te vermelden in:
het op naam van verdachte prof. dr. [verdachte] staande verzoek of wijziging voorlopige aanslag van 11 maart 2010 over het jaar 2010 aan jaarinkomsten uit loondienst uit Nederland die onder de loonheffing vallen een loon van 90.000 euro bij [vennootschap 1] B.V. en een loon van 90.000 euro bij [vennootschap 2] B.V. en aan aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning een bedrag van 104.675 euro en aan reisaftrek openbaar vervoer een bedrag van 1.131 euro,
zulks terwijl hij in het kalenderjaar 2010 geen of minder onder vorenbedoelde loonheffing vallend loon uit loondienst had verdiend/ontvangen of zou gaan verdienen/ontvangen bij voornoemde B.V.'s en geen of minder aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning had gemaakt/betaald of zou gaan maken/betalen en geen of minder aftrekbare kosten voor openbaar vervoer had gemaakt of zou gaan maken en
het op naam van verdachte prof. dr. [verdachte] staande verzoek of wijziging voorlopige aanslag van 7 april 2010 over het jaar 2010 aan jaarinkomsten uit loondienst uit Nederland die onder de loonheffing vallen een loon van 90.000 euro bij [stichting 1] en een loon van 90.000 euro bij [stichting 2] en aan aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning een bedrag van 104.675 euro en aan reisaftrek openbaar vervoer een bedrag van 1.131 euro,
zulks terwijl hij in het kalenderjaar 2010 geen of minder onder vorenbedoelde loonheffing vallend loon uit loondienst had verdiend/ontvangen of zou gaan verdienen/ontvangen bij voornoemde werkgevers en geen of minder aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning had gemaakt/betaald of zou gaan maken/betalen en geen of minder aftrekbare kosten voor openbaar vervoer had gemaakt of zou gaan maken en
het op naam van verdachte prof. dr. [verdachte] staande verzoek of wijziging voorlopige aanslag van juli 2011 over het jaar 2011 aan jaarinkomsten uit loondienst uit Nederland die onder de loonheffing vallen een loon van 92.500 euro bij [vennootschap 1] B.V. en een loon van 92.500 euro bij [vennootschap 2] B.V. en aan aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning een bedrag van 104.675 euro en aan aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven een bedrag van 17.800 euro en aan reisaftrek openbaar vervoer een bedrag van 1.131 euro en aan restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren een bedrag van ten minste 3.200 euro,
zulks terwijl hij in het kalenderjaar 2011 geen of minder onder vorenbedoelde loonheffing vallend loon uit loondienst had verdiend/ontvangen of zou gaan verdienen/ontvangen bij voornoemde B.V.'s en geen of minder aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning had gemaakt/betaald of zou gaan maken/betalen en geen of minder aftrekbare studiekosten en andere scholingsuitgaven had gemaakt/betaald of zou gaan betalen en geen of minder aftrekbare kosten voor openbaar vervoer had gemaakt of zou gaan maken en geen of minder recht had/zou gaan krijgen ter zake van het restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren en
het op naam van verdachte prof. dr. [verdachte] staande verzoek of wijziging van januari 2012 over het jaar 2012 aan inkomsten uit loondienst uit Nederland (die onder de loonheffing vallen) een loon van 92.500 euro bij [vennootschap 1] B.V. en een loon van 42.500 euro bij [vennootschap 3] en een loon van 105.600 euro bij [bank 1] en een loon van 25.300 euro bij [vennootschap 4] B.V. en aan aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven een bedrag van 18.980 euro en aan restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren een bedrag van 6.250 euro,
zulks terwijl hij in het kalenderjaar 2012 geen of minder inkomsten uit loondienst uit Nederland (vallend onder de loonheffing) had verdiend/ontvangen of zou gaan verdienen/ontvangen bij voornoemde werkgevers en geen of minder aftrekbare studiekosten en andere scholingsuitgaven had gemaakt/betaald of zou gaan maken/betalen en geen of minder recht had of zou gaan krijgen ter zake van het restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren en
het op naam van verdachte prof. dr. [verdachte] staande digitale verzoek of wijziging voorlopige aanslag van 1 maart 2012 over het jaar 2012 aan loon uit tegenwoordige arbeid een bedrag van 150.000 euro bij [vennootschap 5] B.V. en aan loon uit tegenwoordige arbeid een bedrag van 50.000 euro bij [bank 1] en aan loon uit tegenwoordige arbeid een bedrag van 50.000 euro bij [vennootschap 4] , welk loon telkens onder de loonheffing valt en aan aftrekbaar bedrag scholingsuitgaven een bedrag van 18.500 euro en aan reisaftrek openbaar vervoer een bedrag van 600 euro,
zulks terwijl hij in het kalenderjaar 2012 geen of minder loon uit loondienst (vallend onder de loonheffing) had verdiend/ontvangen of zou gaan verdienen/ontvangen bij voornoemde werkgevers en geen of minder aftrekbare scholingsuitgaven had gedaan of zou gaan doen en geen of minder aftrekbare kosten voor openbaar vervoer had gemaakt of zou gaan maken en
het op naam van verdachte prof. dr. [verdachte] staande verzoek of wijziging voorlopige aanslag van 10 juni 2013 over het jaar 2013 aan inkomsten uit loondienst uit Nederland die onder de loonheffing vallen een loon van 24.000 euro bij [vennootschap 1] B.V. en een loon van 12.000 euro bij [stichting 3] en aan aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven een bedrag van 15.360 euro,
zulks terwijl hij in het kalenderjaar 2013 geen of minder onder vorenbedoelde loonheffing vallend loon uit loondienst had verdiend/ontvangen of zou gaan verdienen/ontvangen bij voornoemde werkgevers en
geen of minder aftrekbare studiekosten en andere scholingsuitgaven had gemaakt/gedaan of zou gaan maken/doen,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
2.
hij in de periode van 4 januari 2010 tot en met 23 juni 2013 te Brasschaat (België) en/of te Roosendaal, in elk geval in België en/of Nederland, verzoeken of wijzigingen voorlopige aanslag ten name van [echtgenote verdachte] of [betrokkene 1] of [betrokkene 2] of [betrokkene 3] , elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, telkens valselijk heeft opgemaakt, door telkens opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid te vermelden in:
het op naam van [echtgenote verdachte] staande verzoek of wijziging voorlopige aanslag van 4 januari 2010 over het jaar 2010 aan jaarinkomsten uit loondienst uit Nederland die onder de loonheffing vallen een loon van 75.000 euro bij [stichting 4] en een loon van 90.000 euro bij [stichting 2] en aan aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning een bedrag van 104.675 euro en aan aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven een bedrag van 3.500 euro en aan reisaftrek openbaar vervoer een bedrag van 1.131 euro,
zulks terwijl zij in het kalenderjaar 2010 geen of minder onder vorenbedoelde loonheffing vallend loon uit loondienst had verdiend/ontvangen of zou gaan verdienen/ontvangen bij voornoemde werkgevers en geen of minder aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning had gemaakt/betaald of zou gaan maken/betalen en geen of minder aftrekbare studiekosten en andere scholingsuitgaven had gemaakt/gedaan of zou gaan maken/doen en geen of minder aftrekbare kosten voor openbaar vervoer had gemaakt of zou gaan maken en
het op naam van [echtgenote verdachte] staande digitale verzoek of wijziging voorlopige aanslag van 23 juni 2013 over het jaar 2013 aan loon en andere inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking (die onder de loonheffing vallen) een bedrag van 20.000 euro bij [vennootschap 6] B.V. en aan aftrekbaar bedrag scholingsuitgaven een bedrag van 6.500 euro en aan aftrekbaar bedrag levensonderhoud kinderen een bedrag van 5.000 euro,
zulks terwijl zij in het kalenderjaar 2013 minder (onder vorenbedoelde loonheffing vallend) loon uit tegenwoordige dienstbetrekking had verdiend/ontvangen of zou gaan verdienen/ontvangen bij voornoemde werkgever en geen of minder aftrekbare scholingsuitgaven had gemaakt/gedaan of zou gaan maken/doen en geen of een lager bedrag aan aftrekbaar levensonderhoud kinderen had gehad of zou hebben en
het op naam van [betrokkene 1] staande verzoek of wijziging voorlopige aanslag van 15 augustus 2011 over het jaar 2011 aan jaarinkomsten uit loondienst uit Nederland die onder de loonheffing vallen een loon van 52.000 euro bij [vennootschap 7] B.V. en een loon van 12.000 euro bij [eenmanszaak] en aan aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven een bedrag van 12.500 euro en aan restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren een bedrag van 5.300 euro,
zulks terwijl die [betrokkene 1] in het kalenderjaar 2011 geen of minder (onder vorenbedoelde loonheffing vallend) loon had verdiend/ontvangen of zou gaan verdienen/ontvangen bij die werkgevers en geen of minder aftrekbare studiekosten en andere scholingsuitgaven had gemaakt/gedaan of zou gaan maken/doen en geen of minder recht had of zou gaan krijgen ter zake van het restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren en
het op naam van [betrokkene 1] staande verzoek of wijziging voorlopige aanslag van 28 december 2012 over het jaar 2012 aan jaarinkomsten uit loondienst uit Nederland (die onder de loonheffing vallen) een loon van 52.000 euro bij [vennootschap 7] B.V. en een loon van 23.000 euro bij [eenmanszaak] en een loon van 38.500 euro bij [vennootschap 9] B.V. en aan aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning een bedrag van 36.400 euro en aan aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven een bedrag van 16.500 euro en aan restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren een bedrag van 6.050 euro,
zulks terwijl die [betrokkene 1] in het kalenderjaar 2012 geen of minder (onder vorenbedoelde loonheffing vallend) loon had verdiend/ontvangen of zou gaan verdienen/ontvangen bij die werkgevers en geen of minder aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning had gemaakt/betaald of zou gaan maken/betalen en geen of minder aftrekbare studiekosten en andere scholingsuitgaven had gemaakt/gedaan of zou gaan maken/doen en geen of minder recht had of zou gaan krijgen ter zake van het restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren en
het op naam van [betrokkene 1] staande verzoek of wijziging voorlopige aanslag van 10 maart 2012 over het jaar 2012 aan jaarinkomsten uit loondienst uit Nederland (die onder de loonheffing vallen) een loon van 65.000 euro bij [vennootschap 7] B.V. en een loon van 10.000 euro bij [eenmanszaak] en een loon van 35.000 euro bij [vennootschap 9] B.V en aan aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning een bedrag van 46.500 euro en aan aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven een bedrag van 16.500 euro en aan restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren een bedrag van 12.000 euro,
zulks terwijl die [betrokkene 1] in het kalenderjaar 2012 geen of minder (onder vorenbedoelde loonheffing vallend) loon had verdiend/ontvangen of zou gaan verdienen/ontvangen bij die werkgevers en geen of minder aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning had gemaakt/betaald of zou gaan maken/betalen en geen of minder aftrekbare studiekosten en andere scholingsuitgaven had gemaakt/gedaan of zou gaan maken/doen en geen of minder recht had of zou gaan krijgen ter zake van het restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren en
het op naam van [betrokkene 2] staande verzoek of wijziging voorlopige aanslag van 1 maart 2012 over het jaar 2012 aan jaarinkomsten uit loondienst uit Nederland (die onder de loonheffing vallen) een loon van 90.500 euro bij [vennootschap 10] B.V. en een loon van 40.500 euro bij [vennootschap 11] en aan aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning een bedrag van 36.000 euro en aan aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven een bedrag van 16.500 euro en aan reisaftrek openbaar vervoer een bedrag van 3.000 euro en aan restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren een bedrag van 3.000 euro,
zulks terwijl die [betrokkene 2] in het kalenderjaar 2012 geen of minder (onder vorenbedoelde loonheffing vallend) loon had verdiend/ontvangen of zou gaan verdienen/ontvangen bij die werkgevers en geen of minder aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning had gemaakt/betaald of zou gaan maken/betalen en geen of minder aftrekbare studiekosten en andere scholingsuitgaven had gemaakt/gedaan of zou gaan maken/doen en geen of minder aftrekbare kosten voor openbaar vervoer had gemaakt of zou gaan maken en geen of minder recht had of zou gaan krijgen ter zake van het restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren en
het op naam van [betrokkene 3] staande verzoek of wijziging voorlopige aanslag van 31 maart 2012 over het jaar 2012 aan jaarinkomsten uit loondienst uit Nederland (die onder de loonheffing vallen) een loon van 32.000 euro bij [vennootschap 12] en een loon van 60.500 euro bij [vennootschap 5] B.V. Breda en een loon van 45.500 bij [stichting 5] en aan aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning een bedrag van 46.000 euro en aan aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven een bedrag van 16.500 euro en aan reisaftrek openbaar vervoer een bedrag van 661 euro en aan restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren een bedrag van 13.300 euro,
zulks terwijl die [betrokkene 3] in het kalenderjaar 2012 geen of minder (onder vorenbedoelde loonheffing vallend) loon had verdiend/ontvangen of zou gaan verdienen/ontvangen bij die werkgevers en geen of minder aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning had gemaakt/betaald of zou gaan maken/betalen en geen of minder aftrekbare studiekosten en andere scholingsuitgaven had gemaakt/gedaan of zou gaan maken/doen en geen of minder aftrekbare kosten voor openbaar vervoer had gemaakt of zou gaan maken en geen of minder recht had of zou gaan krijgen ter zake van het restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewijsoverwegingen

B.

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep partiële vrijspraak bepleit. In de visie van de verdediging kan namelijk niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte de formulieren voor een verzoek tot oplegging van een voorlopige aanslag voor de inkomstenbelasting ten name van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] valselijk heeft opgesteld met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. Aan dit pleidooi is – op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – het volgende ten grondslag gelegd.
B.1Geen bewijs voor het valselijk opmaken en het oogmerk om de geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken (feit 2, sub c tot en met g)
De verdachte heeft aan [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] fiscaal advies en managementadvies gegeven. Deze drie personen woonden allen in Brasschaat en hadden inkomen uit Nederlandse bronnen, waaronder uit eigen bedrijven in Nederland. Omdat zij in Nederland al omzetbelasting en loonbelasting afdroegen, waren zij bekend met de Nederlandse wetgeving en Belastingdienst.
De verdachte heeft [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] gewezen op de mogelijkheid van de voorlopige aangifte, want zij hadden alle drie een Nederlandse hypotheek op hun woning in België. In verband met een totale belastingoptimalisatie heeft de verdachte [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] doorverwezen naar [accountantskantoor] te Waalwijk. De verdachte bereidde de administratie voor en [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] leverden daarvoor de gegevens aan. In dat kader heeft de verdachte een modelformulier ‘voorlopige aanslag’ opgesteld, waarin hij heeft vermeld welke vinkjes waar moesten worden gezet en waar het inkomen en de aftrekposten moesten worden ingevuld. Uit de afgeronde bedragen en de fictieve opgave van de werkgevers valt volgens de verdachte op te maken dat het slechts om voorbeelden ging. Indien de verdachte de voorlopige aangifteformulieren moedwillig had willen vervalsen, dan had hij die formulieren veel nauwkeuriger en accurater ingevuld en onderbouwd.
Aldus heeft de verdachte niet de belastingzaken van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] geregeld, maar deze slechts deels voorbereid, waarbij hij hen vooral heeft uitgelegd wat de voordelen waren van het Nederlandse belastingstelsel ten opzichte van bijvoorbeeld het Belgische belastingstelsel.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

C.

Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn de volgende feiten en omstandigheden naar voren gekomen. [24] Het hof zal hierna tevens ingaan op de door de verdediging gevoerde bewijsverweren.
C.1Verzoek of wijziging voorlopige aanslag inkomstenbelasting
Met een ‘verzoek of wijziging voorlopige aanslag’ inkomstenbelasting is door de wetgever de mogelijkheid geschapen om al in de loop van het belastingjaar teveel ingehouden loonheffing terug te krijgen, in plaats van na afloop van dat jaar. Daarvan kan sprake zijn als een belastingplichtige minder inkomstenbelasting zal zijn verschuldigd dan de loonheffing die door de werkgever zal worden ingehouden. Ook wordt bij de inhouding van de loonbelasting met sommige aftrekposten, zoals die voor hypotheekrente en studiekosten, geen rekening gehouden. Daardoor wordt er bij belastingplichtigen met looninkomsten meer loonheffing ingehouden dan er over dat jaar aan inkomstenbelasting is verschuldigd. Om een voorlopige teruggaaf te krijgen, moet een daartoe strekkende verzoek worden ingediend bij de Belastingdienst.
In de onderhavige zaak heeft de Belastingdienst diverse van die verzoeken ontvangen. Deze stonden op naam van verdachte [verdachte] , [echtgenote verdachte] , [betrokkene 1] , [betrokkene 2] of [betrokkene 3] , waarbij telkens inkomstenbelasting werd teruggevraagd.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen of de verdachte deze verzoeken valselijk heeft opgemaakt en zo ja, of hij het oogmerk had deze verzoeken als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. In dat verband overweegt het hof als volgt.
C.2Verzoeken voorlopige aanslag ten name van verdachte [verdachte] en zijn echtgenote [echtgenote verdachte]
De Belastingdienst heeft naar aanleiding van een ingekomen verzoek voorlopige aanslag voor het jaar 2012 ten name van verdachte [verdachte] een onderzoek ingesteld naar andere door de verdachte ingediende verzoeken om voorlopige teruggaaf. Die verzoeken waren niet alleen op naam van verdachte zelf gesteld, maar ook op naam van andere personen. Op naam van de verdachte werden voor de jaren 2010 tot en met 2013 in totaal zes verzoeken voorlopige aanslag ingediend bij de Belastingdienst. Op naam van [echtgenote verdachte] , de echtgenote van de verdachte, zijn in 2010 en in 2013 verzoeken voorlopige aanslag ingediend. Voornoemde verzoeken op naam van de verdachte zijn respectievelijk bij de Belastingdienst ingekomen op 17 maart 2010, 8 april 2010, 5 juli 2011, 6 januari 2012, 1 maart 2012 en 14 juni 2013. De verzoeken voorlopige aanslag ten name van [echtgenote verdachte] zijn ingekomen op 11 januari 2010 respectievelijk 23 juni 2013. [25]
Het verzoek voorlopige aanslag ten name van verdachte [verdachte] over 2010, welk verzoek op 11 maart 2010 is ondertekend, vermeldt het volgende:
  • persoonlijke gegevens: prof. dr. [verdachte] , burgerservicenummer [nummer 1] ;
  • loon en ziektewetuitkeringen:
o naam werkgever: [vennootschap 1] B.V., loon over heel 2010: € 90.000,00;
o naam werkgever: [vennootschap 2] B.V., loon over heel 2010: € 90.000,00;
  • reisaftrek openbaar vervoer € 1.131,00;
  • aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning: € 104.675,00.
Het verzoek voorlopige aanslag ten name van verdachte [verdachte] over 2010, welk verzoek op 7 april 2010 is ondertekend, vermeldt het volgende:
  • persoonlijke gegevens: prof. dr. [verdachte] , burgerservicenummer [nummer 1] ;
  • loon en ziektewetuitkeringen:
o naam werkgever: [stichting 1] , loon over heel 2010: € 90.000,00;
o naam werkgever: [stichting 2] , loon over heel 2010:
€ 90.000,00;
  • reisaftrek openbaar vervoer € 1.131,00;
  • aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning: € 104.675,00.
Het verzoek voorlopige aanslag ten name van verdachte [verdachte] over 2011, welk verzoek op 11 juli 2011 is ondertekend, vermeldt het volgende:
  • persoonlijke gegevens: prof. dr. [verdachte] , burgerservicenummer [nummer 1] ;
  • loon en ziektewetuitkeringen:
o naam werkgever: [vennootschap 1] B.V., loon over heel 2011: € 92.500,00;
o naam werkgever: [vennootschap 2] Europe B.V., loon over heel 2011:
€ 92.500,00;
  • reisaftrek openbaar vervoer € 1.131,00;
  • aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven: € 17.800,00;
  • restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren: € 5.200,00 (of € 3.200,00
- aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning: € 104.675,00. [29]
Het verzoek voorlopige aanslag ten name van verdachte [verdachte] over 2012, welk verzoek op 1 januari 2012 is ondertekend, vermeldt het volgende:
  • persoonlijke gegevens: [verdachte] (prof dr), burgerservicenummer [nummer 1] ;
  • loon en ziektewetuitkeringen:
o naam werkgever: [vennootschap 5] B.V., loon over heel 2012: € 92.500,00;
o naam werkgever: [vennootschap 3] , loon over heel 2012:
€ 42.500,00;
o naam werkgever: [bank 1] , loon over heel 2012:
€ 105.60000;
o naam werkgever: [vennootschap 4] B.V., loon over heel 2012: € 25.300,00;
  • aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven: € 18.980,00;
  • restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren: € 6.250,00;
  • aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning: € 124.675,00.
Het digitale verzoek voorlopige aanslag ten name van verdachte [verdachte] over 2012, welk verzoek op 1 maart 2012 is ingediend, vermeldt blijkens de print van de digitale gegevens het volgende:
  • naam aangever: [verdachte] , geboortedatum: 1957-05-01, BSN [nummer 1] ;
  • inkomsten uit tegenwoordige arbeid:
o [bank 1] , loon uit tegenwoordige arbeid: € 50.000,00;
o [vennootschap 4] , loon uit tegenwoordige arbeid: € 50.000,00;
o [vennootschap 5] B.V., loon uit tegenwoordige arbeid: € 150.000,00;
  • reisaftrek openbaar vervoer: € 600,00;
  • aftrekbare kosten eigen woning:
o bedrag aan rente, schuld, kosten geldlening: € 184.000,00;
- scholingsuitgaven:
o aftrekbaar bedrag aan scholingsuitgaven: € 18.500,00. [31]
Het verzoek voorlopige aanslag ten name van verdachte [verdachte] over 2013, welk verzoek op 10 juni 2013 is ondertekend, vermeldt het volgende:
  • persoonlijke gegevens: [verdachte] P., burgerservicenummer [nummer 1] ;
  • loon en ziektewetuitkeringen:
o naam werkgever: [vennootschap 1] B.V., loon over heel 2013: € 24.000,00;
o naam werkgever: [stichting 3] , loon over heel 2013:
€ 12.000,00;
- aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven: € 15.360,00. [32]
Het verzoek voorlopige aanslag ten name van [echtgenote verdachte] over 2010, welk verzoek op 4 januari 2010 is ondertekend, vermeldt het volgende:
  • persoonlijke gegevens: [echtgenote verdachte] , BSN/sofinummer [nummer 2] ;
  • loon en ziektewetuitkeringen:
o naam werkgever: [stichting 4] , loon over heel 2010:
€ 75.000,00;
o naam werkgever: [stichting 2] , loon over heel 2010:
€ 90.000,00;
  • reisaftrek openbaar vervoer € 1.131,00;
  • aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning: € 104.675,00;
  • aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven € 3.500,00.
Het digitale verzoek voorlopige aanslag ten name van [echtgenote verdachte] over 2013, welk verzoek op 23 juni 2013 is ingediend, vermeldt blijkens de print van de digitale gegevens het volgende:
  • naam belanghebbende: [echtgenote verdachte] , BSN [nummer 2] ;
  • inkomsten uit tegenwoordige arbeid:
o [vennootschap 6] B.V., loon uit tegenwoordige arbeid: € 20.000,00;
  • aftrekbaar bedrag levensonderhoud kinderen: € 5.000,00;
  • scholingsuitgaven:
o aftrekbaar bedrag aan scholingsuitgaven: € 6.500,00. [34]
Door belastingambtenaar [belastingambtenaar] is een onderzoek ingesteld in de database waarin de loon- en uitkeringsgegevens staan vermeld van personen die in loondienst hebben gewerkt en waarvan de werkgever of uitkeringsinstantie in Nederland is gevestigd. Deze gegevens worden aangeleverd door de werkgevers en uitkeringsinstanties. In deze database werden de looninkomsten die de verdachte in voormelde verzoeken voorlopige aanslag heeft aangegeven, niet aangetroffen. [35]
De in het verzoek voorlopige aanslag ten name van [echtgenote verdachte] over 2010 opgegeven inkomsten werden door de Belastingdienst evenmin in genoemde database teruggevonden. [36] Weliswaar is de in het verzoek voorlopige aanslag ten name van [echtgenote verdachte] over 2013 vermelde werkgever [vennootschap 6] B.V. wel als inhoudingsplichtige bekend bij de fiscus, doch uit onderzoek naar de bankrekeningen van [echtgenote verdachte] komt naar voren dat niet het in het verzoek opgegeven bedrag van € 20.000,00 aan loon is genoten, doch slechts een bedrag ad € 9.958,33. [37]
Bij brief van 10 april 2012 is door de inspecteur der belastingen aan de verdachte verzocht om bescheiden, zoals salarisspecificaties, een specificatie en openbaar vervoerverklaring voor de reiskosten, betalingsbewijzen van betaalde hypotheekrente en specificaties en betalingsbewijzen van studiekosten aan de Belastingdienst toe te sturen.
De verdachte heeft daarop bij brief van 17 april 2012 gereageerd. De verzochte bescheiden waren niet bijgevoegd. [38] Wel heeft de verdachte bij deze brief twee overeenkomsten verstrekt die zijn afgesloten tussen hemzelf en twee financiële instellingen, te weten [vennootschap 4] B.V. en [bank 1] S.A. te Luxemburg. [39] In de overeenkomst met [vennootschap 4] van 13 oktober 2011 is vermeld dat de verdachte als remissier een vergoeding ontvangt voor het aanbrengen van beleggers, bestaande uit een beheerfee, een doorlopende provisie en/of een afsluitprovisie. In de overeenkomst met [bank 1] van 19 maart 2012 is (in het Engels) vermeld dat de verdachte als intermediair een vergoeding ontvangt, bestaande uit een bepaalde commissie.
Het hof stelt op grond van deze overeenkomsten vast dat de verdachte niet in dienstbetrekking tot deze bedrijven stond en dat er aldus van ingehouden loonheffing in dat verband geen sprake kan zijn geweest, noch dat de verdachte ten tijde van het opmaken van het verzoek voorlopige aanslag in redelijkheid mocht verwachten dat alsnog loonheffing zou worden ingehouden.
Het hof stelt vast dat in voormelde verzoeken voorlopige aanslag ten name van de verdachte en zijn echtgenote [echtgenote verdachte] als werkgevers zijn genoemd: [vennootschap 5] B.V., [vennootschap 1] B.V., [stichting 1] (in [vennootschap 5] ), [vennootschap 3] B.V., [vennootschap 2] B.V., [vennootschap 2] Europe B.V., [stichting 2/stichting 3] , [bank 1] , [bank 1] , [vennootschap 4] en [vennootschap 4] B.V.
Onderzoek heeft uitgewezen dat deze rechtspersonen bij de Belastingdienst niet bekend zijn als inhoudingsplichtige. [40] Naar het oordeel van het hof is daarom genoegzaam komen vast te staan dat er geen loonheffingen zijn ingehouden door die bedrijven ter zake van de voor die bedrijven vermeend verrichte werkzaamheden door de verdachte en/of [echtgenote verdachte] .
In de verzoeken voorlopige aanslag ten name van verdachte [verdachte] over 2011 en over 2012 is een restant persoonsgebonden aftrek over voorgaande jaren opgenomen. Volgens de gegevens van de Belastingdienst had de verdachte echter geen recht op die aftrek. De registratie van deze aftrekpost wordt bijgehouden door de Belastingdienst. [41]
Het hof constateert dat de grootste aftrekpost in de meeste verzoeken voorlopige aanslag op naam van de verdachte of van zijn echtgenote [echtgenote verdachte] bestaat uit de aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning. Uit de persoonlijke gegevens die op deze verzoeken voorlopige aanslag staan, is op te maken dat deze aftrekpost betrekking heeft op de financiering van de eigen woning aan de [adres] te Brasschaat (België). [42] Volgens een brief van [bank 2] Bankiers d.d. 25 mei 2007, gericht aan de verdachte en zijn echtgenote, is voor de woning een hypothecaire lening van € 1.975.000,00 afgesloten bij [bank 2] Bankiers N.V. te Brussel tegen een maandelijkse rente van € 8.549,78. [43] In een e-mail, afkomstig van [bank 2] Bankiers, is vermeld met betrekking tot het hypotheekdossier van de verdachte dat deze hypotheek op naam van de verdachte staat en dat de hypotheekakte is gedateerd 12 juni 2007. De daadwerkelijk betaalde rente over deze hypotheek is in 2008 gestopt. Een laatste betaling vond plaats op 16 april 2008. [44] Het hof stelt voorts, op grond van een e-mail d.d. 25 april 2014 [45] , vast dat in 2012 de eigen woning executoriaal is verkocht en dat de notaris toen (grote) bedragen aan rente aan de bank heeft uitbetaald. [46]
De verdachte heeft ter terechtzitting van de rechtbank, alwaar hij werd bijgestaan door een raadsman, verklaard dat achteraf bezien de verzoeken of wijzigingen voorlopige aanslag, zoals die in de tenlastelegging zijn gespecificeerd, onjuist zijn gedaan. Hij heeft de verzoeken of wijzigingen voorlopige aanslag die op zijn eigen naam waren gesteld, alsmede de onder feit 2 vermelde verzoeken of wijzigingen voorlopige aanslag ten name van zijn echtgenote, zelf ingevuld. De verzoeken of wijzigingen voorlopige aanslag heeft de verdachte zelf ingediend. De verdachte had een kantoor aan huis (het hof begrijpt: in 2010 te Brasschaat, in 2011 en 2012 te Roosendaal). Het klopt volgens de verdachte dat hij geen rente betaalde. De verdachte beschikte niet over een openbaar vervoerverklaring [47] en vermoedt dat de ingevulde post ‘persoonsgebonden aftrek’ ook niet juist was. Ook wist de verdachte dat hij bewijsstukken voor studiekosten moest bewaren. De verdachte heeft een en ander niet achteraf gecorrigeerd. [48]
Bij gelegenheid van haar verhoor door de politie heeft [echtgenote verdachte] verklaard dat zij in 2010 geen studies heeft gevolgd. Zij heeft geen openbaar vervoerverklaring. [49] Ook in 2013 heeft [echtgenote verdachte] geen cursus of studie gevolgd. Ten aanzien van de aftrekpost levensonderhoud kinderen is haar door verbalisanten voorgehouden dat daar geen recht op aftrek voor bestond [50] , maar [echtgenote verdachte] had daar geen verklaring voor. [51]
De vorengenoemde feiten en omstandigheden leiden het hof tot het oordeel dat de verzoeken voorlopige aanslag ten name van de verdachte en [echtgenote verdachte] opzettelijk valselijk door de verdachte zijn opgemaakt, in die zin dat de in de verzoeken genoemde bedragen aan looninkomsten en aftrekposten niet in overeenstemming met de werkelijkheid waren. Er bestond daarom geen recht op voorlopige teruggave. De verdachte en/of zijn echtgenote mochten ook niet verwachten dat de opgevoerde looninkomsten en aftrekposten in het betreffende belastingjaar zouden worden gerealiseerd.
Nu voorts is komen vast te staan dat de verzoeken of wijzigingen voorlopige aanslag bij de Belastingdienst zijn ingediend, kan naar het oordeel van het hof tevens wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte het oogmerk had de valselijk door hem opgemaakte verzoeken of wijzigingen voorlopige aanslag ten name van hemzelf en [echtgenote verdachte] als echt en onvervalst te gebruiken, hetgeen overigens niet door de verdediging is bestreden.
C.3Verzoeken of wijzigingen voorlopige aanslag ten name van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3]
Onder gezag van de officier van justitie bij het Functioneel Parket is tevens een onderzoek ingesteld naar verzoeken of wijzigingen voorlopige aanslag op naam van derden, waarbij hetzelfde correspondentieadres in Zundert en/of bankrekeningnummer als bij de verzoeken of wijzigingen voorlopige aanslag ten name van de verdachte waren gebruikt. De in deze verzoeken of wijzigingen voorlopige aanslag genoemde personen en/of bedrijven kwamen in de systemen voor in relatie tot de verdachte. Het betrof de verzoeken of wijzigingen voorlopige aanslag op naam van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] . Het is belastingambtenaar [belastingambtenaar] opgevallen dat in deze verzoeken hetzelfde handschrift voorkwam als in de verzoeken of wijzigingen voorlopige aanslag op naam van verdachte [verdachte] . Ook was in deze verzoeken of wijzigingen sprake van een hoog loon in combinatie met hoge aftrekposten. [52]
C.3.1 Verzoeken voorlopige aanslag op naam van [betrokkene 1]
Het verzoek voorlopige aanslag ten name van [betrokkene 1] over 2011, welk verzoek op 15 augustus 2011 is ondertekend, vermeldt het volgende:
  • persoonlijke gegevens: [betrokkene 1] , [voornamen betrokkene 1] , sofi-nr. [nummer 3] ;
  • loon en ziektewetuitkeringen:
o naam werkgever: [vennootschap 7] B.V., loon over heel 2011: € 52.000,00;
o naam werkgever: [eenmanszaak] , loon over heel 2011: € 12.000,00;
  • restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren: € 5.300,00;
  • aftrekbare studiekosten en andere scholingsuitgaven: € 12.500,00.
Het verzoek voorlopige aanslag ten name van [betrokkene 1] over 2012, welk verzoek op 10 maart 2012 is ondertekend, vermeldt het volgende:
  • persoonlijke gegevens: [betrokkene 1] , [voornamen betrokkene 1] , sofi-nr. [nummer 3] ;
  • loon en ziektewetuitkeringen:
o naam werkgever: [vennootschap 7] B.V., loon over heel 2012: € 65.000,00;
o naam werkgever: [eenmanszaak] , loon over heel 2012: € 10.000,00;
o naam werkgever: [vennootschap 9] B.V., loon over heel 2012: € 35.000,00;
  • aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning: € 46.500,00;
  • restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren: € 12.000,00;
  • aftrekbare studiekosten en andere scholingsuitgaven: € 16.500,00.
Het verzoek voorlopige aanslag ten name van [betrokkene 1] over 2012, welk verzoek op 28 december 2012 (waarschijnlijk zal zijn bedoeld: 28 december 2011 [55] ) is ondertekend, vermeldt het volgende:
  • persoonlijke gegevens: [betrokkene 1] , sofi-nr. [nummer 3] ;
  • loon en ziektewetuitkeringen:
o naam werkgever: [vennootschap 7] B.V., loon over heel 2012: € 52.000,00;
o naam werkgever: [eenmanszaak] , loon over heel 2012: € 23.000,00;
o naam werkgever: [vennootschap 9] B.V., loon over heel 2012: € 38.5000,00;
  • aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning: € 36.400,00;
  • restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren: € 6.050,00;
  • aftrekbare studiekosten en andere scholingsuitgaven: € 16.500,00.
Uit de Belastingdienst ter beschikking staande gegevens volgt dat [betrokkene 1] niet de inkomsten heeft genoten zoals deze in voormelde verzoeken voorlopige aanslag zijn opgenomen. [vennootschap 7] B.V. en haar dochteronderneming [vennootschap 9] B.V. zijn sinds 30 oktober 2006 respectievelijk 14 mei 1993 niet meer inhoudingsplichtig voor de loonheffing. [eenmanszaak] is een eenmanszaak van [betrokkene 1] die sinds 16 december 2002 niet meer inhoudingsplichtig is voor loonheffing. [57]
Inzake de op zijn naam ingediende verzoeken of wijzigingen voorlopige aanslag over 2011 en 2012 heeft [betrokkene 1] verklaard dat hij hierop het handschrift van de verdachte herkent, dat de in die verzoeken vermelde looninkomsten uit de duim van de verdachte zijn gezogen en dat er geen looninkomsten waren waarop loonheffing ingehouden zou zijn. Ook heeft hij verklaard geen studiekosten te hebben gemaakt en is de vermelde aftrek van hypotheekrente bij elkaar gelogen. Voorts weet [betrokkene 1] niet waar de post ‘restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren’ vandaan komt en is dat ook door de verdachte uit zijn duim gezogen. [betrokkene 1] heeft erkend dat zijn handtekening op de eerste bladzijde van de formulieren staat en dat hij zijn bankrekeningnummer heeft geschreven op de voorlopige aanslag over het jaar 2011. De verdachte had tegen [betrokkene 1] gezegd dat hij alles voor [betrokkene 1] zou regelen en de verdachte kwam toen met dit formulier aanzetten, dat [betrokkene 1] moest ondertekenen. [58]
De verdachte wist dat [betrokkene 1] niet in aanmerking kwam voor een voorlopige teruggave. Dit volgt uit een op 25 oktober 2012 gedateerde, van de verdachte aan [betrokkene 1] gerichte e-mail, waarin is vermeld: ‘Je hebt geen salaris en voldoet geen loonbelasting. Dan heb je ook geen recht op VA rente teruggaaf e.d.’. [59]
C.3.2 Verzoek voorlopige aanslag op naam van [betrokkene 2]
Het verzoek voorlopige aanslag ten name van [betrokkene 2] over 2012, welk verzoek op
1 maart 2012 is ondertekend, vermeldt het volgende:
  • persoonlijke gegevens: [betrokkene 2] , sofi-nr. [nummer 4] ;
  • loon en ziektewetuitkeringen:
o naam werkgever: [vennootschap 10] B.V., loon over heel 2012:
€ 90.500,00;
o naam werkgever: [vennootschap 11] , loon over heel 2012: € 40.500,00;
  • reisaftrek openbaar vervoer: € 600,00;
  • aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven: € 36.000,00;
  • restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren: € 3.000,00;
  • aftrekbare studiekosten en andere scholingsuitgaven: € 16.500,00.
In het verzoek voorlopige aanslag op naam van [betrokkene 2] is het bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] vermeld. Dat rekeningnummer komt overeen met het bankrekeningnummer dat was geregistreerd voor de uitbetaling van de voorlopige teruggaven aan verdachte [verdachte] . [61]
Bij de Belastingdienst waren geen loongegevens van [betrokkene 2] over 2012 bekend. Er is door [betrokkene 2] in 2012 geen loonbelasting in Nederland betaald. [62]
Over het verzoek voorlopige aanslag over 2012 heeft [betrokkene 2] als getuige verklaard dat de verdachte dit verzoek heeft ingevuld. De door de verdachte ingevulde looninkomsten en aftrekposten zijn volgens [betrokkene 2] niet waar. Uit de twee genoemde ondernemingen heeft [betrokkene 2] volgens eigen zeggen geen looninkomsten gehad en door die ondernemingen is ook nooit loonbelasting afgedragen. [betrokkene 2] betaalde weliswaar hypotheekrente, maar niet zoveel als door de verdachte is opgegeven. Voor wat betreft de overige aftrekposten verklaarde [betrokkene 2] dat die door de verdachte zijn verzonnen en dat hij geen kosten heeft gemaakt voor die aftrekposten. [63]
C.3.3 Verzoek voorlopige aanslag op naam van [betrokkene 3]Het verzoek voorlopige aanslag ten name van [betrokkene 3] over 2012, welk verzoek op
31 maart 2012 is ondertekend, vermeldt het volgende:
  • persoonlijke gegevens: [betrokkene 3] [voorletters betrokkene 3] , sofi-nr. 150975570;
  • loon en ziektewetuitkeringen:
o naam werkgever: [vennootschap 12] , loon over heel 2012: € 32.000,00;
o naam werkgever: [vennootschap 5] B.V. Breda, loon over heel 2012: € 60.500,00;
o naam werkgever: [stichting 5] , loon over heel 2012: € 45.500,00;
  • reisaftrek openbaar vervoer: € 661,00;
  • aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning: € 46.000,00;
  • restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren: € 13.300,00;
  • aftrekbare studiekosten en andere scholingsuitgaven: € 16.500,00.
Ook ter zake van [betrokkene 3] waren bij de Belastingdienst over 2012 geen loongegevens bekend. Er is in 2012 geen loonbelasting in Nederland door [betrokkene 3] betaald. [65]
Over het ten name van haarzelf gestelde verzoek voorlopige aanslag heeft [betrokkene 3] verklaard dat zij niets van dit verzoek afwist. Zij herkent het handschrift van de verdachte op dit verzoek. Bij [vennootschap 5] B.V. en [stichting 5] is zij nimmer in loondienst geweest en [vennootschap 12] is haar eigen bedrijf. Uit laatstgenoemd bedrijf heeft zij veel minder inkomsten gehad dan in het verzoek is opgegeven. Zij had voorts in 2012 geen eigen woning en dus ook geen hypotheek. De bedragen van de overige aftrekposten zijn ook allemaal verzonnen, aldus [betrokkene 3] . [66]
C.3.4 Tussenconclusie verzoeken voorlopige aanslag op naam van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3]
Uit de getuigenverklaringen van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] volgt naar het oordeel van het hof dat de verzoeken of wijzigingen voorlopige aanslag op hun naam door de verdachte zijn opgemaakt. Deze de verdachte belastende verklaringen vinden bevestiging in de omstandigheid dat door belastingambtenaar [belastingambtenaar] is geconstateerd dat in de verzoeken ten name van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] hetzelfde handschrift voorkwam als in de verzoeken voorlopige aanslag op naam van verdachte [verdachte] . Het hof stelt vast dat de verdachte heeft erkend de verzoeken voorlopige aanslag die op zijn eigen naam staan, te hebben ingevuld. Voor het hof is derhalve tevens komen vast te staan de verzoeken voorlopige aanslag ten name van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] eveneens door de verdachte zijn opgemaakt. Hetgeen dienaangaande ter terechtzitting in hoger beroep door de raadsman ten verwere is aangevoerd, vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen.
Op grond van de getuigenverklaringen van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en voornoemde bevindingen van de Belastingdienst, alle in onderling verband en samenhang bezien, stelt het hof voorts vast dat de in de ten name van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] gestelde verzoeken of wijzigingen voorlopige aanslag opgegeven looninkomsten en aftrekposten vals zijn, aangezien deze niet in overeenstemming met de werkelijkheid waren. Er bestond daarom geen recht op voorlopige teruggave. Er mocht in redelijkheid ook niet worden verwacht dat de opgevoerde looninkomsten en aftrekposten in het betreffende belastingjaar zouden worden gerealiseerd, aangezien de ingevulde gegevens (al dan niet gedeeltelijk) fictief waren. Uit de e-mail van de verdachte aan [betrokkene 1] volgt bovendien dat de verdachte wist dat geen recht op voorlopige teruggaaf bestond.
Aangezien de verzoeken voorlopige aanslag ten name van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] bij de Belastingdienst zijn ingediend, kan naar ’s hofs oordeel eveneens wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte het oogmerk had deze valselijk door hem opgemaakte verzoeken of wijzigingen voorlopige aanslag als echt en onvervalst te gebruiken, dan wel door anderen te doen gebruiken. Het hof vermag overigens in redelijkheid niet in te zien voor welk ander doel dan het verkrijgen van een voorlopige teruggaaf een daartoe strekkend verzoek/formulier wordt ingevuld. De hieromtrent door de verdediging betrokken stelling dat sprake was van voorbeelden, is – tegen de achtergrond van de getuigenverklaringen van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] , alsmede gelet op het feit dat de door de verdachte ingevulde verzoeken daadwerkelijk bij de Belastingdienst zijn ingediend – volstrekt ongeloofwaardig.

D.

Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien en slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft –, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Het verweer van de verdediging, inhoudende dat het verzuim om de verdachte te wijzen op het recht dat een raadsman aanwezig mocht zijn bij het verhoor door de Belastingdienst/FIOD een schending van artikel 6 van het EVRM oplevert en de afgelegde verklaringen van de verdachte bij gelegenheid van zijn verhoren derhalve, zo begrijpt het hof, moeten worden uitgesloten van het bewijs, behoeft geen (nadere) bespreking, nu deze bestreden bewijsmiddelen niet tot het bewijs worden gebezigd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wordt telkens als volgt gekwalificeerd:

valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift. De verdachte heeft gedurende een periode van ruim drie jaren valselijk verzoeken voorlopige aanslag voor de inkomstenbelasting opgemaakt. De verdachte heeft deze verzoeken niet alleen voor zichzelf opgemaakt, maar ook voor zijn echtgenote en een drietal kennissen. Daarbij deed hij zich voor als een ter zake deskundige belastingadviseur.
De formulieren waarmee de verzoeken of wijzigingen voorlopige aanslag kunnen worden gedaan zijn daadwerkelijk ingediend bij de Belastingdienst, waardoor ten onrechte inkomstenbelasting is teruggevraagd over het betreffende lopende belastingjaar. Door de fiscus is vervolgens overgegaan tot uitbetaling van een bedrag van € 148.926,00. De verdachte heeft voorts verzuimd nadien een en ander te corrigeren.
Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard. Bij belastingheffing zijn immers in het algemeen gewichtige gemeenschapsbelangen betrokken, nu daarmee wordt beoogd de Staat der Nederlanden geldmiddelen te verschaffen die voor zijn instandhouding en taakvervulling noodzakelijk zijn. De verdachte heeft door zijn handelwijze deze gemeenschapsbelangen geschonden. Dergelijk strafbaar gedrag leidt er uiteindelijk toe dat bonafide belastingplichtigen meer belasting moeten betalen. Voorts is het voor een goede werking van het systeem van de belastingheffing essentieel dat kan worden uitgegaan van de betrouwbaarheid, juistheid en volledigheid van de aan de fiscus verstrekte informatie. Het systeem van de inkomstenbelasting is immers mede gebaseerd op het vertrouwen dat de belastingplichtige een juist verzoek tot het verlenen van een voorlopige teruggaaf doet en dat de Belastingdienst op basis daarvan vaststelt of de belastingplichtige in aanmerking komt voor een voorlopige teruggaaf. De verdachte heeft hiervan grof misbruik gemaakt. Door verzoeken of wijzigingen te doen die niet stroken met de werkelijkheid, wordt de heffingssystematiek van de inkomstenbelasting ondergraven.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 oktober 2019, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder in Nederland onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld. Echter, uit dit uittreksel komt wel naar voren dat de verdachte bij vonnis van de correctionele rechtbank van Antwerpen ter zake van valsheid in geschrift en faillissementsfraude onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en een geldboete van € 500,00 subsidiair 3 maanden gevangenisstraf, alsmede dat aan hem een beroepsverbod is opgelegd voor de duur van 5 jaren.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van de rechtbank heeft de verdachte onder meer naar voren gebracht dat hij sinds 2014 gescheiden is van tafel en bed, hij in een zakelijk conflict met [bank 2] Bankiers verzeild is geraakt, hij in een armoedeval terecht is gekomen, hij zijn kinderen sinds lange tijd niet meer heeft gezien, hij een bijstandsuitkering geniet, hij een grote schuldenlast kent en hij ernstig te kampen heeft met zijn slechte gezondheid. De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat bij de verdachte een posttraumatische stressstoornis en een dissociatieve toestand is gediagnosticeerd, dat hij onder behandeling staat van een psycholoog en psychiater, dat de behandelaar van mening is dat de verdachte detentieongeschikt is en dat de verdachte recent een omleidingsoperatie bij zijn maag heeft moeten ondergaan.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte (waaronder zijn geestelijke en lichamelijke gezondheidssituatie), in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof acht op basis van de ter beschikking staande informatie omtrent de geestelijke en fysieke gezondheidssituatie van de verdachte onvoldoende onderbouwd geworden dat de verdachte detentieongeschikt zou zijn, nu slechts heel algemeen door de behandelend psychiater is gemeld dat de verdachte ‘wegens medisch-psychiatrische redenen detentieongeschikt is en met grote waarschijnlijkheid zal blijven’. Met de genoemde klachten van de verdachte kan, naar het oordeel van het hof, rekening worden gehouden tijdens zijn detentie.
Met oplegging van de respectievelijk door de rechtbank gevonniste en door advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsook in de door de raadsman bepleite taakstraf in combinatie met een geldboete, zou naar ’s hofs oordeel onvoldoende recht worden gedaan aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Daarbij heeft het hof tevens de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van fraude, in aanmerking genomen. Het hof zal derhalve overgaan tot oplegging van een gevangenisstraf van langere duur.
Alles afwegende acht het hof in beginsel oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Met oplegging van deze gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak het volgende. Het hof stelt vast dat de verdachte voor het eerst op 29 april 2014 door de FIOD als verdachte is gehoord. Nadat hij was gedagvaard voor de rechtbank en de zaak in eerste aanleg was behandeld, heeft de rechtbank op 26 september 2017 vonnis gewezen. Vervolgens is namens de verdachte op 3 oktober 2017 hoger beroep ingesteld. Het hof doet bij arrest van heden – 17 december 2019 – einduitspraak. Het tijdsverloop tussen het aanvangsmoment van de ‘criminal charge’ als bedoeld in artikel 6 van het EVRM en het wijzen van vonnis door de rechtbank bedraagt derhalve 2 jaren en bijna 5 maanden. Het tijdsverloop tussen het instellen van hoger beroep en het wijzen van eindarrest bedraagt op basis van het voormelde iets meer dan 2 jaren en 2 maanden. Voorts behelst de totale procesduur in eerste aanleg en hoger beroep meer dan 4 jaren.
Bij de beoordeling of de redelijke termijn is overschreden kunnen bijzondere omstandigheden een rol spelen, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Hoewel de onderhavige zaak complex van aard is en het tijdsverloop met name is toe te rekenen aan de door de verdediging in rechte gehonoreerde verzoeken tot aanhouding, is het hof van oordeel dat die redenen niet het gehele tijdsverloop verklaren.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat de redelijke termijn in totaliteit met ongeveer 1 jaar en 7 maanden is overschreden. Het hof zal deze overschrijding ten faveure van de verdachte verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat de op te leggen gevangenisstraf zal worden gematigd met 1 maand.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Al hetgeen overigens door de verdediging omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren is gebracht, leidt het hof niet tot een andersluidend oordeel.
Beslag
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat er tijdens het vooronderzoek strafvorderlijk beslag is gelegd op twee ordners met documenten. Voor het hof is niet genoegzaam komen vast te staan wie in juridische zin als rechthebbende van deze inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen kan worden aangemerkt. Het hof zal derhalve daarvan de bewaring gelasten ten behoeve van de rechthebbende.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee ordners met documenten met de respectievelijke beslagnummers OI2967-51629-1/1 en OI2967-51662-1/1.
Aldus gewezen door:
mr. drs. P. Fortuin, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. P.J. Hödl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.N. van Veen, griffier,
en op 17 december 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. drs. P. Fortuin is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.HR 12 maart 2019, nr. S 17/01038, ECLI:NL:HR:2019:341.
2.EHRM 28 mei 2019, nr. 23192/15, ECLI:CE:ECHR:2019:0528JUD002319215 (Van de Kolk versus Nederland).
3.Conclusie van de advocaat-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden van 8 oktober 2019,
4.De verdediging schaart zich hiermee achter een vaker door het Openbaar Ministerie verdedigde opvatting. Het hof merkt op dat de advocaat-generaal in de onderhavige zaak in reactie op het preliminair verweer dit standpunt heeft afgezwakt, in die zin dat naar voren is gebracht dat ter zake van artikel 69, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen mogelijk sprake is van een kwaliteitsdelict, maar dat daarover discussie bestaat. Zie in dit verband ook de conclusie van de advocaat-generaal bij de Hoge Raad van 5 november 2019, ECLI:NL:PHR:2019:1097.
5.Vgl. onder meer: Hof ’s-Hertogenbosch 1 juli 2014, nr. 20-001389-13, ECLI:NL:GHSHE:2014:2341; Hof ’s-Hertogenbosch 9 juni 2015, 20-002807-12, ECLI:NL:GHSHE:2015:2096; Hof ’s-Hertogenbosch 2 augustus 2016, nr. 20-003276-12, ECLI:NL:GHSHE:2016:3347; Hof ’s-Hertogenbosch 21 november 2017, nr. 20-001923-16, ECLI:NL:GHSHE:2017:5149; Hof ’s-Hertogenbosch 21 november 2017, nr. 20-001924-16, ECLI:NL:GHSHE:2017:5150; Hof ’s-Hertogenbosch 4 juni 2019, nr. 20-001584-17, ECLI:NL:GHSHE:2019:2102; Hof ’s-Hertogenbosch 11 september 2019, nr. 20-002142-16, ECLI:NL:GHSHE:2019:3314 en Hof ’s-Hertogenbosch 19 november 2019, nr. 20-001236-17, ECLI:NL:GHSHE:2019:4232.
6.Artikel 23 van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994.
7.Artikel 9:5, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
8.Artikel 9:5 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
9.HR 23 december 2003, nr. 00158/03, ECLI:NL:HR:2003:AL6161 en Hof ’s-Hertogenbosch 1 juli 2014, nr. 20-001389-13, ECLI:NL:GHSHE:2014:2341; Hof ’s-Hertogenbosch 9 juni 2015, 20-002807-12, ECLI:NL:GHSHE:2015:2096; Hof ’s-Hertogenbosch 2 augustus 2016, nr. 20-003276-12, ECLI:NL:GHSHE:2016:3347; Hof ’s-Hertogenbosch 21 november 2017, nr. 20-001923-16, ECLI:NL:GHSHE:2017:5149; Hof ’s-Hertogenbosch 21 november 2017, nr. 20-001924-16, ECLI:NL:GHSHE:2017:5150; Hof ’s-Hertogenbosch 4 juni 2019, nr. 20-001584-17, ECLI:NL:GHSHE:2019:2102; Hof ’s-Hertogenbosch 11 september 2019, nr. 20-002142-16, ECLI:NL:GHSHE:2019:3314 en Hof ’s-Hertogenbosch 19 november 2019, nr. 20-001236-17, ECLI:NL:GHSHE:2019:4232. Zie ook: artikel 46 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
10.
11.Een uitzondering is de parkeerbelasting. In artikel 236 van de Gemeentewet is bepaald dat een uitnodiging tot het doen van aangifte niet vereist is en dat de plicht om de parkeerbelasting te betalen ook bestaat zonder een uitnodiging.
12.Artikel 6, lid 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
13.Artikel 67ca van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
14.HR 27 maart 1996, nr. 31209, ECLI:NL:HR:1996:AA2004; HR 12 juli 2013, nr. 12/00517, ECLI:NL:HR:2013:30, r.o. 3.4.3 en Hof ’s-Hertogenbosch 20 juni 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2771.
15.
16.Zie ook: Hof ’s-Hertogenbosch 4 juni 2019, nr. 20-001584-17, ECLI:NL:GHSHE:2019:2102.
17.Met uitzondering van het voorheen genoemde ‘T-biljet’ dat wordt ingediend door iemand voor zichzelf: artikel 9.4, lid 1, aanhef en onderdeel b, Wet inkomstenbelasting 2001 en art. 45 Uitvoeringsregeling Wet inkomstenbelasting 2001.
18.Onderstreping hof.
19.Onderstreping hof.
20.
21.Onderstreping hof.
22.Hof: dit betreft de situatie waarin twee partners gezamenlijk aangifte (inkomstenbelasting) doen, maar slechts één van hen is uitgenodigd tot het doen van aangifte.
23.
24.Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD, kantoor Roosendaal, op ambtseed opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD, gesloten d.d. 3 december 2014, dossiernummer 51629, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van de Belastingdienst/FIOD met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-1210.
25.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2013, p. 264-267 en de bijbehorende verzoeken voorlopige aanslag ten name van [verdachte] en [echtgenote verdachte] , D-001 tot en met D-008, p. 696-780.
26.Verzoek voorlopige aanslag over 2010, bijlage D-001, p. 696-700.
27.Verzoek voorlopige aanslag over 2010, bijlage D-002, p. 706-710.
28.Het vermelde bedrag is onduidelijk te lezen. Het bedrag aan restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren bedraagt in elk geval ten minste € 3.200,00.
29.Verzoek voorlopige aanslag over 2011, bijlage D-003, p. 716-722.
30.Verzoek voorlopige aanslag over 2012, bijlage D-004, p. 732-742.
31.Verzoek voorlopige aanslag over 2012, bijlage D-005, p. 750-752.
32.Verzoek voorlopige aanslag over 2013, bijlage D-006, p. 755-763.
33.Verzoek voorlopige aanslag over 2010, bijlage D-007, p. 769-774.
34.Verzoek voorlopige aanslag over 2013, bijlage D-008, p. 779-780.
35.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2013, p. 265 in combinatie met de documentbijlage D-013, p. 822-825.
36.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2013, p. 266 in combinatie met de documentbijlage D-014, p. 826-829.
37.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2013, p. 268; proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 mei 2014, p. 293-294.
38.Proces-verbaal van verhoor getuige [belastingambtenaar] d.d. 8 november 2013, p. 524.
39.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2013, p. 268 in combinatie met de documentenbijlagen D-010b en D-010c, p. 789-805.
40.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2013, p. 267-268.
41.Proces-verbaal van verhoor getuige [belastingambtenaar] d.d. 8 november 2013, p. 530.
42.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 december 2014, p. 17.
43.Brief van [bank 2] Bankiers d.d. 25 mei 2017, document D-10a, p. 785-787.
44.E-mail van [bank 2] Bankiers d.d. 28 april 2014, document D-032, p. 931. 929-930.
45.E-mail van [bank 2] Bankiers d.d. 25 april 2014, document D-031, p. 929-930.
46.Om die reden zal het hof de verdachte vrijspreken van het ten onrechte in aftrek brengen van rente voor de eigen woning in de verzoeken voorlopige aanslag over 2012.
47.Daarom bestaat geen recht op reisaftrek openbaar vervoer, zie het proces-verbaal van verhoor getuige [belastingambtenaar] d.d. 5 december 2013, p. 536.
48.Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda van 28 augustus 2017, p. 2-3.
49.Daarom bestaat geen recht op reisaftrek openbaar vervoer, zie het proces-verbaal van verhoor getuige [belastingambtenaar] d.d. 5 december 2013, p. 536.
50.Zie ook het proces-verbaal van verhoor getuige [belastingambtenaar] d.d. 5 december 2013, p. 536.
51.Proces-verbaal van verhoor verdachte [echtgenote verdachte] d.d. 29 april 2014, p. 509-511.
52.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 december 2014, p. 9-10; Proces-verbaal van verhoor getuige [belastingambtenaar] d.d. 8 november 2013, p. 524-525.
53.Verzoek voorlopige aanslag over 2011, bijlage D-033, p. 932-940.
54.Verzoek voorlopige aanslag over 2012, bijlage D-034, p. 948-958.
55.Vgl. de datum van binnenkomst bij de Belastingdienst. Zie daarvoor de ambtsedige verklaring d.d. 24 september 2014, ambtshandeling 31, p. 380.
56.Verzoek voorlopige aanslag over 2012, bijlage D-035, p. 966-976.
57.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 december 2014, p. 93.
58.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1] d.d. 30 april 2014, p. 548-550.
59.E-mail van verdachte [verdachte] aan [betrokkene 1] d.d. 25 oktober 2012, p. 1120.
60.Verzoek voorlopige aanslag over 2012, bijlage D-043a, p. 1028-1038.
61.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 december 2014, p. 10.
62.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 december 2014, p. 112.
63.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] d.d. 19 juni 2014, p. 566-567.
64.Verzoek voorlopige aanslag over 2012, bijlage D-049, p. 1062-1072.
65.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 december 2014, p. 127.
66.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 3] d.d. 20 juni 2014, p. 574-575.