Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte],
primair) de verdachte zal vrijspreken van het primair ten laste gelegde, en bewezen zal verklaren hetgeen subsidiair ten laste is gelegd;
subsidiair) de verdachte zal vrijspreken van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde, en bewezen zal verklaren hetgeen meest subsidiair ten laste is gelegd;
ingeleverdeaangiften omzetbelasting, hetgeen impliceert dat de verdachte ook gebruik heeft gemaakt van de valse aangiften, hetgeen valt onder het bereik van artikel 225, tweede lid, Sr, althans zo verstaat het hof het verweer van de raadsvrouwe. De raadsvrouwe heeft in dat verband verwezen naar een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 februari 2013 (ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ1739), waarbij de rechtbank overwoog dat er ook gevallen denkbaar zijn waarin een vervolging op grond van het eerste lid van artikel 225 Sr in strijd is met het vierde lid van artikel 69 Awr.
verdenking(cursivering hof) was dat deze opzettelijk zijn begaan, en waarbij sprake is van een belastingnadeel van tussen € 10.000,-- (drempelbedrag voor particulieren) dan wel € 15.000,-- (drempelbedrag voor ondernemingen) en € 125.000,--. Of opzettelijk handelen ook daadwerkelijk kan worden bewezen is uiteindelijk aan de rechter. Het verweer onder A.1. treft aldus geen doel.
eerste lid,Sr, te weten het – kort gezegd – plegen van valsheid in geschrift door het valselijk opmaken of vervalsen van aangiften voor de omzetbelasting ten name van [medeverdachte 1] Het hof overweegt voorts dat het een uitdrukkelijke keuze is geweest van de wetgever om de vervolgingsuitsluitingsgrond van artikel 69, vierde lid, Awr te beperken tot die gevallen waarin de tenlastelegging is toegesneden op artikel 225
, tweede lid,Sr. Het is niet aan de rechter om zulks uit te breiden.
eerste lid,Sr, de vervolgingsuitsluitingsgrond van artikel 69, vierde lid, Awr aan de orde kan zijn, berust op een verkeerde lezing van het vonnis. Immers, de betreffende uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant handelt over het voegen van valse facturen in de bedrijfsadministratie waarmee de facto sprake is van het voeren en voorhanden hebben van een valse bedrijfsadministratie. Omdat het voeren van de administratie niet op een correcte wijze is geschied, kan dit feit in de aangehaalde uitspraak worden vervolgd op grond van artikel 68 lid 1 onder d Awr. Het is strafbaar gesteld in artikel 69, lid 1 Awr en om die reden is op grond van artikel 69 lid 4 Awr, vervolging op grond van artikel 225 Sr uitgesloten. Daarvan is in de onderhavige zaak echter geen sprake. Ook het verweer onder A.2. treft geen doel.
primairten laste gelegde is het hof, met de rechtbank en de procespartijen, van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van feitelijk leidinggeven als bedoeld in artikel 51 Sr.
subsidiairten laste gelegde is het hof, met de verdediging maar anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat op basis van de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting niet, althans met onvoldoende mate van zekerheid, kan worden vastgesteld dat sprake is van straffeloosheid van [medeverdachte 1] dan wel van eigenaar [medeverdachte 2], hetgeen een vereiste is voor een bewezenverklaring van de deelnemingsvorm “doen plegen”.
meer subsidiairten laste gelegde overweegt het hof als volgt.
De voorgestelde regeling wijkt in zover af van de bestaande, dat de verplichting tot het doen van aangifte steeds – dus ook met betrekking tot de belastingen welke op aangifte moeten worden voldaan of afgedragen – eerst zal ontstaan door uitreiking van een aangiftebiljet en niet rechtstreeks uit de wet voortvloeit.”
meest subsidiairten laste gelegde (mede)plegen van valsheid in geschrift als volgt.
BESLISSING
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: