Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[vestigingsplaats],
1.Ontstaan en loop van het geding
.
2.Feiten
.[de klant 1] omschrijft haar bedrijfsactiviteiten als groothandel en distributeur van consumenten elektronica en haar directeur is [de directeur] .
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
- Belanghebbende is een professionele speler op het gebied van de internationale handel in mobiele telefoons;
- Belanghebbende is op de hoogte dat sprake is van handel in fraudegevoelige goederen;
- Van een marktdeelnemer als belanghebbende kan worden verlangd dat zij vaststelt of de afnemer een btw-identificatienummer heeft van de lidstaat van aankomst van de goederen. Met de leveringen onder het Britse btw-identificatienummer, terwijl de telefoons niet naar het Verenigd Koninkrijk werden vervoerd, kon belanghebbende weten dat [de klant 1] geen aangifte ging doen van de intracommunautaire verwervingen;
- Aan belanghebbende zijn in het verleden waarschuwingsbrieven over andere handelspartners dan [de klant 1] uitgereikt, omdat belanghebbende zich bevond in een handelsketen waarin personen niet aan hun fiscale verplichtingen voldeden. In dit kader zijn er met belanghebbende afspraken gemaakt omtrent het melden van nieuwe afnemers en leveranciers;
- Er zijn meerdere malen vragen gesteld door de Inspecteur aan belastingautoriteiten van andere lidstaten omtrent afnemers in het buitenland in het kader van internationale gegevensuitwisseling. Uit de gegevensuitwisselingen is gebleken dat er volgend op de transacties tussen belanghebbende en [de klant 1] sprake is van een ingewikkelde, ondoorzichtige en lange handelsketen waarbij in meerdere, latere, schakels sprake is van btw-fraudesituaties.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken van de Inspecteur;
- vernietigt de naheffingsaanslag;
- gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende een teruggaaf van omzetbelasting voor het tijdvak januari 2013 verleent ten bedrage van € 175.640;
- gelast dat de Inspecteur vergoedt het door belanghebbende betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van het beroep en van het hoger beroep van, tezamen, € 832;
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het bezwaar aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 254;
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding bij de Rechtbank en bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op, in totaal, € 2.048; en
- veroordeelt de Minister tot vergoeding aan belanghebbende van de door haar geleden immateriële schade tot een bedrag van € 500.