Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de toepassing van het nultarief op omzetbelasting door een handelaar in mobiele telefoons en tablets. De belanghebbende had een teruggaaf van omzetbelasting aangevraagd over het tijdvak januari 2013, maar de inspecteur van de Belastingdienst weigerde deze teruggaaf en legde een naheffingsaanslag op. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet voldeed aan de formele voorwaarden voor het toepassen van het nultarief, omdat zij niet beschikte over een btw-identificatienummer in het land van aankomst van de goederen. De rechtbank stelde vast dat er sprake was van btw-fraude in de keten, waarbij de belanghebbende onvoldoende maatregelen had genomen om te voorkomen dat zij betrokken raakte bij deze fraude. De rechtbank verklaarde de beroepen van de belanghebbende ongegrond en bevestigde de beslissing van de inspecteur om de teruggaaf te weigeren.
De belanghebbende had mobiele telefoons en tablets geleverd aan een Britse afnemer, waarbij de goederen naar Duitsland en Polen waren vervoerd. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de afnemer over de vereiste btw-identificatienummers beschikte in de landen waar de goederen waren afgeleverd. De rechtbank benadrukte dat de bewijslast voor het toepassen van het nultarief bij de belanghebbende lag en dat het ontbreken van de juiste identificatienummers in dit geval leidde tot de conclusie dat het nultarief niet terecht was toegepast. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur de teruggaaf van omzetbelasting terecht had geweigerd en dat de beroepen ongegrond waren.