Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak verzoekt een Oostenrijkse privatstiftung om teruggaaf van dividendbelasting die is ingehouden op dividenden van een Nederlandse vennootschap. De belanghebbende, opgericht door [B], is in Oostenrijk onderworpen aan vennootschapsbelasting, maar de ontvangen dividenden zijn daar vrijgesteld van belastingheffing. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelt dat [B] over het vermogen van de belanghebbende kan beschikken als ware het zijn eigen vermogen, waardoor de belanghebbende niet de uiteindelijk gerechtigde is tot de dividenden. Het Hof verwerpt het betoog van de belanghebbende dat de transparantie-jurisprudentie niet van toepassing is op de dividendbelasting en concludeert dat er geen recht bestaat op teruggave van de dividendbelasting. De uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant wordt bevestigd, waarbij ook de proceskostenvergoeding aan de orde komt. Het Hof oordeelt dat de wegingsfactor van 0,5 voor de proceskostenvergoeding onterecht is toegepast, maar het hoger beroep op dit punt wordt ongegrond verklaard. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en de uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd.