ECLI:NL:GHSHE:2019:1882

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
20-002737-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van brandstof door onbevoegd gebruik van tankpas

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van diefstal van brandstof door onbevoegd gebruik te maken van een tankpas. Het hof oordeelt dat de verdachte, door gebruik te maken van de tankpas van zijn werkgever zonder toestemming, meerdere geldbedragen heeft weggenomen, wat in strijd is met artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft in de periode van 28 april 2017 tot en met 2 mei 2017 in Nederland, samen met een mededader, benzine getankt met de tankpas van de werkgever, wat resulteerde in financiële schade voor het bedrijf. De verdachte heeft verklaard dat hij de tankpas had gekregen van een mededader als betaling voor drugs. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, waarbij het hof de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in overweging heeft genomen. Het hof heeft het eerdere vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof tot een andere bewezenverklaring is gekomen dan de politierechter. De verdachte is vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002737-18
Uitspraak : 20 mei 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 21 augustus 2018 in de strafzaak met parketnummer
01-251714-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen, met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft zij een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 februari 2017 tot en met 6 mei 2017 te Geldrop, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (telkens) benzine en/of (een)(meerdere) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) de/het voornoemde goed(eren)(telkens) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van het onbevoegd gebruik maken van een tankpas (merk: Esso, voorzien van pasnummer [nummer] ) en/of een pincode, in elk geval door middel van een valse sleutel tot het gebruik waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet was/waren gerechtigd;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 28 april 2017 tot en met 2 mei 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen telkens geldbedragen, toebehorende aan [bedrijf] , waarbij hij, verdachte, en zijn mededader de voornoemde goederen telkens onder hun bereik hebben gebracht door middel van het onbevoegd gebruik maken van een tankpas (merk: Esso, voorzien van pasnummer [nummer] ) en door middel van een valse sleutel, zijnde een pincode, tot het gebruik waarvan hij, verdachte, en zijn mededader niet waren gerechtigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen [1]
1.
Een proces-verbaal van aangifte, voor zover inhoudend als verklaring van [aangeefster] , zakelijk weergegeven: [2]
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik ben [naam] , ik ben bedrijfsleidster van [bedrijf] te Westerhoven. Ik wens aangifte te doen van diefstal. [bedrijf] telt 3 personen welke op de loonlijst staan, [onder wie] [medeverdachte 1] sinds oktober 2016. [medeverdachte 1] is betonafwerker.
Het bedrijf telt 8 bedrijfswagens welke allemaal voorzien [zijn] van 3 tankpassen per bedrijfswagen. Dat wil zeggen Esso, EDC en Tamoil. De tankpassen worden op de man per bus uitgereikt en de spelregels worden daarbij uitgelegd. Dat wil zeggen dat er enkel bedrijfsmatig brandstof getankt wordt, ten behoeve van de bedrijfswagens en de machines. De bedrijfswagens rijden alle op diesel. De gereedschappen zoals de vlindermachines om de vloeren mee af te werken lopen op benzine. Alle brandstof welke getankt wordt met de brandstofpassen, worden door de tankstations doorberekend en gefactureerd aan [bedrijf] .
Vandaag, dinsdag 2 mei 2017, werd ik gebeld door de politie. Ik werd gevraagd
of wij als bedrijf iets misten met betrekking tot brandstofpassen. Ik gaf toen aan dat
wij inderdaad een probleem met een of meerdere brandstofpassen hadden. Ik kreeg te horen dat de politie een van onze tankpassen had aangetroffen welke mogelijk betrokken was bij een strafbaar feit. Ik gaf aan dat ik nog verder ging uitzoeken of uit onze administratie zou blijken wat er aan de hand zou zijn.
Uit onze administratie bleek dat er meerdere keren afwijkende hoeveelheden brandstof afgenomen was. Omdat uit de administratie bleek dat de afwijkende hoeveelheden brandstof afgenomen waren met de tankpassen welke bij [medeverdachte 1] in gebruik zijn, heb ik [medeverdachte 1] telefonisch benaderd en gevraagd of hij naar kantoor zou komen. [medeverdachte 1] is naar kantoor gekomen. Toen hij er was heb ik hem geconfronteerd dat zijn tankpas door de politie is aangetroffen en wat hij daar over kon verklaren.
De Esso tankpas welke aan [medeverdachte 1] verstrekt is, is voorzien van kaartnummer: [nummer] .
Ik kan u zeggen dat ik gezien heb dat er afgelopen vrijdag, 28 april 2017, een hoeveelheid, 284,63 liter ongelood brandstof is getankt ter hoogte van de Esso gelegen aan [adres] te Eindhoven. Deze opname is gedaan met tankpas welke afgegeven op kaartnummer [nummer] .
Ik heb niemand toestemming gegeven om misbruik te maken van onze brandstofpassen.
2.
Een proces-verbaal van verhoor aangeefster, voor zover inhoudend als verklaring van [aangeefster] , zakelijk weergegeven: [3]
Op het moment van aangifte had ik niet de beschikking over bewijs dat er brandstof getankt was middels de tankpassen van [bedrijf] zonder onze toestemming.
Bij deze overhandig ik u de ontvangen factuur van EDC, welke de leverancier is waar wij brandstof bij afnemen middels een tankpas. Op deze factuur is te zien dat er op 2 mei 2017 omstreeks 02.46 uur, 500,02 liter benzine getankt zou zijn ter waarde van 749,53 euro. Tevens overhandig ik u een print van de locatie waar de brandstof op 2 mei 2017 getankt zou zijn. [Het] betreft [het] tankstation aan [adres] te Eindhoven. Het betreft een brandstofafname van 500,02 liter benzine, welke getankt zou zijn met tankpasnummer [nummer] . Deze kaart is verstrekt aan toenmalig medewerker
[medeverdachte 1] .
3.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van [medeverdachte 1] : [4]
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
V: Hoe was het geregeld met betrekking tot tanken van de bedrijfswagen en de
machines?
A: Bij het verstrekken van de tankpassen werd mij medegedeeld dat ik de passen voor bedrijfsdoeleinden mocht gebruiken maar niet privé gebruik.
V: Jouw werkgever heeft aangifte gedaan van diefstal hetzij ongeoorloofd gebruik van tankpassen, hetzij het wegnemen van brandstof, wat kun je hier over verklaren?
A: Ik ben verslaafd ben aan cocaïne, ik koop dat spul van een maat van mij, [verdachte] . Ik kan hem daar geen geld voor geven omdat ik dat niet altijd heb. Ik heb mijn tankpas aan [verdachte] gegeven als betaling voor cocaïne.
V: Je hebt het over ene [naam] , ik laat jou een foto zien van, zoals wij hem
kennen, [naam] van [geboortedatum] , wie bedoel daarmee?
A: Ja ik bedoel hier [verdachte] mee, ik ken hem als [verdachte] .
4.
Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] , zakelijk weergegeven: [5]
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
V: Wat heb je tegen [verdachte] verteld over de wijze van betalen van de brandstof, ik
bedoel hiermee te vragen, wie zou, na gebruik van de tankpas, de rekening van de
afgenomen brandstof krijgen?
A: Niks, gewoon dat als hij zou tanken dat mijn schuld dan ingelost zou zijn.
V: De reden dat je [verdachte] gebruik liet maken van de tankpas was als betaling voor drugs die [verdachte] aan jou geleverd had toch?
A: Ja dat klopt.
V: Heb jij tegen [verdachte] gezegd dat als hij gebruik zou maken van die Esso tankpas, dat het dat van jou salaris ingehouden zou worden?
A: Nee, dat heb ik nooit gezegd dat weet ik zeker.
5.
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] : [6]
Op 2 mei 2017, omstreeks 03.50 uur, bevonden wij, verbalisanten, ons, belast met
noodhulpsurveillance, op de voor al het verkeer openstaande weg, [adres] te Geldrop.
Wij, verbalisanten, reden achter een donkerkleurige Audi voorzien van liet Nederlands kenteken [kenteken] . Wij zagen dat er aan deze Audi een aanhanger met huif gekoppeld zat. Op datum, tijd en plaats genoemd gaven wij de bestuurder van de Audi een teken tot stoppen.
Ik, [verbalisant 1] , vroeg de bestuurder naar zijn rijbewijs. Ik, [verbalisant 1] , zag dat de bestuurder was genaamd [medeverdachte 2] .
Door het gat zag ik dat er 23 vaten van 25 liter in de aanhanger stonden. Ik zat
dar er 20 gevuld waren met vermoedelijk benzine en dat er 3 lege vaten achter
stonden.
Hierop vroeg ik, [verbalisant 2] , de passagier naar zijn legitimatiebewijs.
De passagier bleek te zijn genaamd [verdachte] .
Ik, [verbalisant 1] vroeg [medeverdachte 2] waar hij getankt had. Ik, [verbalisant 1] hoorde dat [medeverdachte 2] tegen mij zei: “Wij hebben de benzine net getankt in Eindhoven. Hij [het hof begrijpt: [verdachte] ] heeft met een of ander pasje betaald.”
Ik, [verbalisant 1] vroeg [verdachte] of ik zijn portemonnee mocht zien omdat ik het vermoeden had dat daar een tankpas in zat. Ik zag dat [verdachte] mij vervolgens zijn portemonnee gaf. Ik zag dat er een pasje in de portemonnee verstopt zat. Ik pakte dit pasje en zag dat het een Esso tankpas betrof op naam van [bedrijf] en dat het kenteken [kenteken] op dit pasje vermeld stond. Dit kenteken hoort bij een Mercedes Sprinter en staat op naam van [bedrijf] .
Wij, verbalisanten, hoorden dat [verdachte] ons mededeelde dat hij het pasje van iemand had gekregen. Wij hoorden dat hij tegen ons zei dat hij van deze persoon al vele jaren geld tegoed had. Wij hoorden dat hij tegen ons zei dat hij de persoon eerder op de dag weer was tegengekomen en dat deze tegen hem had gezegd dat hij maar met het pasje ergens benzine moest gaan tanken en dat hij zo zijn schuld dan in kon lossen.
6.
Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] , zakelijk weergegeven: [7]
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
V: Met wie was u vannacht, toen u werd aangehouden op [adres] te Geldrop?
A: Met [verdachte] .
V: Waar kwamen jullie vandaan?
A: Van Eindhoven.
V: Wat waren jullie in Eindhoven wezen doen?
A: Benzine tanken.
V: Wie zijn idee was het om benzine te tanken?
A: Niet de mijne.
V: Wie dan wel?
A: Dan blijft er maar 1 persoon over hè.
V: Bij welke tankstation zijn jullie wezen tanken?
A: Esso, Stadsdeel [naam] . Er is in [naam] maar 1 Esso tankstation.
V: Hoe werd de benzine betaald?
A: Van de tankpas.
V: Van wie is de tankpas?
A: Hij, [verdachte] , had die gekregen van een maat van hem. Deze persoon was hem nog geld verschuldigd maar kon hem niet betalen.
V: Hoeveel hebben jullie getankt?
A: Voor zover ik weet 500 liter maar we hadden ook nog 3 lege jerrycans.
7.
Een proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, voor zover inhoudend als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven: [8]
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
V: Hoeveel geld had je nog van hem [
het hof begrijpt: [medeverdachte 1]] tegoed?
A: 500 euro.
V: Hoe heb je betaald?
A: Met de tankpas die ik van [medeverdachte 1] [
het hof begrijpt: [medeverdachte 1]] had.
V: Hoe wist je de pincode van de tankpas?
A: Die stond erop geschreven.
8.
Een proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, voor zover inhoudend als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven: [9]
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
V: Was het eigenlijk niet zo dat jij goed wist dat de benzine welke jij tankte niet
eerlijk was. Dat jij wist dat de tankpas onrechtmatig gebruikt werd?
A: Ik had wel een vermoeden dat het niet klopte want welke baas stemt daar nou mee in. Ik begrijp ook dat het niet klopte en daarom ben ik ’s nachts gaan tanken en niet overdag.
9.
Een proces-verbaal van de rechtbank Oost-Brabant, parketnummer 01.251714.17, d.d. 21 augustus 2017, p. 2:
De verdachte verklaart:
A.
Ik heb twee keer benzine getankt met de tankpas van de werkgever van [medeverdachte 1] . (…) De eerste keer was twee dagen voordat ik ben aangehouden. Ik weet niet zeker of dit op 28 april 2017 was. Ik ben de tweede keer ’s nachts gaan tanken. Het zou kunnen dat ik de tankpas ongeveer één week in mijn bezit heb gehad.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
- Ter zake van ‘oogmerk’
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadvrouw van verdachte vrijspraak bepleit op grond van de omstandigheid dat bij verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening afwezig was ten tijde van de vermeende diefstal van de benzine. Verdachte zou de benzine hebben getankt in de veronderstelling dat het mocht en er bestond derhalve toestemming voor het tanken van degene van wie hij de tankpas had gekregen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het bestanddeel ‘oogmerk’ ter zake van de strafbaarstelling diefstal in artikel 310 Sr en de bepalingen die zien op diefstal onder strafverzwarende omstandigheden dient te worden uitgelegd in de betekenis die daaraan toekomt in artikel 310 Sr. Van zodanig ‘oogmerk’ is sprake indien het handelen van verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild met zich bracht dat het betreffende goed wederrechtelijk werd toegeëigend (vgl. HR 2 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:94). Voor het bewijs van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening is voorwaardelijk opzet derhalve niet voldoende (vgl. HR 25 oktober 1983, ECLI:NL:HR:1983:AC8152, NJ 1984, 300).
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie op de vraag of het eigenlijk niet zo was dat hij goed wist dat de benzine welke hij tankte, niet eerlijk was, en dat hij wist dat de tankpas onrechtmatig gebruikt werd, verklaard dat hij wel een vermoeden had dat het niet klopte. Dit heeft verdachte onderbouwd door te verklaren: ‘want welke baas stemt daar nou mee in. Ik begrijp ook dat het niet klopte en daarom ben ik ‘s nachts gaan tanken en niet overdag.’ Daarnaast heeft [medeverdachte 1] bij de politie verklaard dat hij zijn tankpas aan verdachte heeft gegeven als betaling voor de schuld die hij had bij verdachte als gevolg van afname van cocaïne bij hem en dat hij zeker weet nooit te hebben gezegd dat het tanken van zijn salaris zou worden ingehouden.
Het hof acht op grond van de inhoud van de beide genoemde verklaringen in het licht van de door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wettig en overtuigend bewezen.
- Ter zake van het wegnemen van het tenlastegelegde goed
Ter terechtzitting in hoger beroep is door het hof aan de orde gesteld dat het blijkens de tenlastelegging de vraag is of in het onderhavige geval, waarbij gebruik is gemaakt van een tankpas, sprake is van vermeende diefstal van benzine en/of geldbedrag(en). De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezenverklaring van een van beide goederen tot de mogelijkheden behoort. De raadsvrouw heeft blijkens haar pleidooi het standpunt ingenomen dat, indien bewezenverklaard, het diefstal van benzine betreft.
Ter zake van de bewezenverklaring van het tenlastegelegde goed, zijnde benzine en/of (een)(meerdere) geldbedrag(en), met een tankpas, overweegt het hof het volgende.
Voor een veroordeling ter zake van diefstal van een aan een ander toebehorend goed zoals bedoeld in art. 310 Sr en de bepalingen die zien op diefstal onder strafverzwarende omstandigheden, is ter zake van het bestanddeel ‘wegnemen’ vereist dat de dader zich de feitelijke heerschappij over dat goed heeft verschaft, dan wel dit aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken (vgl. HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2627 en HR 23 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:676).
Het hof acht in het geval van onbevoegde betaling met een tankpas, inclusief de daarbij behorende pincode, zoals door verdachte verricht, bewezen dat in casu sprake is van het ‘wegnemen’ in de zin van artikel 311 Sr van meerdere geldbedragen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels (vgl. de Hoge Raad 19 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS9237). Daarbij kan volgens het hof de betaling met een tankpas, inclusief de daarbij behorende pincode, gelijk worden gesteld aan een betaling met een pinpas. Door te betalen met de tankpas wordt feitelijk ten onrechte ten laste van de werkgever van de [medeverdachte 1] , zijnde [bedrijf] , op rekening getankt, welke brandstof vervolgens nadien door de leverancier van de brandstof bij de werkgever wordt gefactureerd. Naar het oordeel van het hof kan het afrekenen van de aankoop van brandstof met behulp van een tankpas worden aangemerkt als de betaling ten laste van de rekening van de [bedrijf] , door welke betaling de genoemde vennootschap in zijn vermogen is aangetast. Door op deze wijze te tanken met de tankpas heeft verdachte aldus geld weggenomen door dit aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende te onttrekken (vgl. HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2029).
Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte meermalen tezamen en in vereniging met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen telkens geldbedragen, toebehorende aan [bedrijf] , door onbevoegd gebruik te maken van een tankpas en een pincode, tot het gebruik waarvan hij, verdachte, en zijn mededader niet waren gerechtigd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft (subsidiair) een strafmaatverweer gevoerd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de bewustheid van verdachte ten aanzien van dit feit in geringe mate aanwezig was en dat daarmee zijn rol beduidend minder was dan die van [medeverdachte 1] . Daarnaast dient ook het tijdsverloop van deze zaak in het voordeel van verdachte te worden gebruikt, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen onbevoegd tanken van benzine door gebruik te maken van de tankpas die [medeverdachte 1] van zijn werkgever [bedrijf] had gekregen. Zonder dat werkgever [bedrijf] toestemming had gegeven voor het privé tanken met de tankpas, is door verdachte tweemaal een grote hoeveelheid benzine getankt met deze tankpas om zo de schuld die [medeverdachte 1] bij verdachte had, in te lossen. Verdachte heeft daarbij gehandeld uit eigen financieel gewin. De kosten voor de grote hoeveelheden benzine kwamen voor rekening van [bedrijf] , waardoor verdachte haar behoorlijke financiële schade heeft toegebracht.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte een taakstraf op te leggen. Bij de duur van de op te leggen taakstraf overweegt het hof dat door de politierechter opgelegde taakstraf van 80 uren onvoldoende recht doet aan het ernst van het feit. Het hof zal daarom een taakstraf opleggen voor het hieronder te vermelden aantal uren opleggen. In de omstandigheid dat verdachte een andere rol had dan [medeverdachte 1] en in het tijdsverloop ziet het hof geen reden tot oplegging van een andere of lichtere sanctie.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. J.T.F.M. van Krieken, raadsheren,
in tegenwoordigheid van L.G. Gersen, griffier,
en op 20 mei 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hiernavolgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, District Helmond, Basisteam [naam] , registratienummer [nummer] , sluitingsdatum 4 oktober 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door [naam] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant, met als bijlagen in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en/of andere geschriften, voorzien van de doorgenummerde pagina's 1 tot en met 166 (hierna te noemen: eindpv).
2.Eindpv, pag. 75-76.
3.Eindpv, pag. 80-86.
4.Eindpv, pag. 69.
5.Eindpv, pag. 72.
6.Eindpv, pag. 87-88.
7.Eindpv, pag. 27-30.
8.Eindpv, pag 45-50.
9.Eindpv, pag. 52-53.