ECLI:NL:HR:2013:2029

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
17 december 2013
Zaaknummer
12/02521
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig gebruik van tankpas en de vraag van geldsontrekking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 december 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte had met een tankpas, die toebehoorde aan zijn voormalige werkgever, zonder toestemming benzine getankt. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte op deze wijze geld had weggenomen, omdat de betaling voor de brandstof ten laste kwam van de rekening van de werkgever, wat resulteerde in een aantasting van diens vermogen. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het Hof niet blijk had gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. De conclusie van de Advocaat-Generaal was echter anders, maar de Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden. De zaak betreft de toepassing van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op diefstal. De verdachte had in de periode van 9 maart 2008 tot en met 7 april 2008, samen met anderen, geld weggenomen dat toebehoorde aan [A] B.V. door gebruik te maken van een ontvreemde tankpas. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de uitspraak van het Hof, waarbij de bewijsvoering en de verklaringen van de verdachte en getuigen zijn meegenomen in de beoordeling.

Uitspraak

17 december 2013
Strafkamer
nr. 12/02521
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 13 maart 2012, nummer 21/004101-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor zover aan zijn oordeel onderworpen en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel behelst de klacht dat het onder 2 bewezenverklaarde feit niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid, nu daaruit niet kan volgen dat de verdachte geld heeft weggenomen.
2.2.
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 09 maart 2008 tot en met 07 april 2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld, toebehorend aan [A] B.V., waarbij hij, verdachte, en zijn mededader(s) dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door gebruik te maken van een ontvreemde tankpas met bijbehorende pincode waartoe hij, verdachte, en zijn mededader(s) niet gerechtigd waren, althans door middel van een valse sleutel;
en
hij op tijdstippen in de periode van 09 maart 2008 tot en met 07 april 2008 in Nederland, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld, toebehorend aan [A] B.V., waarbij hij, verdachte, dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door gebruik te maken van een ontvreemde tankpas met bijbehorende pincode waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was, althans door middel van een valse sleutel."
2.3.1.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2008098050, gesloten en getekend op 15 april 2008 door [verbalisant], hoofdagent van politie Amterdam-Amstelland.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte volstaat het hof ten aanzien van het onder (...) 2 bewezenverklaarde, conform artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (als bijlage van het proces-verbaal genummerd 2008098050) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
op pagina 36-37:
Ik werd gisteravond (het hof begrijpt 7 april 2008) gebeld door een vriend van mij genaamd [betrokkene 1]. Ik had geld van hem geleend. Ik deelde [betrokkene 1] mede dat ik geen geld voor hem had. Ik had een tankpas van de Shell. Dat is een tankpas van mijn werk. Ik vroeg aan [betrokkene 1] of ik hem die 400 euro in de vorm van brandstof kon terugbetalen. Wij spraken af bij een tankstation in Amsterdam-Noord. Ik toetste bij de nachtautomaat de pincode in. Ik keek op de pomp en zag dat er voor ongeveer 432 euro aan benzine getankt was. Ik ben weggereden in de richting van de rotonde. Ik zag een politieauto. Ik heb de Shell tankpas uit de auto gegooid.
op pagina 40-41:
Ik heb de tankpas van [A]. Dat is een transportbedrijf in Zaandam. Ik had schulden en wilde die afbetalen.
op pagina 42-47:
Ik heb van 9 juli 2007 tot 16 januari 2008 bij [A] in Zaandam gewerkt. Ik ben daar vrachtwagenchauffeur geweest. Ik had de tankpas vanaf de laatste werkdag. Ik heb het pasje in mijn portemonnee gehouden. De laatste dag was 16 januari 2008. In maart/april (het hof begrijpt: in het jaar 2008) heb ik het gebruikt om te tanken. De kleine bedragen waren voor mezelf. Ik heb ook het pasje uitgeleend om anderen mee te laten tanken. Ik leende de pas uit aan twee mensen. Privé heb ik telkens voor ongeveer 50 euro getankt. Af en toe geef ik de pas aan die mensen. Meestal hebben ze hem 2 a 3 dagen bij zich. Ik had het verborgen gehouden. Ik had gewoon moeten zeggen dat ik het pasje vanaf januari in mijn bezit had.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (als bijlage op pagina 5-8 van het proces-verbaal genummerd 2008098050) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van [betrokkene 2].
Een geschrift als bedoeld in artikel 344 eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een factuuroverzicht transacties Shell (als bijlage op pagina 9-11 van het proces-verbaal genummerd 2008098050)."
2.3.2.
Voor de inhoud van de onder 2 en 3 genoemde bewijsmiddelen wordt verwezen naar de weergave daarvan in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 7.
2.4.
Blijkens de vaststellingen van het Hof heeft de verdachte met een aan zijn voormalige werkgever toebehorende tankpas zonder diens toestemming en voor diens rekening benzine getankt. Met zijn oordeel dat de verdachte aldus geld heeft weggenomen, heeft het Hof kennelijk voor ogen gehad dat het afrekenen van de aankoop van brandstof met behulp van zo een tankpas kan worden aangemerkt als de betaling ten laste van de rekening van de voormalig werkgever, door welke betaling de voormalig werkgever in zijn vermogen is aangetast. Aldus beschouwd geeft het oordeel van het Hof niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk.
2.5.
Het middel faalt.

3.Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op
17 december 2013.