ECLI:NL:GHSHE:2018:2790
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de verrekening van Zorgverzekeringswet bijdrage met inkomstenbelasting
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of een bijdrage ingevolge artikel 69 van de Zorgverzekeringswet (Zvw), die overeenkomt met de AWBZ-premie, kan worden verrekend met de op aanslag verschuldigde inkomstenbelasting. De belanghebbende, woonachtig in Duitsland, had voor het jaar 2013 een aanslag inkomstenbelasting ontvangen, die na bezwaar was verminderd. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij hoger beroep instelde bij het Hof. Tijdens de zitting op 12 april 2018 zijn zowel de belanghebbende als zijn echtgenote gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Inspecteur van de Belastingdienst.
Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet verzekerd was voor de Nederlandse volksverzekeringen en dat de bijdrage die hij verschuldigd was op grond van de Zvw niet als premie voor de volksverzekeringen kan worden aangemerkt. Het Hof concludeerde dat het bedrag van € 2.618, dat de belanghebbende als voorheffing wilde verrekenen, niet aan te merken is als ingehouden premie voor de AWBZ. Het Hof volgde eerdere uitspraken die een vergelijkbare kwestie behandelden en oordeelde dat de belanghebbende redelijkerwijs had moeten beseffen dat zijn hoger beroep geen kans van slagen zou hebben. Het Hof verklaarde het hoger beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, zonder termen aanwezig te achten voor een veroordeling van de Inspecteur in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste kwalificatie van bijdragen en premies in het belastingrecht, en de gevolgen van het niet verzekerd zijn voor de volksverzekeringen. De belanghebbende had geen nieuwe argumenten aangevoerd die een andere uitkomst rechtvaardigden, en het Hof wees ook het verzoek om vergoeding van kosten door de Inspecteur af, omdat deze geen concrete kosten had gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen.