Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. De belanghebbende heeft in 2009 twee percelen grond verkocht, waarvan de inspecteur het resultaat heeft belast als resultaat uit overige werkzaamheden (ROW). De rechtbank moest zich buigen over twee geschilpunten: ten eerste of er eerder een afspraak is gemaakt die het mogelijk maakte dat belanghebbende opnieuw de vraag over het ROW aan de orde stelt, en ten tweede of het resultaat van de verkoop van de percelen terecht als ROW is belast. De rechtbank oordeelde dat de enkele passage uit een hoorverslag niet voldoende was om te concluderen dat belanghebbende zijn rechtsmiddel voor het jaar 2009 had opgegeven. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat het eerste perceel al in 2006 tot het ROW-vermogen behoorde en dat dit ook in 2009 het geval was. Voor het tweede perceel oordeelde de rechtbank dat de onderlinge samenhang met het eerste perceel zodanig was dat ook het resultaat van de verkoop van het tweede perceel als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden moest worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond en bevestigde de aanslag zoals die na de uitspraak op bezwaar luidde.