In deze zaak gaat het om een in Duitsland woonachtige belanghebbende die een pensioen uit Nederland ontvangt. Hij is verzekerd voor sociale verzekeringen in Duitsland en heeft recht op zorg in Duitsland, waarvan de kosten ten laste van Nederland komen. De belanghebbende is volgens de Zorgverzekeringswet (Zvw) een bijdrage verschuldigd, maar wenst deze bijdrage, specifiek het deel dat betrekking heeft op de AWBZ, te verrekenen met de op aanslag verschuldigde inkomstenbelasting. De Inspecteur heeft deze verrekening afgewezen, wat heeft geleid tot een hoger beroep bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.
De belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting voor 2010 een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.553 opgegeven. De Inspecteur heeft de aanslag opgelegd en daarbij een bedrag van € 2.077 aan loonheffing gecorrigeerd, wat de belanghebbende als voorheffing wilde verrekenen. Het Hof oordeelt dat het bedrag van € 2.077 niet kan worden aangemerkt als ingehouden premie voor de AWBZ, omdat de belanghebbende niet verzekerd is voor de Nederlandse volksverzekeringen. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en oordeelt dat de belanghebbende geen recht heeft op verrekening van de zorgbijdrage met de inkomstenbelasting.
Het Hof concludeert dat de belanghebbende niet in rechte te honoreren vertrouwen kan ontlenen aan de informatie van de Belastingdienst en dat er geen sprake is van ongelijkheidsbehandeling ten opzichte van Nederlandse ingezetenen die wel verzekerd zijn voor de AWBZ. De beslissing van de Rechtbank wordt bevestigd en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.