Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 december 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
Inleiding
1.5 Eiser heeft daarna een aantal malen gereageerd.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 27 december 2022, wordt het beroep van eiser tegen de WOZ-waarde van zijn woning behandeld. Eiser, eigenaar van een vrijstaande woning in [woonplaats], had de WOZ-waarde vastgesteld op € 368.000, zoals bepaald door de heffingsambtenaar. Eiser betwistte deze waarde en stelde dat deze te hoog was, met een eigen voorstel van € 90.756, gebaseerd op een eerdere overeenkomst. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar zijn waarde voldoende heeft onderbouwd met vergelijkingsobjecten en dat eiser niet kan terugvallen op de eerdere overeenkomst, die enkel geldt voor de periode van 2001 tot 2004. De rechtbank wijst erop dat de WOZ-waarde jaarlijks opnieuw moet worden vastgesteld op basis van actuele feiten en omstandigheden. Eiser had eerder al meerdere keren dezelfde stellingen aangevoerd, wat de rechtbank als kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht beschouwt. Daarom wordt eiser veroordeeld in de proceskosten van de heffingsambtenaar tot een bedrag van € 148,02. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de vastgestelde WOZ-waarde.