Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de voormalige werkgever van de vrouw en
- de belastingdienst
- de vrouw, bijgestaan door mr. P.S.R.N. Maas, waarnemend voor mr. Heijkant;
- de man, bijgestaan door mr. Voorvaart.
3.De beoordeling
- a) partijen zijn op 20 juli 2007 gehuwd in de wettelijke gemeenschap van goederen.
- b) de vrouw is van 2009 tot 26 september 2014 in dienst geweest bij [transport] Transport B.V. te [vestigingsplaats] (hierna ook: de voormalige werkgever). Tijdens haar dienstverband heeft de vrouw een aan deze werkgever toebehorend bedrag verduisterd door versluierde boekingen (door middel van nepfacturen) te doen ten laste van genoemde werkgever en ten behoeve van zichzelf.
- c) bij vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is de vrouw, zoals reeds overwogen, ter zake veroordeeld tot betaling aan de voormalige werkgever van een bedrag ad € 129.976,13;
- d) het verzoek van de man tot echtscheiding is op 12 december 2014 ingekomen bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant
- e) daarop is bij de bestreden tussenbeschikking (van 16 maart 2016) de echtscheiding uitgesproken;
- f) de echtscheidingsbeschikking is op 2 augustus 2016 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
- de schuld bij de voormalige werkgever (per peildatum 12 december 2014, ad € 126.976,--) dient volledig door de vrouw te worden gedragen;
- de aanslagen IB 2011, 2012 en 2013 dienen volledig door de vrouw te worden gedragen.
rechtbankheeft het primaire verzoek van de man om de door de vrouw veroorzaakte schuld door onrechtmatige daad als verknocht aan te merken, afgewezen. Het subsidiaire verzoek van de man te bepalen dat deze schuld op grond van de redelijkheid en billijkheid volledig door de vrouw dient te worden gedragen, heeft de rechtbank toegewezen.
hofstelt het volgende voorop. Artikel 1:100 lid 1 (oud) BW – geldend voor huwelijken die zijn gesloten vóór 1 januari 2018, zoals hier – bepaalt als volgt:
manmoet worden afgeweken van de draagplicht bij helfte. Hij voert daartoe, samengevat, het volgende aan.
vrouwis er geen reden om af te wijken van de draagplicht bij helfte.
hofoordeelt als volgt.
hofoverweegt als volgt. Met de executoriale verkoop (door de voormalige werkgever van de vrouw) van de auto en caravan van partijen is de schuld aan de werkgever (gedeeltelijk) afgelost. Zoals hiervóór is overwogen, zijn partijen gelijkelijk draagplichtig voor deze schuld. Door de executoriale verkoop hebben partijen ook gelijkelijk op de schuld afgelost. Mitsdien heeft de man geen regres. Grief 5 slaagt aldus.