ECLI:NL:HR:2012:BV1749
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- A.H.T. Heisterkamp
- G. Snijders
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap en verknochte schulden in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 maart 2012 uitspraak gedaan over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen een man en een vrouw na hun echtscheiding. Het huwelijk, dat op 17 april 2008 in 's-Gravenhage werd gesloten, werd ontbonden op 30 oktober 2009. De vrouw had cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin werd geoordeeld dat de man verantwoordelijk was voor bepaalde schulden die hij had gemaakt. De vrouw betwistte de omvang van deze schulden en stelde dat het hier om verknochte schulden ging, die niet in de gemeenschap van goederen zouden vallen.
De Hoge Raad oordeelde dat de schulden van de man, die voortkwamen uit bankkredieten, niet automatisch als verknochte schulden konden worden aangemerkt. Dit oordeel was gebaseerd op de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de schulden en de maatschappelijke opvattingen daarover. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt dat in uitzonderlijke gevallen kan worden afgeweken van de hoofdregel van gelijke verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, maar dat dit niet lichtvaardig moet worden gedaan.
De uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling op het gebied van het huwelijksvermogensrecht, met name in relatie tot de vraag welke schulden al dan niet tot de gemeenschap behoren en hoe deze moeten worden verdeeld na een echtscheiding. De Hoge Raad bevestigde dat de hoofdregel is dat echtgenoten een gelijk aandeel hebben in de ontbonden gemeenschap, maar dat er ruimte is voor afwijkingen in zeer uitzonderlijke gevallen.