In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 augustus 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die aan belanghebbende was opgelegd op 30 september 2014, ter hoogte van € 578, en een beschikking belastingrente van € 15. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop volgde beroep bij de Rechtbank, die het beroep eveneens ongegrond verklaarde. Belanghebbende ging in hoger beroep bij het Hof, waarbij de Inspecteur geen verweerschrift indiende. Tijdens de zitting op 5 juli 2017 werd het geschil besproken, waarbij belanghebbende stelde dat het verdedigingsbeginsel was geschonden omdat zij niet mondeling was gehoord voor de naheffingsaanslag. Het Hof oordeelde dat er geen rechtsregel is die de Inspecteur verplicht om belanghebbende expliciet voor een mondeling onderhoud uit te nodigen. Het Hof concludeerde dat het verdedigingsbeginsel niet was geschonden en dat de naheffingsaanslag niet in strijd was met het Europese recht. Het Hof heeft de naheffingsaanslag verminderd naar € 201 en de beschikking belastingrente dienovereenkomstig aangepast. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de griffierechten en proceskosten aan belanghebbende.