GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 14/00707
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [plaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 28 mei 2014, nummer AWB 13/4465 in het geding tussen
de ontvanger van de Belastingdienst,
hierna: de Ontvanger.
1Ontstaan en loop van het geding
1.1.Bij beschikking van 14 januari 2013 heeft de Ontvanger belanghebbende aansprakelijk gesteld voor de betaling van door [bedrijf 1] B.V. te [plaats] onbetaald gebleven naheffingsaanslagen omzetbelasting en loonheffing alsmede in rekening gebrachte heffingsrente, ten bedrage van in totaal € 140.736.
1.2.Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Ontvanger met dagtekening 5 augustus 2013 het bezwaar gegrond verklaard, de aansprakelijkheidsschuld verminderd tot een bedrag van € 134.548 en een vergoeding voor de kosten van het bezwaar toegekend van € 177.
1.3.Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard; de uitspraak op bezwaar, behoudens de beslissing omtrent de proceskostenvergoeding, vernietigd; de beschikking aansprakelijkstelling verminderd tot een bedrag van € 121.099; de Ontvanger veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 365,25 en gelast dat de Ontvanger het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 44 aan deze vergoedt.
1.4.Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 122. De Ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd. De Ontvanger heeft, ondanks daartoe te zijn uitgenodigd, niet schriftelijk gedupliceerd.
1.6.Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 11 mei 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, ter bijstand vergezeld van mevrouw [A] , en zijn gemachtigde de heer [B] , alsmede, namens de Ontvanger, de heer [C] en de heer [D] .
1.7.De Ontvanger heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
1.8.Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat.
1.9.Na de zitting hebben partijen stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
1.10.Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 9 maart 2017 te ‘s‑Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, ter bijstand vergezeld van mevrouw [A] , en zijn gemachtigde de heer [B] , alsmede, namens de Ontvanger, de heer [C] en de heer [E] .
1.11.Bij aanvang van de nadere zitting zijn partijen erop gewezen, dat de meervoudige Belastingkamer tijdens het onderzoek ter zitting op 11 mei 2016 was samengesteld uit P. Fortuin, J.W.J. Huige en M.H.P. Groenland, en dat de zaak verder wordt behandeld in een gewijzigde samenstelling van de Kamer door P. Fortuin, P.J.J. Vonk en M.H.P. Groenland, en dat de zaak wordt voortgezet, gelet op artikel 8:64, lid 3, van de Algemene wet bestuursrecht, in de stand waarin zij zich bevond. Partijen hebben verklaard daar geen bezwaar tegen te hebben.
1.12.Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan met 11 bijlagen overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De Ontvanger heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de elf bij deze pleitnota behorende bijlagen. De Ontvanger heeft te dezer zitting eveneens een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
1.13.Aan het einde van de nadere zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.
1.14.Van de zittingen is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.