ECLI:NL:HR:2011:BP2982
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- A.R. Leemreis
- E.N. Punt
- J.A.C.A. Overgaauw
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Bestuurdersaansprakelijkheid en betalingsonmacht onder de Invorderingswet 1990
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de bestuurder van A B.V. voor belastingschulden die de vennootschap niet heeft voldaan. De belanghebbende, die zowel bestuurder als enig aandeelhouder was, werd door de Ontvanger aansprakelijk gesteld voor de omzetbelasting en loonbelasting/premie volksverzekeringen over verschillende tijdvakken in 2004 en 2005. De Ontvanger handhaafde zijn beschikkingen na bezwaar, waarop de Rechtbank te 's-Gravenhage het beroep tegen de beschikking inzake de omzetbelasting gegrond verklaarde, maar het beroep inzake de loonbelasting ongegrond. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarna de belanghebbende in cassatie ging.
De Hoge Raad oordeelde dat de mededeling van betalingsonmacht, gedaan door de BV, geldig bleef zolang er sprake was van een betalingsachterstand. Dit betekent dat de datum van de mededeling als het tijdstip van de betalingsonmacht moet worden beschouwd. De Hoge Raad bevestigde dat de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt treft, omdat hij wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zijn handelen zou leiden tot onbetaalde belasting- en premieschulden. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat er sprake was van kennelijk onbehoorlijk bestuur, en dat de bestuurder aansprakelijk was voor de belastingschulden van de BV.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, en bevestigde de eerdere uitspraken van het Hof en de Rechtbank. Dit arrest benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders onder de Invorderingswet 1990 en de gevolgen van het niet voldoen aan belastingverplichtingen.