3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. [geïntimeerde c.s.] was eigenaar van een bedrijfspand (hierna: het pand) aan de [adres] , [vestigingsplaats] Airport, gemeente Beek (Limburg).
b. [appellante] was aandeelhouder en bestuurder van V.S. Beheer & Management B.V. (hierna: VS) en van Novi Beheer en Management BVBA (hierna: Novi). VS was tot en met 31 mei 2011 aandeelhouder en bestuurder van [Reïntegratiediensten] Reïntegratiediensten B.V. (hierna: [Reïntegratie] Reïntegratie). Vanaf 1 juni 2011 was Novi bestuurder van [Reïntegratie] Reïntegratie. [Reïntegratie] Reïntegratie hield zich met name bezig met reïntegratiewerkzaamheden. Grootste klant van [Reïntegratie] Reïntegratie was het UWV.
c. Na overleg tussen [appellante] en [geïntimeerde 1] , is op 25 november 2010 een huurovereenkomst gesloten tussen [geïntimeerde c.s.] en [Reïntegratie] Reïntegratie (prod. 1 bij dagvaarding in eerste aanleg, hierna: de huurovereenkomst). Overeengekomen is dat [Reïntegratie] Reïntegratie het pand zou huren van [geïntimeerde c.s.] voor een periode van 5 jaar, ingaand op 1 januari 2011. De huurprijs bedroeg
€ 60.000,-- exclusief BTW per jaar. [appellante] heeft de huurovereenkomst namens [Reïntegratie] Reïntegratie ondertekend.
d. De [organisatie] -organisatie (waartoe [Reïntegratie] Reintegratie behoorde en op dat moment ook bestaande uit onder meer [Detacheringen] (Detacheringen) B.V.) maakte tot januari 2011 gebruik van meerdere locaties in Limburg. Deze zijn in 2010 of in elk geval rond het moment van de ingang van de huur van het bedrijfspand gesloten. Vanaf laatstgenoemd moment was de [organisatie] -organisatie grotendeels gehuisvest in het bedrijfspand. In 2010 had [Reïntegratie] Reïntegratie 25 personen in dienst.
e. Vanaf 1 januari 2011 tot en met april 2013 is de huur volledig aan [geïntimeerde c.s.] betaald.
f. Bij brief van 14 maart 2011 (prod. 1 F bij conclusie van antwoord) heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid maatregelen en voorstellen aangekondigd ten aanzien van onder andere grote bezuinigingen bij het UWV. Daarbij ging het onder meer om een besparing van € 100 miljoen op reïntegratie voor de WW. Vanaf maart 2010 was al aangekondigd dat het UWV het reïntegratiebudget gerichter zou gaan inzetten (zie prod. 1 A tot en met 1 D bij conclusie van antwoord).
g. Op 20 maart 2012 is [Mens en Werk] Mens en Werk B.V. (hierna: [Mens en Werk] Mens en Werk) opgericht (prod. 12 [appellante] in hoger beroep). Bestuurders waren VS Holding B.V. (waarvan [appellante] enig aandeelhouder was) en [Consultancy] Consultancy B.V.
h. Op 29 maart 2013 heeft een mailwisseling plaatsgevonden tussen [geïntimeerde 1] en [appellante] (prod. 18 van [appellante] in hoger beroep). Deze luidt, voor zover relevant, als volgt:
14:10 uur:
“Beste mevrouw [appellante] , beste [roepnaam van appellante] ,
Tijdens het onderhoud van ca. 2 weken waarin u aan gaf de overeengekomen huur niet meer te kunnen betalen en mij verzocht de huurprijs met € 1.000,-- per maand te verlagen heeft mij toch ernstig verontrust.
Ook het feit dat ik in feite een donatie moet doen om uw bedrijf uit de zorgen te halen stuit me tegen de borst.
Ik vraag me dan ook af of deze € 1000,-- per maand uw bedrijf financieel gezond kan maken.
Wij hebben destijds bij het afsluiten van het huurcontract al een behoorlijke prijsverlaging geaccepteerd. Bovendien hebben we kosten voor het onderhoud van het buitenterrein en het regelmatig sneeuwvrij maken voor onze rekening genomen.
Onder voorwaarden kan ik akkoord gaan met de verlaging van € 1000,-- per maand.: als u accepteert dat wij het huurcontract eenzijdig met een opzegtermijn van 3 maanden kunnen opzeggen d.w.z. dat we het recht hebben om het pand aan een andere partij te verhuren.
Ik vernam graag uw commentaar op bovenstaande.”
14:53 uur:
“Beste [roepnaam geintimeerde 1] ,
Dank u wel voor uw antwoord.
Als het voor u beter is als wij een ander onderkomen zoeken, is dat voor mij ook bespreekbaar.
Dat zou voor beide partijen misschien een betere oplossing zijn.
Ik hoor graag van u of u daar akkoord mee kunt gaan.”
15:41
“Beste mervrow [appellante] , beste [roepnaam van appellante] ,
We hebben een contract afgesloten en daar wens ik u wel aan te houden.
Kan uiteraard alleen als we een nieuwe huurder vinden.”
15:47 uur
“Beste [roepnaam geintimeerde 1] ,
Dan laten we het bij het oude en zien we wel hoe het gaat verlopen.
i. De factuur voor de huur van mei 2013 is slechts gedeeltelijk (€ 500,--) voldaan. [geïntimeerde c.s.] heeft [Reïntegratie] Reïntegratie hiervoor aangemaand. Vervolgens heeft op 3 juni 2013 een bespreking plaatsgevonden tussen [geïntimeerde 1] en [appellante] , in het bijzijn van de accountant van [appellante] . Er is toen onder meer gesproken over het tijdelijk verlagen van de huurprijs en over de door [appellante] uitgesproken bereidheid van [Reïntegratie] Reïntegratie om het pand te verlaten. De advocaat van [geïntimeerde c.s.] heeft over het voorgaande op 10 juni 2013 (prod. 4 bij dagvaarding in eerste aanleg) een brief geschreven aan [Reïntegratie] Reïntegratie. Daarbij heeft zij tevens bestuurder [appellante] en voormalig bestuurder VS aansprakelijk gesteld voor onrechtmatig handelen. Dit bestond volgens haar uit het aangaan van de huurovereenkomst in de wetenschap dat [Reïntegratie] Reïntegratie (op enig moment) niet (langer) aan haar betalingsverplichtingen zou kunnen voldoen.
j. Vervolgens is tussen partijen gecommuniceerd over een (tijdelijke) oplossing.
k. Een mailbericht van 8 juli 2013 van [geïntimeerde 1] aan [appellante] (prod. 12 inleidende dagvaarding) luidt, voor zover relevant, als volgt.
“(…) Voor mij is duidelijk geworden dat je niet betaalt en vandaar ook dat de advocaat het faillissementsverzoek heeft ingediend. Ik ben bereid mijn advocaat te instrueren het verzoek in te trekken onder de volgende voorwaarden:
-
uiterlijkvrijdag a.s.wordt het bedrag ad € 10.000,-- dat bij KBC als huurwaarborg is gedeponeerd, vrij gemaakt en op mijn bankrekening betaald.
De huurachterstand is inmiddels € 12.712,50;
uiterlijkvrijdag a.s.wordt voor de maand juli 2013 een voorschot huur betaald ad€ 2.500,-;
vanaf augustus 2013 wordt maandelijks uiterlijk op de eerste van de maand een bedrag betaald ad € 2.500,- als voorschot huur tot 1 november 2013.
Dit isgeenhuurprijsverlaging . Voor de achterstand wil ik dat je je persoonlijk/privé verplicht deze te zullen voldoen. Ik vraag dus geen bankgarantie maar wel een keiharde toezegging van jouw kant om ervoor te zorgen dat de achterstand uiteindelijk wordt betaald;
het staat mij vrij te zoeken naar een nieuwe huurder en wanneer ik deze vind, verlaat [Reïntegratie] het pand per de datum dat de nieuwe huurder kan huren;
tot 1 november 2013 zal ik geen procedure starten mits jij je strikt aan de gestelde voorwaarden houdt. Uiterlijk medio oktober 2013 bespreken we met elkaar hoe verder na 1 november 2013.
Wanneer je hiermee akkoord bent, zal ik de advocaat vragen het faillissementsverzoek in te trekken (…)”
Na nog enig nader overleg (prod. 21 van [appellante] in hoger beroep), hebben partijen overeenstemming bereikt in lijn met het voorgaande.
l. Een brief van 18 september 2013 van de Belastingdienst aan de accountant van [appellante] (prod. 7 bij conclusie van antwoord) luidt, voor zover relevant, als volgt:
“(…) Naar aanleiding van (…) verzoek ik u uw cliënte de ondernemingen van de 3 onderwerpelijke besloten vennootschappen te laten beëindigen en deze vennootschappen te laten liquideren. Als de vennootschappen zijn geliquideerd worden de compensabele verliezen inderdaad waardeloos. (…)
Ten aanzien van de belastingschulden van deze vennootschappen vinden er momenteel geen invorderingsmaatregelen meer plaats. Ik heb op dit moment ook niet het voornemen om dergelijke maatregelen tegen deze vennootschappen te nemen. Eventuele teruggaven Inkomstenbelasting 2012 van uw cliënte wordt eveneens verrekend met de belastingschulden van de vennootschappen.(…)”
Het betreft hier onder meer de eventuele liquidatie van [Reïntegratie] Reïntegratie. De Belastingdienst had al op 28 maart 2012 beslag onder [Reïntegratie] Reïntegratie gelegd voor een totaalbedrag van
€ 526.977,-- (prod. 15 van [appellante] in hoger beroep).
m. Vanaf eind oktober 2013 hebben [appellante] en [geïntimeerde 1] contact gehad over het opnieuw bezien van bovengenoemde afspraken. Het is niet tot een daadwerkelijke bijeenkomst gekomen.
n. Een door [appellante] ondertekende, op 28 oktober 2013 gedateerde, verklaring (nr. 24 van prod. 6 bij conclusie van antwoord) houdt in dat zij er mee akkoord gaat dat [geïntimeerde c.s.] op zoek gaat naar een nieuwe huuder voor het (aan
“bedrijf van ondergetekende”verhuurde) bedrijfspand. Tevens is in de verklaring vermeld dat [appellante] er mee akkoord gaat dat [Reïntegratie] Reïntegratie het bedrijfspand binnen 3 maanden zal verlaten, indien een nieuwe huurder is gevonden.
o. Op 29 oktober 2013 is [Reïntegratie] Reïntegratie ontbonden (prod. 14 bij dagvaarding in eerste aanleg). Het betreft hier een zogenaamde turbo-liquidatie. [geïntimeerde c.s.] is over deze liquidatie niet geïnformeerd. Op diezelfde datum zijn VS en [Reïntegratie] B.V. geliquideerd.
p. Op 19 december 2013 is [HR Solutions] HR Solutions B.V. opgericht (prod. 28 inl. dagv.). Er worden nog steeds ondernemingsactiviteiten vanuit deze vennootschap ontplooid.
q. Vanaf eind 2013 heeft [geïntimeerde c.s.] het bedrijfspand aangeboden als te huur of te koop (prod. 24 bij aanvullende producties [appellante] t.b.v. comparitie in eerste aanleg).
r. In januari 2014 stokken de bovengenoemde, overeengekomen deelbetalingen en wordt inzake de huur van het bedrijfspand niets meer betaald. In februari 2014 constateert [geïntimeerde 1] dat het bedrijfspand niet meer wordt gebruikt en dat de inventaris nagenoeg geheel is verdwenen.
s. Bij vonnis van 16 juli 2014 (prod.16 bij dagvaarding in eerste aanleg) is de huurovereenkomst ontbonden en is [Reïntegratie] Reïntegratie veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis het bedrijfspand te verlaten en ontruimen. Tevens is [Reïntegratie] Reïntegratie daarbij veroordeeld om aan [geïntimeerde c.s.] te betalen onder meer de huurprijs over de periode 1 augustus 2013 tot en met 31 maart 2014 ad € 30.963,59, de geldende maandelijkse huurprijs over de periode van 1 april 2014 tot 9 juli 2014 en schadevergoeding gelijk aan de huurprijs die over de periode vanaf 9 juli 2014 tot 31 december 2015 verschuldigd zou zijn indien geen ontbinding zou hebben plaatsgehad maar nakoming, een en ander plus rente en kosten.
t. Op 15 september 2014 is [Mens en Werk] Mens en Werk geliquideerd (prod. 34 aanvullende producties [geïntimeerde c.s.] ).
3.2.1.In eerste aanleg heeft [geïntimeerde c.s.] gevorderd (na wijziging van eis tijdens de comparitie van partijen): veroordeling van [appellante] – met verklaring voor recht dat [appellante] aansprakelijk is jegens [geïntimeerde 1] wegens onrechtmatig handelen– tot betaling aan [geïntimeerde 1] van een schadevergoeding van € 170.859,23.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [geïntimeerde c.s.] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Primair stelt [geïntimeerde c.s.] dat [appellante] namens [Reïntegratie] Reïntegratie de huurovereenkomst is aangegaan waarvan zij ten tijde van het aangaan wist of behoorde te weten dat [Reïntegratie] Reïntegratie deze niet zou kunnen nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg hiervan door [geïntimeerde c.s.] geleden schade (Beklamel criterium). Subsidiair stelt [geïntimeerde c.s.] dat [appellante] na het aangaan van de huurovereenkomst nakoming en verhaal onmogelijk heeft gemaakt door de bedrijfsactiviteiten van [Reïntegratie] Reïntegratie onder te brengen in een andere rechtspersoon die ook is ondergebracht in een andere (beheers)structuur, en [geïntimeerde c.s.] achter te laten met een huurvordering op [Reïntegratie] Reïntegratie die niet inbaar is en evenmin verhaalbaar.
3.2.3.[appellante] heeft primair betwist dat zij op de hierboven genoemde gronden aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade van [geïntimeerde 1] . Subsidiair heeft zij zich beroepen op matiging.