In deze zaak gaat het om een belanghebbende die in Nederland woont en op 5 juli 2011 door de politie is aangehouden wegens te snel rijden met een in Duitsland geregistreerde auto. De auto, een Mercedes E 350 CDI, was niet aangemeld voor de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) in Nederland. De inspecteur van de Belastingdienst heeft de belanghebbende verzocht om informatie te verstrekken, maar omdat hij niet voldeed aan de informatieplicht, werd een informatiebeschikking opgelegd. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens legde de inspecteur een naheffingsaanslag BPM op van € 11.018, gebaseerd op een huurperiode van 36 maanden in Nederland.
De belanghebbende ging in beroep bij de Rechtbank, die zijn beroep ongegrond verklaarde. Hierna stelde de belanghebbende hoger beroep in bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het Hof oordeelde dat de Rechtbank terecht had geoordeeld over de informatiebeschikking en dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de naheffingsaanslag onterecht of te hoog was. Het Hof bevestigde dat de inspecteur voldoende rekening had gehouden met de feiten en omstandigheden en dat de naheffingsaanslag naar redelijkheid was opgelegd. Bovendien werd er geen aanleiding gezien voor vergoeding van immateriële schade, ondanks de overschrijding van de behandeltermijn van twee jaar door het Hof. Het Hof verklaarde het hoger beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de Rechtbank.