ECLI:NL:GHSHE:2013:4171

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 september 2013
Publicatiedatum
11 september 2013
Zaaknummer
HD 200.037.068-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de gemeenschap tussen broers en afrekening van onroerende zaken

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep inzake de verdeling van de gemeenschap tussen twee broers. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof, waarin een deskundigenonderzoek was bevolen. Dit onderzoek was noodzakelijk om de financiële afrekening met betrekking tot het gevoerd beheer van onroerende zaken te kunnen vaststellen. In het tussenarrest van 18 september 2012 werd een voorschot van € 18.300,= voor de deskundige vastgesteld, dat door beide partijen diende te worden voldaan. De deskundige meldde echter dat de werkzaamheden omvangrijker waren dan aanvankelijk ingeschat en verzocht om een aanvullend voorschot van € 19.200,=.

Beide partijen gaven aan geen bezwaar te hebben tegen het verzoek van de deskundige, en het hof oordeelde dat het verzoek op inzichtelijke wijze was gemotiveerd. Het hof besloot het aanvullende voorschot toe te kennen, waarbij elke partij de helft van het bedrag diende te voldoen. De kosten van de deskundige zouden verder worden beoordeeld na ontvangst van het deskundigenbericht. Het hof bepaalde ook een termijn voor de indiening van het deskundigenbericht en verwees de zaak naar de rol voor memorie na deskundigenonderzoek.

De uitspraak werd gedaan op 10 september 2013 door de rechters N.J.M. van Etten, W.H.B. den Hartog Jager en I.B.N. Keizer. Het hof hield verdere beslissingen aan, afhankelijk van de uitkomsten van het deskundigenonderzoek en de daaropvolgende procedures.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.037.068/01
arrest van 10 september 2013
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,
tegen:
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. J.R.G. Smulders,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 29 september 2009, 10 mei 2011, 27 maart 2012 en 18 september 2012 in het hoger beroep van de door de rechtbank Maastricht onder nummer 95336/HA ZA 04-896 gewezen vonnissen van 23 maart 2005, 29 juni 2005, 7 mei 2008 en 25 februari 2009.

17.Het tussenarrest van 18 september 2012

17.1.
Bij gemeld tussenarrest heeft het hof een deskundigenonderzoek bevolen en is het voor de deskundige te betalen voorschot bepaald op een bedrag van € 18.300,= inclusief btw. Bepaald is voorts dat elk van partijen dit voorschot voor de helft diende te voldoen. De termijn van inzending van het rapport van de deskundige is bepaald op drie maanden nadat de griffier de ontvangst van het voorschot heeft bericht.

18.Het verdere verloop van de procedure en de verdere beoordeling

18.1.
Beide partijen hebben hun helft van het hiervoor genoemde voorschot op de in het tussenarrest aangegeven wijze voldaan.
18.2.
De deskundige heeft bij brief van 13 augustus 2013 aan de griffie van het hof bericht dat de werkzaamheden omvangrijker zijn gebleken dan tevoren door hem was ingeschat. De deskundige stelt dat hij thans een goed zicht heeft op de nog te verrichten werkzaamheden en de bijbehorende tijdsbesteding en verwacht dat een aanvullend voorschot van € 19.200,--,= toereikend zal zijn voor de totale bestede en nog te besteden tijd. De deskundige verzoekt een aanvullend voorschot van voormelde omvang te bepalen.
18.3.
Het hof heeft de partijen in de gelegenheid gesteld zich over het verzoek van de deskundige uit te laten. Beide partijen hebben te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen vaststelling van het verzochte aanvullende voorschot. Het hof is van oordeel dat de deskundige zijn verzoek op inzichtelijke wijze heeft gemotiveerd. Het hof zal het verzoek inwilligen zoals hieronder in het dictum is bepaald.
18.4. [geïntimeerde] heeft het hof verzocht het aanvullende voorschot geheel althans grotendeels ten laste van [appellant] te brengen. Het hof acht daarvoor in dit stadium van de procedure geen termen aanwezig. Nadat het deskundigenbericht is voltooid en de memories na deskundigenbericht zijn gewisseld zal het hof beslissen door welke partij de kosten van het deskundigenbericht uiteindelijk moeten worden gedragen.
18.5.
Het hof zal nu de termijn voor inlevering van het deskundigenbericht nader bepalen zoals hieronder aangegeven.
18.6
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

19.De uitspraak

Het hof:
bepaalt dat voor de kosten van de deskundige een aanvullend voorschot dient te worden voldaan van € 19.200,= inclusief btw;
bepaalt dat elk van partijen de helft van genoemd aanvullend voorschot van € 19.200,=, derhalve € 9.600,=,
binnen 4 weken na hedenonder vermelding van zaaknummer HD 200.037.068 zal overmaken naar IBAN-rekeningnummer NL53 RBOS 0569 990 572 ten name van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch;
bepaalt dat de deskundige het onderzoek verder zal voortzetten nadat de griffier heeft bericht dat het aanvullend voorschot is ontvangen;
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het aanvullend voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd nader op 7 januari 2014;
verwijst de zaak naar de rol van 4 februari 2014 voor memorie na deskundigenonderzoek, aan de zijde van [appellant] ;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige zal toezenden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. N.J.M. van Etten, W.H.B. den Hartog Jager en I.B.N. Keizer en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 september 2013.