In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep inzake de verdeling van de gemeenschap tussen twee broers. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof, waarin een deskundigenonderzoek was bevolen. Dit onderzoek was noodzakelijk om de financiële afrekening met betrekking tot het gevoerd beheer van onroerende zaken te kunnen vaststellen. In het tussenarrest van 18 september 2012 werd een voorschot van € 18.300,= voor de deskundige vastgesteld, dat door beide partijen diende te worden voldaan. De deskundige meldde echter dat de werkzaamheden omvangrijker waren dan aanvankelijk ingeschat en verzocht om een aanvullend voorschot van € 19.200,=.
Beide partijen gaven aan geen bezwaar te hebben tegen het verzoek van de deskundige, en het hof oordeelde dat het verzoek op inzichtelijke wijze was gemotiveerd. Het hof besloot het aanvullende voorschot toe te kennen, waarbij elke partij de helft van het bedrag diende te voldoen. De kosten van de deskundige zouden verder worden beoordeeld na ontvangst van het deskundigenbericht. Het hof bepaalde ook een termijn voor de indiening van het deskundigenbericht en verwees de zaak naar de rol voor memorie na deskundigenonderzoek.
De uitspraak werd gedaan op 10 september 2013 door de rechters N.J.M. van Etten, W.H.B. den Hartog Jager en I.B.N. Keizer. Het hof hield verdere beslissingen aan, afhankelijk van de uitkomsten van het deskundigenonderzoek en de daaropvolgende procedures.