Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : C/09/566727 / HA ZA 19-85
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 18 februari 2020, waarmee [appellant 1] c.s. in hoger beroep zijn gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 4 december 2019;
- het ambtshalve royement op 10 augustus 2021;
- de (nieuwe) introductie van de zaak bij het hof op 13 februari 2024;
- de memorie van grieven van [appellant 1] c.s. van 13 februari 2024, met bijlagen;
- de memorie van antwoord van de Staat van 26 maart 2024, met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Verjaring en stuiting – grieven 1 tot en met 3
7.Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 4 december 2019;
- veroordeelt [appellant 1] c.s. hoofdelijk in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op € 9.105,-;
- bepaalt dat als [appellant 1] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest hebben voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellant 1] c.s. de kosten van die betekening moeten betalen, plus extra nakosten van € 92,- vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellant 1] c.s. deze niet binnen veertien dagen na betekening hebben voldaan;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.