In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) van € 5.564, die door de Inspecteur is opgelegd. De belanghebbende, die een MINI Countryman heeft geregistreerd, heeft een lagere handelsinkoopwaarde en waardevermindering door schade aangevoerd. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag verminderd naar € 5.428, maar heeft geen proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, maar heeft de Inspecteur wel veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn. In hoger beroep is de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of de Rechtbank ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend. Het Hof oordeelt dat de bewijslast voor de waardevermindering bij belanghebbende ligt en dat deze niet is geslaagd in het bewijs. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.