ECLI:NL:HR:2020:318
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J. Koopman
- E.N. Punt
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- M.E. van Hilten
- Rechtspraak.nl
Cassatie over belastingheffing van motorrijtuigen en de toonplicht bij bpm-aangifte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen [X] B.V. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (bpm) die aan belanghebbende was opgelegd. Belanghebbende had een bedrag van € 6.213 aan bpm voldaan voor een gebruikte personenauto die uit een andere EU-lidstaat afkomstig was. De belasting werd berekend op basis van een taxatierapport, waarin de schade aan de auto was opgenomen. De Inspecteur had echter geen rekening gehouden met de schade omdat belanghebbende niet voldeed aan de toonplicht, die vereist dat de auto voor controle wordt getoond.
De Rechtbank oordeelde dat de Inspecteur niet enkel op basis van het niet voldoen aan de toonplicht de schade mocht negeren en stelde de waardevermindering vast op € 2.500. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelde echter dat de oproep om de auto te tonen disproportioneel was, gezien de kosten voor belanghebbende. Het Hof stelde de schade vast op € 3.500, wat leidde tot een vermindering van de naheffingsaanslag tot € 444.
In cassatie betoogde de Staatssecretaris dat het Hof de proportionaliteit van de toonplicht verkeerd had beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet had miskend dat de belastingplichtige de bewijslast had om aan te tonen hoe hoog de waardevermindering was, ondanks het niet voldoen aan de toonplicht. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten van belanghebbende.