4.5.Verder had verweerder de gevraagde stukken op grond van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ aan eiser moeten verstrekken. Dit artikel waarborgt dat de belanghebbende op zijn verzoek de gegevens ontvangt die ten grondslag liggen aan de vastgestelde WOZ-waarde. Het betreft in feite de motivering van de door verweerder genomen WOZ-beschikking.
Voor deze gegevens geldt een toezendplicht op verzoek. Een andere mogelijke uitleg van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ kan niet uit de tekst en de totstandkomingsgeschiedenis van dat artikel worden afgeleid (zie rechtsoverweging 4.23. en verder van de eerdergenoemde uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 27 juli 2021, zoals herhaald in de uitspraak van 30 november 2021).
5. Deze beroepsgrond slaagt.
6. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank zal nu beoordelen of verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat hij de WOZ-waarde van de onroerende zaak niet te hoog heeft vastgesteld en of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten kunnen worden.
7. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de onroerende zaak bepaald op de waarde die eraan moet worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom ervan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet WOZ blijkt dat de WOZ-waarde gelijk dient te zijn aan de prijs die de meest biedende koper betaalt na de meest geschikte voorbereiding.
8. Verweerder moet aannemelijk maken dat hij de waarde van de onroerende zaak niet te hoog heeft vastgesteld. Hiertoe legt hij een taxatierapport van [naam] over met de daarin opgenomen waardematrix (matrix). Verweerder onderbouwt de waarde met de verkoopcijfers van drie vergelijkingsobjecten, [adres 5] , [adres 6] en [adres 7] in [woonplaats] .
9. De in het taxatierapport opgenomen vergelijkingsobjecten zijn bruikbaar bij de waardering, omdat deze op de belangrijkste waardebepalende kenmerken, zoals ligging, type, bouwjaar, woonoppervlakte, grondoppervlakte en onderhoudstoestand goed vergelijkbaar zijn met de onroerende zaak. Dat er verschillen bestaan tussen de vergelijkingsobjecten en de onroerende zaak maakt niet dat de vergelijkingsobjecten niet bruikbaar zijn, omdat – zoals door verweerder toegelicht – vergelijkingsobjecten in dit geval moeilijk zijn om te vinden.
10. Met de bij het taxatierapport gevoegde matrix en grondstaffel maakt verweerder inzichtelijk dat hij bij de waardering voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen in onder meer kwaliteit, onderhoud en ligging tussen de vergelijkingsobjecten en de onroerende zaak.
Met het verschil in ligging is rekening gehouden door een correctie toe te passen van 5%. Omgerekend brengt dit een totaal waardeverschil van € 12.024,- mee.
Met het verschil in kwaliteit en onderhoud is rekening gehouden door middel van het toepassen van een lagere m³-prijs dan uit de verkopen van de vergelijkingsobjecten als gemiddelde kan worden afgeleid. [adres 5] en [adres 6] hebben een twee (matig) voor kwaliteit en een drie (voldoende) voor onderhoud en [adres 7] heeft een vier (goed) voor kwaliteit en onderhoud, tegenover een één (slecht) voor kwaliteit en een twee (matig) voor onderhoud van de onroerende zaak. Dit betekent dat de gehanteerde m³-prijs van de onroerende zaak € 471,- bedraagt, tegenover een gemiddelde m³-prijs van € 583,- voor de vergelijkingsobjecten. Het verschil per m³ van € 112,- brengt, omgerekend naar het object, een totaal waardeverschil van € 42.000,- mee. De rechtbank is van oordeel dat de verschillen tussen de onroerende zaak en de vergelijkingsobjecten, zoals het door eiser aangevoerde punt dat de vergelijkingsobjecten onder andere nieuwe dakpannen en dubbel glas hebben, hiermee voldoende verdisconteerd zijn in de WOZ-waarde.
11. Eiser voert aan dat verweerder geen rekening heeft gehouden met de uitrit, het riool en de schuren, omdat het waarderen van deze grond op € 1,- alleen invloed heeft op toekomstige waarderingen. Ook heeft verweerder de garage te hoog gewaardeerd en is het onvoldoende duidelijk of verweerder de cultuurvrijstelling heeft toegepast. De cultuurgrond is getaxeerd op € 67.753,- en hiervan is maar € 47.000,- niet in de waardering betrokken.