ECLI:NL:HR:2004:AP1375

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
39467
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.G. Pos
  • L. Monné
  • P.J. van Amersfoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de waardering van onroerende zaken en de betekenis van taxatierapporten

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 19 maart 2003, nr. BK-02/00406, betreffende de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken. De Hoge Raad behandelt de waardering van onroerende zaken en de betekenis van taxatierapporten in het kader van de Wet WOZ. De waarde van de onroerende zaken aan de a-straat 1, 2 en 3 te Q was vastgesteld op respectievelijk ƒ 116.000, ƒ 116.000 en ƒ 128.000. Na bezwaar van belanghebbende heeft de directeur van de Dienst Algemene Zaken van de gemeente Leeuwarden de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 nader vastgesteld op ƒ 111.000, terwijl de overige beschikkingen werden gehandhaafd. Het Hof heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarop belanghebbende in cassatie ging.

De Hoge Raad oordeelt dat het Hof bij zijn waardering van de taxatierapporten ten onrechte heeft aangenomen dat deze geen of minder betekenis hebben omdat de waarden niet zijn bepaald volgens de voorgeschreven methode in de Uitvoeringsregeling. De Hoge Raad benadrukt dat de regels in de Uitvoeringsregeling hulpmiddelen zijn, maar dat de uiteindelijke toetssteen de waarde is zoals omschreven in artikel 17, lid 2, van de Wet waardering onroerende zaken. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling en beslissing. Tevens wordt de gemeente Leeuwarden gelast om het griffierecht van € 87 aan belanghebbende te vergoeden. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, dit zal door het verwijzingshof worden beoordeeld.

Uitspraak

Nr. 39.467
11 juni 2004
BK
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 19 maart 2003, nr. BK-02/00406, betreffende na te melden beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaken a-straat 1, 2 en 3 te Q voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 vastgesteld op respectievelijk ƒ 116.000, ƒ 116.000 en ƒ 128.000.
Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de directeur van de Dienst Algemene Zaken van de gemeente Leeuwarden bij uitspraak de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 nader vastgesteld op ƒ 111.000 en de beschikking voor het overige gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Ambtshalve aanwezig bevonden grond voor cassatie
3.1. Het Hof is bij zijn waardering van de door belanghebbende overgelegde taxatierapporten (onderdeel 3.7 van zijn uitspraak) uitgegaan van de opvatting dat daaraan geen dan wel minder betekenis kan worden toegekend omdat uit die taxatierapporten niet blijkt dat de waarden zijn bepaald door middel van een in de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Uitvoeringsregeling) voorgeschreven methode. Voorts heeft het Hof een door belanghebbende gedaan beroep op statistische informatie gepasseerd (onderdeel 3.8 van zijn uitspraak) op de grond dat de waarden dienen te worden bepaald op een wijze als bedoeld in de Uitvoeringsregeling, waaronder niet is begrepen een methode op basis van (bedoeld zal zijn:) statistische gegevens in samenhang met stijgingspercentages.
3.2. Aldus heeft het Hof miskend dat de in de Uitvoeringsregeling neergelegde regels voor de onderbouwing en uitvoering van de waardebepaling weliswaar hulpmiddelen bevatten om te bereiken dat het wettelijke waardebegrip van artikel 17, lid 2, van de Wet waardering onroerende zaken wordt gehanteerd, maar dat de toetssteen uiteindelijk de waarde blijft zoals in dat artikellid omschreven, en dat die waarde ook op andere manieren kan worden bepaald (HR 29 november 2000, nr. 35797, BNB 2001/52).
3.3. 's Hofs uitspraak kan derhalve niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. De klachten van belanghebbende behoeven geen behandeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, en
gelast dat de gemeente Leeuwarden aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 87.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en P.J. van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2004.