2.4.Tot de gedingstukken behoort een factuur van [A B.V.] van 30 september 2016 gericht aan [B B.V.] in verband met de verkoop van de auto. Op de factuur staat een koopprijs van € 41.745 inclusief btw.
3. De Rechtbank heeft, voor zover van belang, geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
7. De door eiseres verdedigde handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 27.400 is blijkens het taxatierapport gebaseerd op gemiddelden van vraagprijzen van gelijksoortige auto's (€ 42.200) verminderd met ongeveer 35%. Dergelijke vraagprijzen kunnen echter niet als referentie dienen, ook niet indien rekening wordt gehouden met een handelsmarge. Een vraagprijs kan immers afwijken van wat daadwerkelijk betaald wordt en de handelsmarge is geen vaststaand gegeven. Daarnaast heeft eiseres, tegenover de betwisting door verweerder, niet aannemelijk gemaakt dat de in het marktonderzoek gebruikte referentieauto's, waaronder drie bestelauto's, voldoende vergelijkbaar zijn met de auto. Eiseres heeft de door haar voorgestane handelsinkoopwaarde op basis van een marktonderzoek dan ook niet aannemelijk gemaakt.
8. De bewijslast dat de waardevermindering door schade, in de omvang als door eiseres gesteld, in mindering komt bij de waardebepaling van een auto, rust op eiseres.[1] Eiseres dient dus tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder aannemelijk te maken dat die schade meer bedraagt dan het bedrag dat DRZ heeft vastgesteld. Zij heeft daartoe verwezen naar het taxatierapport dat ten grondslag is gelegd aan de aangifte. De daarin genoemde schade is echter slechts gedeeltelijk aangetroffen door DRZ. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen over DRZ volgt de rechtbank eiseres niet in haar stelling dat dit enkel het gevolg is van de ondeskundigheid van de taxateur van DRZ en de door DRZ gevolgde handelwijze.
9. Ter zitting heeft eiseres ter onderbouwing van haar stelling dat verweerder te weinig schade in aanmerking heeft genomen, verwezen naar de door DRZ gemaakte foto's van de auto. De rechtbank heeft de foto's van DRZ goed bekeken, maar kan aan de hand van die foto's niet vaststellen of de door eiseres genoemde beschadigingen aanwezig waren.
Zo die beschadigingen op de foto's al waarneembaar zijn, kan uit de foto's niet worden opgemaakt dat deze als meer dan normale gebruiksschade moeten worden beschouwd.
10. De rechtbank verwerpt het beroep van eiseres op het innameprotocol van Connect Autolease. Tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van beleid van de Belastingdienst om dit protocol als leidraad te hanteren voor het bepalen van normale slijtage en gebruikssporen en andere schade in het kader van de Bpm.
11. Gelet op het voorgaande is eiseres niet geslaagd in het van haar te vergen bewijs.
Dat een hoger percentage van het door DRZ vastgestelde schadebedrag in aanmerking moet worden genomen dan DRZ heeft gedaan, is gesteld noch gebleken. Verweerder heeft dan ook terecht niet meer dan € 1.222 als schade in aanmerking genomen.
Conclusie naheffingsaanslag
12. Uitgaande van een historische nieuwprijs van de auto van € 86.238, een handelsinkoopwaarde in beschadigde staat van € 37.664 (€ 38.886 -€ 1.222) en een bruto Bpm van € 14.751, bedraagt de verschuldigde Bpm € 6.441.
13. Ter zitting is tussen partijen komen vast te staan dat verweerder ten onrechte geen extra leeftijdskorting in aanmerking heeft genomen en dat, uitgaande van de hiervoor genoemde gegevens en rekening houdende met de extra leeftijdskorting en het door eiseres reeds op aangifte voldane bedrag van € 2.950, eiseres per saldo nog een bedrag van € 3.389 aan Bpm is verschuldigd.
14. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren, de uitspraak op bezwaar vernietigen en de naheffingsaanslag verminderen tot € 3.389.
15. Eiseres heeft geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente. Dat in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht rente in rekening is gebracht, is gesteld noch gebleken. Wel dient de rentebeschikking te worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de naheffingsaanslag.
16. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Bij de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn is overschreden, moet worden aangesloten bij de uitgangspunten die zijn neergelegd in het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2005.[2] Behoudens in geval van bijzondere omstandigheden wordt een periode van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase in dit verband als redelijk beschouwd. Hiervan komt een halfjaar toe aan de bezwaarfase.
17. Het bezwaarschrift is door verweerder ontvangen op 20 mei 2019, de uitspraak op bezwaar is van 1 augustus 2020 en deze uitspraak van de rechtbank is gedaan op 30 augustus 2022. Derhalve is tussen het bezwaar en de rechtbankuitspraak een periode van driejaar, drie maanden en tien dagen verstreken. De redelijke termijn is dan ook overschreden met één jaar, drie maanden en tien dagen, in totaal 467 dagen. Dit betekent dat eiseres recht heeft op een vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.500.
Van de overschrijding van de redelijke termijn dient een periode van 255 dagen te worden toegerekend aan de bezwaarfase. Verweerder dient daarom van de schadevergoeding van € 1.500 een bedrag van € 819 (255/467 deel van € 1.500) te vergoeden en de Staat € 681 (212/467 deel van € 1.500).
18. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting met een waarde per punt van € 759[3] en een wegingsfactor l). Voor een kostenvergoeding voor de bezwaarfase is geen aanleiding nu het beroep uitsluitend gegrond is verklaard voor wat betreft verlaging van de handelsinkoopwaarde als gevolg van toepassing van de koerslijst van EurotaxGlass's inclusief de correctiefactoren `markt- en dealersituatie' en toepassing van de extra leeftijdskorting en dit in bezwaar niet aan de orde is gesteld.
Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen