Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 28 augustus2 2024
[X] te [Z] , belanghebbende,
de Staat der Nederlanden, de Minister van Justitie en Veiligheid, de Staat,
Procesverloop
Feiten
Oordeel van de Rechtbank
Redelijke termijn
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vergoeding van immateriële schade en proceskosten in een belastingzaak. De belanghebbende, eigenaar van een woning, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van zijn onroerende zaak door de Heffingsambtenaar. De rechtbank had eerder de waarde vastgesteld op € 324.000 en het bezwaar ongegrond verklaard. De belanghebbende had beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 30 augustus 2023 uitspraak deed en de Heffingsambtenaar veroordeelde tot een vergoeding van immateriële schade van € 33 en proceskosten van € 209,25. De belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij hij een hogere schadevergoeding en proceskostenvergoeding eiste. Het Hof oordeelde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, en dat de belanghebbende recht had op een schadevergoeding van € 500, die gelijkelijk moest worden verdeeld tussen de Heffingsambtenaar en de Staat. Daarnaast werd de Heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de belanghebbende in de hogerberoepsfase, vastgesteld op € 875, en de griffierechten van € 93. Het Hof vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op de vergoeding van immateriële schade en griffierechten, en bevestigde de overige onderdelen van de uitspraak.