Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een brief van 26 juli 2022 met bijlage, binnengekomen op 27 juli 2022;
- een brief van 19 september 2022 met bijlagen, binnengekomen op 21 september 2022;
- een e-mailbericht van 23 februari 2023 met bijlagen;
- een e-mailbericht van 27 februari 2023 met bijlagen;
- een e-mailbericht van 8 maart 2023 met bijlagen;
- een e-mailbericht van 28 februari 2023 met bijlagen;
- een e-mailbericht van 7 maart 2023 met bijlagen.
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
3.De feiten
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ;
4.De omvang van het geschil
- de echtscheiding tussen de man en de vrouw uitgesproken;
- de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken tot aanhechting van het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan aan de beschikking;
- bepaald dat de minderjarigen de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
- bepaald in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) dat de minderjarigen bij de man zullen verblijven:
- bepaald dat de man en de vrouw de vakanties en feestdagen in onderling overleg zullen verdelen, met als uitgangspunt verdeling bij helfte. De rechtbank heeft specifiek ten aanzien van de zomervakantie bepaald dat de minderjarigen in de even jaren de eerste drie weken van de vakantie bij de man en de tweede drie weken bij de vrouw verblijven en in de oneven jaren de eerste drie weken bij de vrouw en de tweede drie weken bij de man verblijven;
- bepaald dat de man, met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, voor de verzorging en opvoeding van de kinderen aan de vrouw zal moeten betalen een bedrag van € 582,- per kind per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
- de wijze van verdeling van de tussen de man en de vrouw bestaande beperkte en eenvoudige gemeenschap als volgt vastgesteld:
€ 12.000,-, zodat de vrouw aan de man een bedrag van € 6.000,- verschuldigd is;
€ 208.000,- en € 117.625,-), minus de bij partijen bekende achterstand in de rentebetalingen op de geldleningen bij de genoemde ouders en minus de verkoopkosten) zal gelijkelijk tussen de man en de vrouw worden verdeeld;
- bepaald dat de man aan de vrouw dient te voldoen uit hoofde van de afwikkeling van het te verrekenen vermogen op grond van de huwelijkse voorwaarden van partijen een bedrag van € 415.406,24, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- bepaald dat de door de vrouw en de man ná de peildatum (31 december 2019) betaalde of ontvangen belastingaanslagen- of teruggaven, die zien op de huwelijkse periode tot aan de peildatum, tussen partijen bij helfte dienen te worden verrekend;
- vastgesteld dat de man gerechtigd is tot 245 aandelen van de ten name van de vrouw gehouden beleggingen onder rekeningnummer [bankrekening 3] ;
- bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
- de beschikking zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding;
- het meer of anders verzochte afgewezen.
€ 582,- per kind per maand. In het incidenteel hoger beroep verzoekt de man het hof om de bestreden beschikking (partieel) te vernietigen en wel voor zover het de vastgestelde door hem te betalen kinderalimentatie betreft en, opnieuw rechtdoende en zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de man aan de vrouw een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen zal moeten betalen van € 241,- per kind per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
5.De motivering van de beslissing
Verrekening van inkomsten
De echtgenoten beogen met deze bepaling de toename van ieders vermogen tijdens het huwelijk, voor zover die toename niet het gevolg is van een verkrijging krachtens erfrecht of gift of van waardestijging van goederen die door hen ten huwelijk zijn aangebracht aan ieder voor de helft ten goede te laten komen. In verband hiermee moeten ook verkrijgingen die niet of die mogelijk niet als inkomen kunnen worden gezien, zoals optierechten en vergoedingen bij het einde van de dienstbetrekking, in de verrekening worden betrokken. Goederen die aan een echtgenoot op bijzondere wijze verknocht zijn zoals bedoeld in artikel 1:94 lid 3 Burgerlijk Wetboek worden slechts in de verrekening betrokken voor zover de verknochtheid zich niet daartegen verzet.
Wanneer het huwelijk wordt ontbonden door overlijden en op dat tijdstip geen verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed aanhangig is, komen alle vorderingen die samenhangen met de verrekening zoals die plaats moeten vinden op grond van het vorenstaande te vervallen en zal tussen de langstlevende echtgenoot en de erfgenamen van de overleden echtgenoot worden afgerekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 17.
€ 5.325,- overschrijdt, dient een draagkrachtvergelijking te worden gemaakt. De rechtbank heeft dit reeds gedaan in de bestreden beschikking, maar gelet op de wijziging van de draagkracht van de vrouw zal het hof in deze beschikking een nieuwe draagkrachtvergelijking maken. De behoefte van de minderjarigen wordt als volgt verdeeld:
- eigen aandeel van de man: € 5.255,- / € 8.277,- x € 5.325,- = € 3.381,-
- eigen aandeel van de vrouw: € 3.022,- / € 8.277,- x € 5.325,- = € 1.944,-
- jaarstukken 2020 en 2021, alsook een prognose over 2022, ten aanzien van [besloten vennootschap] , opgesteld door een accountant;
- bewijzen van verkoopopbrengsten van deelnemingen gehouden door [besloten vennootschap] in de vorm van SPA’s en verkoopcontracten;
- kwartaalrapportages van het fonds over de jaren 2020, 2021 en 2022;
- vonnissen/uitspraken omtrent het burengeschil (civiel) en strafrechtelijke procedure (Staatsbosbeheer), alsook de onderliggende facturen ten aanzien van de kosten van rechtsbijstand verbonden aan deze procedures.
fishing expedition, waartoe artikel 843a Rv nadrukkelijk geen ruimte biedt. Overigens heeft de man de facturen van de kosten van rechtsbijstand met betrekking tot het burengeschil alsnog overgelegd bij zijn verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep.