Uitspraak
Er zijn A-PEC’s uitgegeven voor een bedrag van € 49.000.001 en B-PEC’s voor een bedrag van € 636.338.750. Naar Luxemburgs civiel recht worden de PEC’s aangemerkt als vreemd vermogen.
De rente verschuldigd ten aanzien van de A-PEC’s bedraagt 13% per jaar en de rente verschuldigd ten aanzien van de B-PEC’s bedraagt 15,156% per jaar. De looptijd van de PEC’s bedraagt 10 jaar (minus 2 werkdagen). De opbrengst van de A-PEC’s is als kapitaal in de onderliggende vennootschappen ingebracht en de opbrengst van de B-PEC’s is aangewend voor het verstrekken van geldleningen aan de onderliggende vennootschappen.
De bedragen verschuldigd op basis van de leningsovereenkomst worden aangemerkt als zogenoemde ‘Subordinated Liabilities’ zoals gedefinieerd in de Intercreditor Agreement.
Hof]
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof vult de hiervoor vermelde feiten als volgt aan.
(…)
Discussion:
Attached is an investment abstract for [A] , L.P. ( [A] ) prepared by [naam] , [Pensioenfonds] traditional alternative investment consultant.
Background[Bedrijf B] was established in 1981 as the European venture capital arm of [naam] . In 1993, a management buy-out was completed under the name of [Bedrijf B] . [A] (the Fund) is targeted as an €11 billion fund. The General Partner (GP) has an extensive European deal network and has the longest established management team of any private equity group in Europe.
(…)
The GP has generated a successful track record in Pan-European strategy. The Board has allocated $60 million to four [Bedrijf B] European funds (…).
[Bedrijf B] has invested $ 10.3 billion in 117 transactions since 1996. (…)
Similar to its predecessor funds, [A] will invest in Pan-European (…) acquisitions (…).”
Fund Offering
General Partner: [Bedrijf B]
Size: €11 billion
(…)
[Bedrijf B] (“ [Bedrijf B] ” or the “General Partner”) is seeking to raise €11 billion for [A] , L.P. (the “Fund”). The Fund is being formed to complete leveraged buyout investments in Western Europe across a diverse range of industries.
(…)
The Fund will represent the fifth in a series of investment vehicles raised by the General Partner that have also pursued a pan-European leveraged buyout strategy: (…).
(…)
Biographies
The backgrounds of the senior most investment professionals are detailed below:
[naam] (54), Chaiman has responsibility for all of the General Partner’s business operations. Mr. [naam] joined [Bedrijf B] in [datum] and became Managing Director in [datum] . (…)
(…)
[naam] (51), Managing Partner, joined [Bedrijf B] in London in [datum] . (…)
(…)
[naam] (51), Partner and Group Finance Director. Mr. [naam] joined [Bedrijf B] in [datum] (…).”
[B] (THE ‘FUND’)
COMPRISING OF[A] (A) L.P.
(…)
AND
[A] (E) L.P.
(…)
General Partner
[Bedrijf C]
(…)
Channel Islands
(…)
[naam]
(…)
[naam]
[naam]
(…)
REPORT OF THE GENERAL PARTNER
The General Partner, [Bedrijf C] presents its report and the audited combined financial statements of the Fund for the year ended 31st December 2010. The relationship between [A] (A) L.P., (…) and [A] (E) L.P. (the ‘Partnerships’) is explained in Note 1 ‘Organisation and business purpose.’
(…)
NOTES TO THE FINANCIAL STATEMENTS
FOR THE YEAR ENDED 31ST DECEMBER 2010
1. Organisation and business purpose
[B] (the “Fund”) is not a corporate entity and comprises of five Cayman Limited Partnerships (“the Partnerships”).
1.1.3 Aangiften vennootschapsbelasting
Een relatief beperkt deel wordt ingebracht door managers. (…)
[website 1], zie bijlage 2)
Distribution of Profits and Losses”) van het fonds is afhankelijk van het rendement op alle investeringen van het fonds. Dit resultaat zal als volgt worden verdeeld:
s] ontvangt 100 procent van het resultaat tot aan het maximum van de inleg plus een betaling van het preferred return van 8 procent op de inleg;
(…)
(…)
(…)
(…)
Conclusie Bank Base Case 2010De prognoses uit Bank Base Case 2010 zijn optimistisch. Reeds in 2010 is duidelijk dat groei gefinancierd zal worden met extra bankleningen (Overname Faciliteit beschikbaar van € 300 mln.). De financiële ratio’s van de banken zijn vastgesteld met het in acht nemen van een headroom van ongeveer 25 procent ten opzichte van de prognoses. De eerste financiële verantwoordingen bewijzen dat de prognoses niet gehaald zijn. (…)
In de Comments van 11 april 2015 is de volgende opmerking opgenomen bij de conclusie uit de bespreeknotitie van 30 september 2014:
“(…) Wij begrijpen niet waarom de prognoses (ten tijde van het verstrekken van de financiering aan de [AB groep] ) geen betrouwbare onderbouwing zijn voor de betalingscapaciteit van de [AB groep] en de mogelijkheden om op enig moment aan betalingen op de SHL toe te komen.”
€ 634.855.232 vermeerderd met de bijgeschreven rente van 15,216 procent over de uitstaande schuld per jaar terug te betalen. Daarnaast is het risico voor een geldverstrekker van de SHL nog groter vanwege de vele bepalingen gericht op de achterstelling ten opzichte van de bankleningen. De enige reële optie voor de geldverstrekkers van de SHL om een deel van de uitstaande vordering te kunnen innen is de verkoop van (een deel van) de [AB groep] .
“is vormgegeven als bullet loan met en PIK rente.”Hiermee wordt bedoeld dat betalingen uit hoofde van de SHL eerst zullen plaatsvinden op vervaldatum of bij eerdere terugbetaling van de SHL.
“Het vorenstaande is onjuist. Het feit dat in de periode oktober 2010 - maart 2013 geen herfinanciering heeft plaatsgevonden sluit niet uit dat er geen herfinanciering op een later tijdstip kan plaatsvinden waarbij de SHL geheel of gedeeltelijk kan worden terugbetaald. Daarnaast kan er ook gekozen worden voor verkoop van zelfstandige bedrijfsonderdelen waarbij de verkoopopbrengst wordt aangewend voor gedeeltelijke aflossing van de SHL.”
“Zoals eerder uiteengezet in onze e[-]mail van 7 februari 2014 is de verhouding eigen vermogen / vreemd vermogen gekozen om flexibiliteit te creëren ten aanzien van de repatriëring van financiële middelen naar de aandeelhouders. De terugbetaling van de aandeelhouderslening is niet onderworpen aan kapitaalbeschermingsmaatregelen. Daarnaast biedt de rente op de aandeelhouderslening een aardig vast rendement voor de investeerders in de [Bedrijf B] fondsen.”
4. In de kolommen 6 en 7 zijn de gegevens van de SHL opgenomen en de ratio’s die zijn berekend met inbegrip van de SHL.
“Dit is feitelijk onjuist. Zoals u weet was een derde partij ten tijde van de van de acquisitie van de [AB groep] (i.e. ten tijde van de verstrekking van de aandeelhouderslening) bereid een mezzanine financiering te verstrekken van EUR 200m bovenop de bankschuld. Wij verwijzen in dit kader naar de draft term sheet welke u heeft ontvangen. Aangezien de aandeelhouderslening uit een aantal tranches bestaat kan worden betoogd dat er wel degelijk zakelijk handelende geldverstrekkers zijn die een dergelijke lening zouden hebben verstrekt.”
4. De kosten van de SHL zijn hoger dan de kostenvoet van het eigen vermogen. De kosten van de SHL zijn 15,216 procent op jaarbasis. Door de fiscale verliespositie is het fiscaal voordeel van de rentelasten beperkt. De kostenvoet van het eigen vermogen van [AB groep] ligt tussen 8,18 procent en 8,98 procent, zie paragraaf 1.6.3.4. Het is niet zakelijk om te kiezen voor een financieringsvorm die (veel) duurder is dan de kosten van het eigen vermogen. In de Comments van 11 april 2015 is hierover opgemerkt:
“Het vorenstaande is niet relevant. Immers het staat belastingplichtige ten principale vrij om te kiezen op welke wijze zij een acquisitie financiert”.
“Vanuit het perspectief van [Y B.V.] zijn er wel degelijk zakelijke argumenten. Zo hoeft bijvoorbeeld de rente op de SHL niet daadwerkelijk te worden betaald hetgeen tot gevolg heeft dat de rente kan worden geïnvesteerd in de groep.”
“Wij maken u er wederom op attent dat de kredietverstrekkers op geen enkele wijze verplicht zijn mee te werken aan een herfinaciering van [Y B.V.] /de [AB groep] .”
“Zoals hierboven aangegeven zijn er wel degelijk zakelijke argumenten voor de financiering middels een SHL. Wij delen uw conclusie derhalve niet.”Hierbij wordt gedoeld op de eerder geciteerde opmerking dat de rente van de SHL niet daadwerkelijk hoeft te worden betaald tot verkoop van de onderneming of uiterlijk op vervaldatum in oktober 2020 en dat hierdoor het bedrag van de rente kan worden geïnvesteerd in de onderneming. Andere zakelijke argumenten zijn niet gegeven c.q. onderkend.
5. De investeerders lopen het risico dat gelijk te stellen is aan dat van de eigen vermogensverschaffers. De upside van de SHL is beperkt tot het ontvangen van aflossing en interest. De downside van de SHL is gelijk aan die van het eigen vermogen, maar dan voor aanzienlijk grotere bedragen, namelijk de inleg van € 634,9 mln, en het daarover gemiste rendement. Als de verkoop goed gaat, wordt de hoofdsom plus interest gedeeltelijk terugbetaald. Valt de verkoop tegen, dan ontvangt de SHL verstrekker gezien de omvang van de senior debt, hoogstwaarschijnlijk vrijwel niets. De SHL verstrekker loopt dus praktisch gezien het risico van een eigen vermogen verschaffer en accepteert een vergoeding voor vreemd vermogen met een begrensde upside (rente en aflossing). Dit is niet erg zakelijk. Daar staat echter tegenover dat aandeelhouder en geldverstrekker hier dezelfde partij zijn, waardoor deze onzakelijkheid waarschijnlijk door deze aandeelhouder/geldverstrekker niet als zodanig beleefd zal worden.
1.3.6.2. Samenvatting Transfer pricing studyOm te voldoen aan de documentatieverplichting uit hoofde van artikel 8b, lid 3 Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is voor de SHL een transfer pricing document opgesteld en ten behoeve van het onderzoek ter beschikking gesteld. (…) Het rapport is opgesteld door de afdeling [afdeling] Transfer Pricing van [adviseur] . Het rapport is uitgebracht op 17 juni 2013.
(…)
Het rapport telt 392 pagina’s en leidt tot de conclusie dat het gehanteerde percentage van 15,216 at arm’s length is.
(…)
Report FindingsAn interest is comprised of a base rate and a credit spread. For the purposes of the analysis, considering the fixed type of the interest applied on the SH Loan, we find it appropriate to use the EUR swap rate as an estimate of the applicable base rate (…), EUR 10 year Swap rate was at the level of 2.61%. To estimate the level of the credit spread applicable to the SH Loan, the creditworthiness of the borrower needs to be estimated first.
In absence of any formal credit rating information, we proceeded with the CUP approach (…) using the above mentioned Bank Loan. By extrapolating the terms and conditions of the Bank Loan to the prevailing market data as per the effective date of the Bank Loan, we estimated that the rating attached to the Bank Loan was at the level of “B- / B3”(Moody’s / S&P).
The above is the estimated senior secured rating of the borrower, considering that the SH Loan was unsecured subordinated to all debts of the borrower, we find it appropriate to further notch down by 3 notches to come to an estimated credit rating for the SH Loan of “CCC- / Caa3”(Moody’s / S&P).
(…)
(…)
Toelichting in de mail van [adviseur] van 30 juni 2014:
“(…) Dientengevolge bedraagt de rente op de mezzaninefinanciering 15%.”
(…)
1.3.7.4. Alternatieve optie: Geldverstrekking in de vorm van eigen vermogen(…)
De investeerders van de [Bedrijf B] -fondsen participeren in dezelfde verhoudingen in zowel het kapitaal als in de SHL (…). Door deze combinatie ontbreekt het zakelijk motief om de SHL in de vorm van eigen vermogen beschikbaar te stellen aan [AB groep] . Het rendement dat de investeerders genieten is volledig afhankelijk van de verkoopopbrengst van [AB groep] (…). Dit rendement komt op via dezelfde aandelen en certificaten. De kwalificatie van de SHL als vreemd vermogen in plaats van eigen vermogen maakt slechts op één onderdeel verschil voor de investeerders. Indien de SHL als eigen vermogen wordt ingebracht in [AB groep] ontstaat een uitgaande kasstroom in de vorm van Nederlandse vennootschapsbelasting waardoor het rendement van de investeerders bij verkoop van [AB groep] lager is. Door kwalificatie van de SHL als geldlening wordt betaling van winstbelastingen voorkomen.
(…)
“(…) Wij hebben aangegeven dat de rente op het niveau van de Limited Partnerships niet belast is, maar mogelijk wel op het niveau van de achterliggende investeerders. (…).”(…)
Opgevraagde overeenkomstenTijdens het onderzoek is gevraagd naar de partnership agreements c.q. membership agreements (inclusief bijlagen) van [V Fund] en van [A I Fund] . Daarnaast is gevraagd naar de shareholders agreement verband houdende met de overname van [AB groep] . In de mail van 5 mei 2014 deelt [adviseur] mee dat deze overeenkomsten niet worden verstrekt door [Bedrijf B] . In de bespreeknotitie van 30 september 2014 is hierover de volgende vraag opgenomen:
“Vraag 7: Wat is de reden van het niet verstrekken van de informatie? Is [Bedrijf B] bereid om deze informatie alsnog te verstrekken?”In de Comments van 11 april 2015 is het volgende antwoord opgenomen:
“Momenteel is onduidelijk of [Bedrijf B] bereid is deze informatie te verstrekken daar [Bedrijf B] niet langer (indirect) eigenaar is van de [AB groep] en derhalve geen partij meer is in deze zaak.”
“Gelet op het tijdsverloop sinds het stellen van de vragen in mei 2014 en sinds de Comments van 11 april 2015 moet inmiddels helder zijn of [Bedrijf B] genegen is de informatie te verstrekken. Graag ontvangen wij alsnog de informatie.”
Op 4 december 2015 leveren de adviseurs van [adviseur] een memo aan waarin beschreven wordt op basis van welke gegevens en regelgeving de LP’s vanuit Nederlands fiscaal perspectief niet-transparant zijn. (…) Tevens wordt in het memo (…) bevestigd dat [Bedrijf B] niet bereid is om een kopie te verstrekken van de partnership agreements van de fondsen (…).”
[website 2]). [V Fund] heeft een omvang van € 10.750 mln. en [A I Fund] heeft een omvang van € 4.123 mln. Dit zijn ingelegde investeringen door een groter aantal ongelieerde (afzonderlijk van elkaar gezien) organisaties en particulieren (…).
Realisation. [Bedrijf B] typically targets up to a five year investment holding period. (…) [Bedrijf B] ’s integrated network of offices are uniquely positioned to identify, develop and achieve investment realisation through cross-border sales and stock market listings. Moreover, [Bedrijf B] ’s portfolio committee closely monitors investment company progress and analyses and guides realisation timing. (…)
“Uit het vorenstaande volgt niet dat de [AB groep] is gekocht met het voornemen de vennootschap binnen 5 jaar [te] verkopen. Uit het vorenstaande kan slechts worden afgeleid dat de investeringsperiode normaliter 5 jaar is.”
(…)
(…)
Uiteindelijk volgt op 4 december 2015 een memo van de adviseurs van [adviseur] waarin beschreven wordt waarom de Limited Partnerships niet transparant zijn vanuit Nederlands perspectief. (…) Zoals eerder is beschreven heeft [Bedrijf B] niet de onderliggende documenten beschikbaar willen stellen. De informatie uit het memo is derhalve niet controleerbaar.
De jaarlijkse monitoring oversight fee is gelijk aan een percentage van het bedrag van € 1,3 mln. Dit percentage wordt bepaald door het relatieve aandeel van [V Fund] en [A I Fund] in de geplaatste gewone aandelen B van [Z S.à.r.l.] ten opzichte van [Bedrijf A] .
(…)
(…)
(…)
(…)
[A I] Fund € 126.842.173 18,5%
[Bedrijf B] € 177.000.000 25,8%
[Bedrijf A] € 85.000.000 12,4%
Management
€ 22.822.250 3,3%Totaal € 686.338.751 100,0%
Aan te houden bij [Z S.à.r.l.]
€ 1.000.000Beschikbare financiering € 685.338.751
(…)
Preferred Equity Certificates B
On October 14, 2010, the Company issued 54,171,542,558 Preferred Equity Certificates B (PECs B) each having a par value of EUR 0,01. These PECs B bear interest at a rate equal to 15.156% and the interest are payable each year 5 Business days after March 31 (March 31, 2012 being the first payment date). The accrued but unpaid interest are capitalized each year. The Maturity date is October 14, 2020 (less 2 Business days).
On October 15, 2010, the Company decided to issue 9,462,332,442 additional PECs B having the same characteristics than the ones issued on October 14, 2010. (…)
“3. Er zijn diverse tranches van aandeelhoudersleningen / aandelen. Hoe verhouden de verschillende tranches zich tot elkaar (i.e. wat zijn de onderlinge rechten en plichten van elke tranche aandelen en de onderlinge rechten en plichten van elke tranche aandeelhoudersleningen)?”
(…) Wij verzoeken u een memo over de kwalificatie van de PECs in de belangrijkste landen waarin de investeerders zijn gevestigd beschikbaar te stellen.”In de Comments van 11 april 2015 is hierop het volgende antwoord gegeven:
“Wij zouden willen voorstellen te wachten met het beantwoorden van deze vraag aangezien dit een zeer langdurige en omvangrijke exercities zou zijn en medewerking van de achterliggende investeerders vereist zou zijn.”(…)
Tijdens de bespreking van het conceptrapport op 10 september 2015 melden de adviseurs van [adviseur] dat naar hun mening het niet relevant is op welke wijze de PEC’s fiscaal behandeld worden bij de investeerders. De limited partnerships zijn volgens de adviseurs vanuit Nederlands perspectief niet transparant. De beoordeling houdt dan ook op dat niveau op volgens de adviseurs (…). De adviseurs van [adviseur] zijn echter wel bereid om in het memo over de behandeling van de rentebaten tevens aandacht te besteden aan de behandeling van de PEC’s. Uiteindelijk is tijdens het onderzoek geen memo of andere informatie ontvangen van de adviseurs van [adviseur] over de wijze waarop winstbelasting wordt geheven over de opbrengsten uit de SHL/PEC-structuur bij de investeerders in de diverse landen.
(…)
Loans to affiliated undertakings
On October 14, 2010, the Company entered into an Intercompany Loan Agreement for an amount of EUR 634,855,232.00 and bearing interest at a rate equal to 15.216%. The interest are payable each year on March 31 or are capitalised to the outstanding amount of the facility if the payment is deferred. The maturity date is October 14, 2020. In addition, this loan can be early repaid at the option of the borrower or the lender subject to the conditions set out in the Intercreditor Agreement.
(…)
BD vraagt naar de wijze waarop één en ander in de investeringsmarkt wordt gezet?
[adviseur] geeft aan dat dit met een investment memorandum gebeurt (…).
Behalve de kwalificatie van (…) de PEC’s is voor de BD ook de kwalificatie van de (…) LP’s van belang (…). Hiertoe heeft [adviseur] één en ander aangeleverd, maar deze gegevens zijn voor de BD niet voldoende. [adviseur] is van mening dat BD aan zet is om bijvoorbeeld een verzoek om inlichtingen uit het buitenland (i.c. Kaaiman eilanden) te doen. De BD is het met deze invulling van de verdeling van de bewijslast niet eens. [adviseur] zou bijvoorbeeld de partnership agreements kunnen verstrekken. Gedurende het boekenonderzoek is hier meermalen naar gevraagd. (…) [adviseur] is zeer stellig met de mededeling dat de LP’s vanuit Nederlands perspectief niet transparant zijn. Voor het toe- en uittreden van de deelnemers is slechts de toestemming van de general partner nodig, aldus [adviseur] . (…) De vraag van [adviseur] of BD de volledige partnership agreements wil hebben, wordt bevestigend beantwoord.”
Subject: Summary of the debt service capacity analysis performed in relation to the Shareholder Loan provided to [Y B.V.] with respect to the sale and restructuring of [Q B.V.](…)
Upon your request, [ [adviseur] ] performed a Debt Service Capacity (“DSC”) analysis to assess whether third party creditors would be willing to issue the Shareholder Loan (the “SHL”) to [Y B.V.] (“BV1”), or individual tranches thereof.
(…)
3.1. Credit ratingsBased on the 2010 financials received for [X B.V.] credit rating estimates for [X B.V.] have been established through the Bloomberg Default Risk application (the “DRSK” function) in the Bloomberg Professional Service (“Bloomberg”). The DRSK function establishes a default probability for a company based on company financials including, inter alia, Net Income, Revenue, Cash, Total Assets, Current Liabilities, Total Liabilities and Book Equity.
The default probability and default risk classification established by Bloomberg can subsequently be translated into the credit rating categories applied by the rating agencies. In our case, we have relied on the S&P rating terminology.
The resulting outcome was a company rating consistent with a BB+ rating. In subsequent analyses, we gradually introduced the individual tranches of the SHL (the remainder was then deemed to be provided as capital for purposes of the credit rating analysis performed) by remodelling the financials of [X B.V.] and observe the impact thereof on its resulting credit rating. To clarify, for the first tranche of the SHL (i.e., EUR 100 million), we considered in the capital structure of [X B.V.] , the Bank Loan, 100 million of the SHL (and the related interest expenses) and EUR 535 million of additional capital (Book Equity; the remainder of the SHL). The resulting credit ratings for [X B.V.] are provided in table 3 below.
(…)
Based on the analysis performed, it is reasonable to conclude that the individual tranches of the SHL have the following credit ratings:
Hof]
Hof]). Het eerste boekjaar van belanghebbende liep van 27 juli 2010 tot en met 31 maart 2011.
Hof] door twee investeringsfondsen (hierna: Fonds 1 en Fonds 2 [ [V Fund] en [A I Fund] ;
Hof]). Fonds 1 en Fonds 2 zijn in 2009 respectievelijk 2007 opgerichte investeringsfondsen waarin private en institutionele beleggers uit de hele wereld deelnemen. Tot die overname werd de A-groep geheel gehouden door een ander private-equityfonds (hierna: Fonds 3 [ [Bedrijf A] ;
Hof]).
Hof]) had overgenomen, is de A-tophoudster samen met haar daarvoor in aanmerking komende dochtermaatschappijen gevoegd in de fiscale eenheid met belanghebbende.
3. De oordelen van het Hof
Hof]. Dat gedeelte bedraagt € 2.639.636. Het overige gedeelte van dat rentebedrag is € 4.795.958 en is toe te rekenen aan het deel van de aandeelhouderslening dat is aangewend ter verwerving van de A-groep, aldus het Hof.
Hof]. (…)
4.Beoordeling van de in het principale beroep voorgestelde middelen
5.Beoordeling van de in het incidentele beroep voorgestelde middelen
6.Slotsom
Hof] aangewende middelen zijn omgeleid, omdat geen van die (middellijke) aandeelhouders een belang van ten minste een derde gedeelte in belanghebbende heeft. De stukken van het geding bevatten geen aanwijzing dat deze middelen anderszins zijn omgeleid.
nietonder artikel 10a Wet Vpb valt (€ 2.639.636) na verwijzing nog moet worden beoordeeld omdat Gerechtshof Amsterdam zich bij de toetsing aan fraus legis had beperkt tot ‘het 10a-deel’ van de lening, volgt het Hof belanghebbende daarin niet. Uit de bewoordingen van het verwijzingsarrest (r.o. 4.5) volgt dat de Inspecteur voor het Gerechtshof Amsterdam heeft gesteld dat de gehele rente op de aandeelhouderslening niet in aftrek komt op grond van strijd met doel en strekking van de Wet Vpb als geheel, dus ongeacht welk deel van die lening afkomstig is uit middelen verstrekt door de LP’s dan wel door de overige investeerders, en ook ongeacht welk deel daarvan is aangewend voor de verwerving van de [AB groep] dan wel voor aflossing van bestaande schulden van de [AB groep] , alsmede dat het Gerechtshof Amsterdam deze essentiële stelling van de Inspecteur had moeten behandelen. Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende overigens erkend dat de verwijzingsopdracht ‘ruim’ is geformuleerd.
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behalve de beslissingen omtrent de verliesverrekeningsbeschikking, het griffierecht en de proceskosten;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 4.128.884;
- vermindert de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig;
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het hoger beroep en na verwijzing aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op (in totaal) € 9.207; en
- gelast de Inspecteur het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 508 aan belanghebbende terug te storten.