ECLI:NL:GHDHA:2022:36

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
BK-21/00401 tot en met BK-21/00411
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslagen loonheffingen en vergrijpboetes over de jaren 2013 tot en met 2015

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over naheffingsaanslagen loonheffingen en vergrijpboetes die zijn opgelegd aan belanghebbende over de jaren 2013 tot en met 2015. De inspecteur van de Belastingdienst had naheffingsaanslagen opgelegd wegens het niet voldoen aan de aangifteverplichtingen. Belanghebbende, die vier cafés exploiteerde, had niet de vereiste aangiften gedaan en er waren ernstige gebreken in de administratie geconstateerd. De inspecteur voerde aan dat de bewijslast omgekeerd moest worden, omdat belanghebbende niet de vereiste aangiften had gedaan. Het Hof oordeelde dat de inspecteur zijn schatting van de loonheffingen op een redelijke manier had onderbouwd en dat belanghebbende niet had aangetoond dat de naheffingsaanslagen onjuist waren. De rechtbank had eerder de vergrijpboetes verminderd, maar het Hof bevestigde deze beslissing. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke administratie en de gevolgen van het niet voldoen aan de aangifteverplichtingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-21/00401 tot en met BK-21/00411

Uitspraak van 19 januari 2022

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: [A] )
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 11 mei 2021, nummers SGR 19/3789, SGR 19/3792 tot en met SGR 19/3798, SGR 19/3800, SGR 19/3802 en SGR 19/3804.

Procesverloop

2013
1.1.1.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31
december 2013 een naheffingsaanslag in de loonheffingen ten bedrage van € 21.722 (naheffingsaanslag 1) opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een bedrag van € 4.278 belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete van € 9.774 opgelegd.
1.1.2.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31
december 2013 een naheffingsaanslag in de loonheffingen ten bedrage van € 23.027 (naheffingsaanslag 2) opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een bedrag van € 4.535 belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete van € 10.362 opgelegd.
1.1.3.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31
december 2013 een naheffingsaanslag in de loonheffingen ten bedrage van € 41.112 (naheffingsaanslag 3) opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een bedrag van € 8.096 belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete van € 18.500 opgelegd.
1.1.4.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31
december 2013 een naheffingsaanslag in de loonheffingen ten bedrage van € 45.027 (naheffingsaanslag 4) opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een bedrag van € 8.867 belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete van € 20.262 opgelegd.
2014
1.1.5.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31
december 2014 een naheffingsaanslag in de loonheffingen ten bedrage van € 35.618 (naheffingsaanslag 5) opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een bedrag van € 5.679 belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete van € 16.028 opgelegd.
1.1.6.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31
december 2014 een naheffingsaanslag in de loonheffingen ten bedrage van € 28.117 (naheffingsaanslag 6) opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een bedrag van € 4.483 belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete van € 14.058 opgelegd.
1.1.7.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31
december 2014 een naheffingsaanslag in de loonheffingen ten bedrage van € 25.867 (naheffingsaanslag 7) opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een bedrag van € 4.124 belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete van € 11.640 opgelegd.
1.1.8.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31
december 2014 een naheffingsaanslag in de loonheffingen ten bedrage van € 6.296 (naheffingsaanslag 8) opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een bedrag van € 1.003 belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete van € 2.833 opgelegd.
2015
1.1.9.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31
december 2015 een naheffingsaanslag in de loonheffingen ten bedrage van € 20.250 (naheffingsaanslag 9) opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een bedrag van € 2.418 belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete van € 9.112 opgelegd.
1.1.10.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31
december 2015 een naheffingsaanslag in de loonheffingen ten bedrage van € 31.160 (naheffingsaanslag 10) opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een bedrag van € 3.721 belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete van € 14.022 opgelegd.
1.1.11.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31
december 2015 een naheffingsaanslag in de loonheffingen ten bedrage van € 14.119 (naheffingsaanslag 11) opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een bedrag van € 1.686 belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete van € 6.353 opgelegd.
Alle jaren
1.2.
Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur
belanghebbendes bezwaren tegen de naheffingsaanslagen en beschikkingen afgewezen.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de Rechtbank
ingesteld. De Rechtbank heeft éénmaal € 47 griffierecht geheven. De beslissing van de Rechtbank luidt:
"De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- vermindert de vergrijpboetes tot de bedragen hiervoor genoemd onder 26."
In overweging 26 heeft de Rechtbank de vergrijpboetes verminderd tot de volgende bedragen:
"26. (…)
[café 1]
2013: € 8.796
2014: € 14.425
2015: € 8.200
[café 2]
2013: € 9.325
2014: € 12.652
2015: € 12.619
[café 3]
2013: € 16.650
2014: € 10.476
2015: € 5.717
[café 4]
2013: € 18.235
2014: € 2.549"
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij
het Hof. Er is een griffierecht geheven van éénmaal € 134. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft het Hof op 23 november 2021 een
pleitnota van belanghebbende ontvangen.
1.6.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van
1 december 2021. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een procesverbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.
Belanghebbende exploiteerde in de onderhavige jaren de volgende vier cafés in [woonplaats] :
[café 1]
[café 2]
[café 3]
[café 4]
Belanghebbende heeft [café 4] op 1 februari 2015 verkocht.
2.2.
Het Haags Economisch Interventie Team (HEIT) heeft vanaf 2010 diverse malen een waarneming ter plaatse (wtp) verricht bij de cafés van belanghebbende. Het HEIT is een samenwerking tussen onder andere de gemeente Den Haag, de Belastingdienst, het UWV, de Arbeidsinspectie SZW, de Sociale Verzekeringsbank, het Openbaar Ministerie, de Nationale Politie Eenheid Den Haag en de Vreemdelingendienst. Het doel van deze wtp’s is inzicht krijgen in de bedrijfsactiviteiten, controleren of de kasadministratie wordt bijgehouden en of er personeel in het café werkzaam is.
2.3.1.
Op 26 juni 2012 heeft een wtp plaatsgevonden bij [café 2] . Hiervan is met datum 20 juli 2012 een rapport opgemaakt. In dit rapport is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

"Kasadministratie

De kas wordt beheerd door [belanghebbende]. De dagomzet wordt vastgesteld aan de hand van het aanwezige kasgeld en de kasafslagen. Dagelijks wordt gestart met € 250 aan wisselgeld. De kasadministratie wordt 1 á 2 keer per week ingevoerd op excelbestanden. Op één bestand worden de dagelijkse omzet alsmede de kruisposten geboekt. Op het andere bestand worden de contante uitgaven en ook de kruisposten geboekt. Het begin- en eindsaldo worden ten onrechte niet geboekt. Geld voor eventuele privé-uitgaven neemt [belanghebbende] op van zijn banksaldo. De kasadministratie wordt, ten onrechte, niet afgesloten zodat kascontrole niet mogelijk is. De kasadministratie was op 2 juli 2012 bijgewerkt tot 30 juni 2012.
Op grond van artikel 52 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (Awr) wijs ik [belanghebbende] er op dat hij de verplichting heeft om een deugdelijke, tijdige en controleerbare kasadministratie te voeren waarin
alledagelijkse ontvangsten en uitgaven worden genoteerd, dus ook de privé-opnamen, kasstortingen en de kruisposten. Tevens dient het beginsaldo geboekt te worden.
Regelmatig (minimaal 1x per maand) moet het kasboek worden afgesloten en dient het saldo bepaald te worden en te worden vergeleken met het daadwerkelijk aanwezige kasgeld.
Allevastleggingen en bescheiden m.b.t. de onderneming moeten tenminste zeven jaar bewaard blijven.
Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 52 van de Awr kan dit bij eventuele procedures leiden tot omkering van de bewijslast.
Tijdens deze wtp zijn in [café 2] twee personen werkzaam aangetroffen.
2.3.2. Op 4 juli 2013 heeft een wtp plaatsgevonden bij [café 4] . Hiervan is met datum 8 augustus 2013 een rapport opgemaakt. In dit rapport is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

"Kasadministratie

(…)
Alle Z afslagen en facturen worden aangeboden aan een vriend van de ondernemer ([X]).
Ondanks alle eerder gemaakte afspraken met betrekking tot [café 2] , [café 3] en [café 1] en nu ook voor [café 4] die met [belanghebbende] zijn gemaakt, blijkt hij (…) het kasboek niet zelf bij te houden. Deze indruk heeft hij , ten onrechte, wel gewekt bij de gevoerde gesprekken toe nu toe
We hebben opnieuw uitleg gegeven van het belang dat hij dit zelf dient te doen."
Tijdens deze wtp is in [café 4] naast belanghebbende één persoon werkzaam aangetroffen die op dat moment niet in de administratie was opgenomen.
2.3.3. Op 4 september 2014 heeft wederom een wtp plaatsgevonden bij [café 4] . Hiervan is met datum 9 september 2014 een rapport opgemaakt. In dit rapport is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

"5 Afspraken

Met [belanghebbende] is nogmaals afgesproken dat:
- er vanaf heden een tijdige, deugdelijke en controleerbare kasadministratie wordt gevoerd, waarin alle contante inkomsten en uitgaven, alsmede de contante privé-opnamen en bankstortingen worden vermeld.
- op korte termijn er weer een nieuw saldo van het contante geld in de onderneming wordt vastgesteld en vervolgens moet dit saldo in het kasboek als nieuw beginsaldo worden opgenomen."
Tijdens deze wtp is in [café 4] naast belanghebbende één persoon werkzaam aangetroffen.
2.3.4.
Op 27 november 2015 heeft een wtp plaatsgevonden bij [café 1] . Hiervan is met datum 1 februari 2016 een rapport opgemaakt. In dit rapport is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
"Naar aanleiding van de bevindingen bij de ingestelde waarneming ter plaatse zijn de vennoten uitgenodigd voor een aanvullend bedrijfsgesprek. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op 01 december 2015. Bij dit gesprek was ook de boekhouder de heer [A] aanwezig.
Het bezoek had ten doel een flits bezoek/onderzoek op de naleving van:
- controle op de naleving van de Wet op de identificatieplicht;
- het waarnemen van de actuele bedrijfsactiviteiten;
- het verzamelen van actuele informatie over relevante ontwikkelingen binnen uw bedrijf;
- het verstrekken van inlichtingen over fiscale regelgeving en het wijzen op de administratieve verplichtingen.
2 Algemeen
Gezien de doelstelling van het bezoek en de tijdsruimte, is tijdens het bezoek, voor zover mogelijk, een vraaggesprek gehouden waarbij gelijktijdig een standaard vragenformulier is ingevuld.
Wanneer personeel is aangetroffen tijdens het bezoek is ook aan de hand van een vraaggesprek met het personeel een standaard vragenformulier ter plaatse ingevuld.
De ondernemer is vervolgens uitgenodigd voor een bedrijfsgesprek op de locatie van het HEIT.
Met nadruk wordt erop gewezen dat aan dit bezoek geen vertrouwen kan worden ontleend betreffende de aanvaardbaarheid van enige aangifte en of toezegging.
(…)
7 Kasadministratie
Aan de orde bij het gesprek op 01 december is (opnieuw) geweest dat het van belang is dat de ondernemer zelf zijn kasboek moet gaan bij houden. Het kasboek wordt tot nu toe bijgehouden door een kennis te weten [X] maar het is van belang dat [belanghebbende] dit zelf moet gaan doen. Hij heeft beterschap beloofd en heeft aangekondigd om in 2016 de kas administratie zelf te gaan verzorgen."
Tijdens deze wtp zijn in [café 1] twee personen werkzaam aangetroffen.
2.4.
Op 7 december 2017 heeft de Inspecteur aangekondigd bij belanghebbende een boekenonderzoek in te stellen naar de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2014 en 2015 en het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015 van de omzetbelasting en loonheffingen. Naar aanleiding van zijn eerste bevindingen heeft de Inspecteur het boekenonderzoek uitgebreid naar het jaar 2013.
2.5.
Van het boekenonderzoek is een controlerapport opgemaakt op 29 november 2018. In dit rapport zijn, voor zover van belang, de volgende passages opgenomen:

"2.1 Bedrijfsactiviteit

De ondernemingsactiviteit bestaat uit de exploitatie van de volgende café's:
1. [café 2] gevestigd aan de [adres 1] te [postcode 1] [woonplaats]
(OB 04, LH 03);
2. [café 3] gevestigd aan de [adres 2] te [postcode 2]
[woonplaats] (OB 06, LH 04);
3. [café 1] welke was gevestigd aan de [adres 3] te [postcode 3] [woonplaats] (OB 02, LH O1). Dit café is op 9 juli 2018 verkocht;
4. [café 4] welke was gevestigd aan de [adres 4] te [postcode 4]
[woonplaats] (OB 05, LH 06). Dit café is op 1 februari 2015 verkocht.
Op het subnummer Loonheffingen 05 hebben geen activiteiten plaatsgevonden.
Tijdens het onderzoek waren bij de onderneming meerdere werknemers in dienst.
2.2
Rechtsvorm onderneming
De onderneming wordt gedreven in de vorm van een eenmanszaak.
2.3
Administraties
De primaire administraties werden namens en/of door [belanghebbende] zelf verzorgd.
De volgende administraties zijn aangetroffen:
[café 1] (verkocht per 09-07-2018)
- Kostenfacturen
- Inkoopfacturen dranken
- Kasadministratie met behulp van MS-Excel
- Z-afslagen
- Afrekenbriefjes exploitant speelautomaten
- ING bankafschriften […] .

[café 3]

- ING bankafschriften […] en […]
- Kasadministratie met behulp van MS-Excel
- Inkoopfacturen dranken
- Z-afslagen
- Afrekenbriefjes exploitant speelautomaten
- Kostenfacturen.

[café 2]

- Inkoopfacturen dranken
- ING bankafschriften […]
- Z-afslagen
- Afrekenbriefjes exploitant speelautomaten
- Kasadministratie met behulp van MS-Excel
- Kostenfacturen

[café 4] (verkocht per 01-02-2015)

- Z-afslagen
- Kasadministratie met behulp van MS-Excel
- ING bankafschriften […]
- Inkoopfacturen dranken
- Kostenfacturen.
2.4
Adviseur
De belastingadviseur is:
Naam : [B] B.V.
Contactpersonen : De heer [A]
Adres : [adres 5]
Postcode : [postcode 5]
Plaats : [vestigingsplaats]
Telefoon : [telefoonnummer]
Websiteadres : [website]
Emailadres : [e-mailadres]
Beconnummer : [nummer]
Van dit kantoor was de heer [A] bij het onderzoek betrokken.
De adviseur verzorgt de financiële uitwerking van de administraties gebruikmakend
van het softwareprogramma Davilex versie 9.7.0.1347.
De adviseur verzorgt tevens de opmaak en indiening van de fiscale jaarrekeningen
en alle fiscale aangiften.
2.4.1
Administratieplicht (artikel 52 lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR))
[Belanghebbende] heeft niet (geheel) voldaan aan de administratieverplichtingen van artikel 52 lid 1 van de AWR.
 De kasadministraties voldoen niet aan de voorwaarden. (zie punt 4.1 van dit rapport) Aan een onderneming waarin de ontvangsten grotendeels contant worden ontvangen worden strenge eisen gesteld aan de kasadministratie.
 [Belanghebbende] heeft zelf geen kasboek opgemaakt maar heeft dit overgelaten aan een derde;
 Hij heeft geen enkele controle uitgevoerd op de geldstromen en op de juistheid en volledigheid van de in het kasboek vermelde contante ontvangsten, dit terwijl alle werknemers toegang hadden tot de kasregisters en de financiële afwikkeling van een bestelling mochten en konden uitvoeren;
 Niet alle contant uitbetaalde lonen zijn in het kasboek geboekt en zijn dientengevolge niet in de loonadministratie verantwoord;
 Contante ontvangsten zijn niet volledig in de kasboeken geboekt;
 Er zijn geen personeelsurenregistraties/werkroosters van door het personeel
gewerkte uren bijgehouden.
[Belanghebbende] is gewezen op de administratieplicht inzake artikel 52 lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
2.4.2
Bewaarplicht (artikel 52, lid 4 Algemene wet inzake rijksbelastingen(AWR))
[Belanghebbende] heeft niet voldaan aan de bewaarplicht.
Op grond van de volgende redenen wordt gesteld dat de administratie niet voldoet
aan de vereisten van artikel 52 lid 4 AWR:
Niet bewaard zijn de volgende bescheiden en (digitale)gegevens:
 De in de café's gebruikte primaire verkoopbonnen.
[Belanghebbende] is gewezen op de bewaarplicht inzake artikel 52 lid 4 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
2.4.3
Omkering bewijslast
Gelet op de grootte van de niet aangegeven bedragen, zijn voor de inkomensheffingen, de omzetbelasting en de loonheffingen zowel in relatieve als absolute omvang niet de vereiste (tijdvak)aangiften gedaan over het gecontroleerde tijdvak.
[Belanghebbende] is er op gewezen dat bij een eventuele procedure bovenstaande tekortkomingen omkering van de bewijslast tot gevolg kan hebben op grond van artikel 25, en artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen waarbij [belanghebbende] moet aantonen dat de opgelegde aanslagen en naheffingsaanslagen onjuist zijn vastgesteld.
(…)
4.1
Opbrengsten
In alle vestigingen zijn de ontvangsten nagenoeg geheel contant ontvangen met uitzondering van een enkele pin-ontvangst in de vestigingen [café 2] en [café 4] .
(…)
4.3
Niet verantwoorde lonen
(Zie voor de berekeningen het hoofdstuk "Loonheffingen" verderop in dit rapport)
De vermelde netto-lonen worden ten laste van de resultaten in de betreffende jaren gebracht.
(…)
6 Loonheffingen
6.1.1
Loonadministratie
Tijdens het onderzoek waren bij [belanghebbende] in het laatste controlejaar 2015 het volgende aantal werknemers in de loonadministratie verantwoord:
Naam aantal
[café 1] , [kenmerk 1] : 3
[café 2] , [kenmerk 2] : 1
[café 3] , [kenmerk 3] : 1
[café 4] , [kenmerk 4] : 1 (begin 2015 gesloten)
Procedure
[Belanghebbende] is verantwoordelijk met betrekking tot het aannemen en ontslaan van de werknemers. Bij het inleidend gesprek op 30 januari 2018 is door [belanghebbende] medegedeeld dat hij met de werknemers een bruto uurloon van € 9,30 (2017) afspreekt en dit uurloon met een vast aantal uren aan zijn adviseur de heer [A] doorgeeft. Door de heer [A] wordt een loonstrook opgemaakt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het loonprogramma [naam] . Op de lonen wordt de witte maandtabel toegepast.
De werknemers worden door [belanghebbende] uitsluitend contant per kas uitbetaald. Er zijn geen kwitanties van deze loonbetalingen en een registratie via het kasboek van de uitbetaling van het nettoloon per kas heeft niet plaatsgevonden. Er zijn geen schriftelijke arbeidsovereenkomsten met de werknemers aangegaan.
(…)
6.1.6
Aansluiting financiële administratie en loonadministratie
Werkroosters
Algemeen
[Belanghebbende] dient dagelijks per café een werkrooster bij te houden waarbij per werknemer de begin- en eindtijd wordt genoteerd. De werknemers dienen hier zelf voor te tekenen en de werkroosters dienen 7 jaar bewaard te worden.
Bevindingen
Door [belanghebbende] wordt geen werkrooster bijgehouden. Een controle op de daadwerkelijk gewerkte uren en de verantwoorde uren via de salarisadministratie is nu niet mogelijk.
Opmerking
[Belanghebbende] wordt op de verplichting gewezen om de werkroosters bij
te houden en 7 jaar te bewaren.
Door het niet bijhouden en bewaren van de werkroosters heeft de [belanghebbende] niet voldaan aan zijn administratieplicht zoals bedoeld in artikel 52 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen.
Een aansluiting tussen het loon volgens de loonadministratie en het uitbetaalde
loon volgens de financiële administratie wordt door de externe adviseur niet
gemaakt.
Het is niet bekend wie wat ontvangt, de debet boeking van de loonbetalingen
aan de werknemers op grootboek 1950 netto lonen wordt door de adviseur
achteraf via één memoboeking in één bedrag geboekt en vanuit privé in één
bedrag verantwoord volgens onderstaande journaalpost:
grootboek 1950 netto lonen en salarissen
grootboek 0510 aan Privé stortingen
Bij [café 1] wordt in het jaar 2015 het uit te betalen netto loon uit de
loonjournaalpost direct credit geboekt op grootboek 0510 privé stortingen
waarbij de creditboeking op de tussenrekening nettolonen grootboek 1950 in
het geheel wordt overgeslagen en er via het grootboek geen debet boeking van
de uitbetaling van het nettoloon aan de werknemer meer plaatsvindt. Op deze
zojuist beschreven twee manieren blijft de registratie van de uitbetaling van het
loon per bedrag en per werknemer volledig buiten de boekhouding.
Opmerking
Door het in één memoboeking in één bedrag verwerken van de uitbetaling van het nettoloon op grootboek 1950 zonder vermelding van het bedrag per werknemer wordt niet aantoonbaar gemaakt welk bedrag aan wie wordt uitbetaald, dit is ook het geval als de boeking van de loonjournaalpost van het nettoloon direct credit wordt geboekt op grootboek 0510 privé stortingen. Het wordt op deze manier onmogelijk gemaakt om te bepalen welk bedrag daadwerkelijk aan de werknemers is uitbetaald omdat er geen registratie heeft plaatsgevonden. De uitbetaling van het nettoloon had per werknemer geregistreerd in de kasadministratie moeten vinden. Daarbij wordt opgemerkt dat vanaf 1 januari 2016 artikel 7a van de Wet Minimumloon (WML) van toepassing is waarbij de verplichting geldt dat het salarisgedeelte gelijk aan het
wettelijk minimumloon
giraaldus niet meer in contanten dient te worden
uitbetaald aan de werknemer.
[Belanghebbende] wordt op deze verplichting gewezen, hij is gehouden in
het vervolg in het jaar 2018 het salarisgedeelte gelijk aan het wettelijk
minimumloon uitsluitend giraal uit te betalen:
(…)
Nihil aangiften loonheffingen
Naast het feit dat niet inzichtelijk wordt gemaakt welk bedrag per werknemer is uitbetaald en de werkroosters ontbreken, worden er door de externe adviseur in de jaren 2014 en 2015 in eerste instantie nihil-aangiften loonheffingen ingediend voor:
[café 1] voor de tijdvakken 4 t/m 12 van het jaar 2014;
[café 2] voor de tijdvakken 6 t/m 12 van het jaar 2014;
[café 3] voorde tijdvakken 0 t/m 12 van het jaar 2014;-
[café 4] voor de tijdvakken 6 t/m 12 van het jaar 2014;-
Op 17 november
2015, voor sommige tijdvakken dus ruim een jaar later, worden door de externe adviseur alsnog correctieberichten ingestuurd voor de bovenstaande tijdvakken van het jaar 2014 met als gevolg dat met terugwerkende kracht afdrachten loonheffingen voor deze tijdvakken moeten plaatsvinden. Ditzelfde geldt voor de 3 cafés ( [café 4] is dicht) voor de tijdvakken 01 t/m 10 van het jaar 2015, ook hier zijn in eerste instantie nihilaangiften loonheffingen ingediend en pas later in november en december 2015 volgden alsnog correctieberichten.
Kortom, er zijn voor de jaren 2014 tot en met oktober 2015 eerst nihil-aangiften ingediend waardoor geen afdrachten loonheffingen hoefden plaats te vinden.
Op deze manier, het doen van nihil-aangiften, sleept de adviseur/[belanghebbende] bewust met de aangiften loonheffingen omdat hij bekend moet zijn geweest met het feit dat naast de ondernemer er minimaal 1 medewerker per café aanwezig moet zijn. Het structureel indienen van nihilaangiften is dan niet reëel, te meer omdat bij aanvang van de dienstbetrekking de loongegevens van de werknemer door [belanghebbende] worden doorgegeven aan de adviseur en de werknemers iedere maand contant worden uitbetaald.
Opmerking
Bij uitbetaling van loon dient volgens de hoofdregel de loonbelasting/premie
volksverzekeringen te worden ingehouden op het tijdstip waarop het loon aan de werknemer wordt uitbetaald. Voor het jaar 2014 had voor de tijdvakken 4 t/m 12 een verloning en de daarop volgende maand een juiste aangifte loonheffingen moeten plaatsvinden. Door het ruim een jaar later aanleveren van de juiste loongegevens wordt de polisadministratie van het UWV te laat gevuld,
dit leidt ondermeer tot problemen bij een eventuele uitkering aan de werknemer.
Vereiste aangifte niet gedaan
Door het indienen van een nihil-aangifte loonheffingen is de Belastingdienst van
mening dat In dit geval de vereiste aangifte niet is gedaan. De vereiste aangifte
is niet gedaan indien een aanzienlijk te lage aangifte is gedaan, zowel in absolute als in relatieve omvang. Er is voor de vermelde tijdvakken in de jaren 2014 en 2015 sprake van het bewust indienen van nihil-aangiften loonheffingen en daardoor van een onjuiste of onvolledige aangifte loonheffingen. Het moet [belanghebbende] en adviseur bekend zijn geweest dat op het moment van aangifte er uitbetalingen aan werknemers hebben plaatsgevonden waarover loonheffingen verschuldigd zijn.
Afspraak
[Belanghebbende] dient in het vervolg het uitbetaalde loon direct via zijn
loonadministratie te verwerken en in de maand daarop de daarbij behorende
loonheffingen in zijn aangifte loonheffingen aan te geven.
Voor [café 3] en [café 4] is geen loonaangifte in jaar 2013
gedaan.
Bij [café 3] wordt achteraf voor het gehele jaar 2014 pas op 17 november
2015een loonaangifte ingediend waarbij voor de eerste drie maanden nihil-aangiften loonheffingen.
Het is vreemd dat voor de eerste drie maanden van het jaar 2014 nihilaangiften
loonheffingen worden ingediend, [belanghebbende] exploiteert [café 3] namelijk al sinds 1 april 2012. Uit intern onderzoek bij de belastingdienst is gebleken dat er in het kader van het project "HEIT" Haags Economisch Interventie Team er met [belanghebbende] op 2 juli
2012een bedrijfsgesprek heeft plaatsgevonden waarbij met betrekking tot [café 3] werd medegedeeld dat de werknemers [C] (…) 38 uur per week en mevrouw [D] (…) 38 uur per week in loondienst waren. Voor de jaren 2012 en 2013 zijn echter geen aangiften loonheffingen ingediend, terwijl uit het grootboek van het jaar 2013 van [café 3] is gebleken dat per bank € 7.574,46 is uitbetaald aan de werknemer [C] . De conclusie is dat de heer [C] in het jaar 2013 niet als werknemer in de loonadministratie bij [café 3] is verantwoord. Tevens staat in cijfers van de Verlies- en winstrekening bij lonen en salarissen een bedrag van € 19.724,- vermeld. Als gevolg van de gang van zaken, zal de correctie in dit
rapport bij het onderdeel van de berekening minimale urenbezetting verder
worden uitgewerkt.
Op de vraag waarom er voor het gehele jaar 2013 geen aangiften loonheffingen
zijn ingediend en voor de eerste 3 tijdvakken van het jaar 2014 nihil-loonaangiften
kon de adviseur de heer [A] geen antwoord geven. Het jaar 2012 is overigens verjaard.

Uitbreiding reikwijdte onderzoek jaar 2013

Aan de externe adviseur de heer [A] is op 30 januari 2018 mondeling medegedeeld dat het onderzoek voor de loonheffingen met het jaar 2013 zal worden uitgebreid op het punt van de aangiften loonheffingen.
[café 4] en de werkneemster mevrouw [D]
In de vergelijkende cijfers van de verlies en winstrekening staat in het jaar 2013
bij lonen en salarissen € 0,- vermeld.
Op 4 juli 2013 heeft er een bedrijfsbezoek plaatsgevonden in het kader van het HEIT daarbij is mevrouw [D] (BSN (…)) werkzaam achter de bar aangetroffen. Deze mevrouw was zoals hiervoor reeds vermeld in het jaar
2012 werkzaam geweest bij [café 3] .
Er heeft geen verloning voor haar werkzaamheden via de loonadministratie in
het jaar 2013 plaatsgevonden. Mevrouw [D] staat daarnaast in het jaar
2013 ook niet als werkneemster in de loonadministratie bij de andere drie cafés
van [belanghebbende] vermeld.
De conclusie is dat mevrouw [D] in het jaar 2013 niet als werkneemster
in de loonadministratie bij [café 4] is verantwoord. Als gevolg van de
gang van zaken zal de correctie in dit rapport bij het onderdeel van de
berekening minimale urenbezetting verder worden uitgewerkt.
[café 2] loonkosten 2013 in het resultaat van het jaar 2014?
In de vergelijkende cijfers van de jaren 2013 en 2014 staat in de verlies en winstrekening in het jaar 2013 bij lonen en salarissen € 0 vermeld. Uit nader onderzoek blijkt dat in 2013 aan de werkneemster ( [E] ) per kas € 8.573,52 is uitbetaald en een verloning via de loonadministratie heeft plaatsgevonden en
aangiften Loonheffingen zijn ingediend. De loonkosten zijn echter niet voor het
jaar 2013 in de Verlies en Winstrekening als kosten opgevoerd maar in het jaar
2014 als kosten (€ 17.683,20) genomen. Deze kosten dienen echter te worden
toegerekend aan het jaar 2013.
(…)
Beoordeling minimale urenbezetting en werkrooster
Berekening minimale urenbezetting
[Belanghebbende] heeft medegedeeld dat de werknemers een vast aantal uren per maand werken en het aantal uren dat op de loonstrook staat, het aantal uren is dat gewerkt wordt.
Op basis van de uren volgens de loonadministratie, gerelateerd aan de openingstijden, wordt beoordeeld of de urenverantwoording in de loonadministratie volledig is geweest. Hierbij wordt tevens uitgegaan van de gegevens die door [belanghebbende] en de externe adviseur tijdens het inleidend gesprek zijn doorgegeven.
De onderneming hanteert de volgende dagelijkse openingstijden en is zeven dagen in de week geopend:
[café 1] van 12.00 uur tot 02.00 's nachts aantal uren 14 per dag
[café 2] van 10.00 uur tot 02.00 's nachts aantal uren 16 per dag
[café 3] van 12.00 uur tot 02.00 's nachts aantal uren 14 per dag
[café 4] * van 10.00 uur tot 01.00 's nachts aantal uren 15 per dag
1 *(begin 2015 gesloten)
- [café 4] liep volgens [belanghebbende] niet goed en was het laatste jaar in 2014 vaak dicht, soms werd het café pas om 4 uur 's middags geopend;
- de cafés zijn gemiddeld per jaar in verband met vakantie 3 tot 4 weken dicht;
- met feestdagen zijn de cafés geopend;
- [belanghebbende] werkt zelf 12 tot 13 uur per dag mee, verdeeld over de
cafés;
- het betreft cafés zonder eetgelegenheid, zonder koks. Men kan een tosti
nuttigen maar meer ook niet;
- [belanghebbende] doet de opening en sluiting van de cafés, waarbij zijn
broers [C] en [F] dit doen voor [café 1] en [café 3]
;
- Gedurende de openingstijd is minimaal 1 werknemer aanwezig in het
café, er zijn geen piektijden waarop meerdere werknemers werkzaam
zijn geweest.
Voor de berekening van de minimale urenbezetting van de cafés wordt ervan uitgegaan dat per dag minimaal 1 medewerker gedurende de openingstijden van het café aanwezig moet zijn en het bedrijf per jaar minimaal 48 weken (52 minus 4 weken vakantie) is geopend. Op feestdagen is het café geopend.
Voor [café 4] wordt vanaf het jaar 2014 uitgegaan van een openingstijd van 4 uur `s middags tot 2 uur 's nachts in verband met latere openingstijden.
Het aantal uren dat [belanghebbende] op jaarbasis voor de onderneming werkzaam is geweest wordt gesteld op 4704. Dit betreft 48 weken, 14 uur per dag en 7 dagen per week. Deze uren worden gelijkmatig over de cafés verdeeld, dit is 1.176 uur per café (4) voor de jaren tot 2015 en vanaf 2015 1.568 uur per café (3).
Dit leidt tot de volgende minimale urenbesteding per café:
Uren per dag dagen weken minimaal aantal uren
[café 1] 14 7 48 4.704
[café 2] 16 7 48 5.376
[café 3] 14 7 48 4.704
[café 4] jaar 2013 15 7 48 5.040
[café 4] jaar 2014 9 7 48 3.024
Op bovenstaand overzicht worden de uren van de werknemers volgens de
loonadministratie en de uren van de ondernemer in mindering gebracht:
jaar minimaal loonadmin. ondernemer verschil
[café 1] 2013 4.704 -/- 1.664 -/- 1.176 1.864
[café 1] 2014 4.704 -/- 711 -/- 1.176 2.817
[café 1] 2015 4.704 -/- 1.472 -/- 1.568 1.664
[café 2] 2013 5.376 -/- 1.976 -/- 1.176 2.224
[…]
[café 2] 2014 5.376 -/- 2.214 -/- 1.176 1.986
[…]
[café 2] 2015 5.376 -/- 1.248 -/- 1.568 2.560
[…]
[café 3] 2013 4.704 -/- 0 -/- 1.176 3.528
[…]
[café 3] 2014 4.704 -/- 1.482 -/- 1.176 2.046
[…]
[café 3] 2015 4.704 -/- 1.976 -/- 1.568 1.160
[…]
[café 4] 2013 5.040 -/- 0 -/- 1.176 3.864
[café 4] 2014 3.024 -/- 1.350 -/- 1.176 498
Uit de bovenstaande berekening blijkt dat op basis van de minimale urenbezetting niet alle uren zijn verantwoord. Het werkelijk aantal gewerkte uren is niet volledig via de loonadministratie verantwoord. Zie in dit verband de reeds eerder vermelde feiten dat er geen loonaangifte voor het jaar 2013 is ingediend voor [café 3] en [café 4] en het feit dat bij diverse cafés voor het jaar 2014 en bij diverse tijdvakken in 2015 nihilaangiften werden ingediend waarbij achteraf nog correctieberichten met gewerkte uren werden ingediend.

Vereiste aangiften niet gedaan

De Belastingdienst is van mening dat de vereiste aangiften niet zijn gedaan. De vereiste aangifte is niet gedaan indien een aanzienlijk te lage aangifte is gedaan, zowel in absolute als in relatieve omvang.
Op basis van de minimale urenbezetting is vastgesteld dat de loonadministratie geen betrouwbare basis vormt voor de berekening van de verschuldigde loonheffingen.
Er zijn, gezien de minimale urenbezetting, uren van de werknemers niet via de loonadministratie verantwoord, hierdoor zijn aanzienlijk te lage aangiften loonheffingen gedaan.
Het verschil in uren tussen de minimale bezetting en het aantal uren dat in de loonadministratie is verantwoord, leidt tot een looncorrectie. Voor zover er geen vergoedingen aan personen in de administratie zijn aangetroffen wordt het standpunt ingenomen dat deze vergoedingen zwart zijn uitbetaald.
Berekening correctie loonheffingen
Omdat niet bekend is wie, wanneer, welke uren heeft gewerkt nemen wij het standpunt in dat de werkzaamheden zijn verricht door derden waarvan de personalia onbekend zijn. Dit houdt in dat de nog verschuldigde loonheffingen worden berekend naar het tarief voor onbekende werknemers (anoniemen). Het uitbetaalde netto uurloon is vastgesteld op het minimum uurloon van een 23- jarige.

Correctie niet verantwoord loon

[café 1] (…)

2013
1.864 uren x € 7,51 is € 13.998,- nettoloon, is € 29.164,- brutoloon
Loon
LH/SV
Loonheffing
premie vv
WAO/WIA
basis-premie
WGA
diff. pr
WW premie
Sector
premie
ZVW
premie
Na te heffen
€ 29.164
€ 15.166
€ 1.356
€ 137
€ 496
€ 2.307
€ 2.260
€ 21.722

2014.

2.817 uren x € 7,88 is € 22.200,- nettoloon is € 46.251,- brutoloon
Loon
LH/SV
Loonheffing
premie vv
WAO/WIA
basis-premie
WHK
premie
WW premie
Sector
premie
ZVW
premie
Na te heffen
€ 46.251
€ 24.051
€ 2.521
€ 574
€ 994
€ 4.010
€ 3.469
€ 35.618

2015.

1.663 uren x € 7,89 is € 13.126,- nettoloon is € 27.346,- brutoloon
Loon
LH/SV
Loonheffing
premie vv
WAO/WIA
basis-premie
WHK
premie
WW premie
Sector
premie
ZVW
premie
Na te heffen
€ 27.346
€ 14.220
€ 1.572
€ 399
€ 566
€ 1.592
€ 1.901
€ 20.250

[café 2] (…)

2013
1.976 uren x € 7,51 is € 14.840,- nettoloon, is € 30.916,- brutoloon
Loon
LH/SV
Loonheffing
premie vv
WAO/WIA
basis-premie
WGA
diff. pr
WW premie
Sector
premie
ZVW
premie
Na te heffen
€ 30.916
€ 16.077
€ 1.4387
[€ 1.437,
Hof]
€ 145
€ 526
€ 2.446
€ 2.396
€ 23.027

2014.

2.224 uren x € 7,88 is € 17.525,- nettoloon is € 36.510,- brutoloon
Loon
LH/SV
Loonheffing
premie vv
WAO/WIA
basis-premie
WHK
premie
WW premie
Sector
premie
ZVW
premie
Na te heffen
€ 36.510
€ 18.986
€ 1.990
€ 453
€ 785
€ 3.165
€ 2.738
€ 28.117

2015.

2.560 uren x € 7,89 is € 20.198,- nettoloon is € 42.080,- brutoloon
Loon
LH/SV
Loonheffing
premie vv
WAO/WIA
basis-premie
WHK
premie
WW premie
Sector
premie
ZVW
premie
Na te heffen
€ 42.080
€ 21.882
€ 2.420
€ 614
€ 871
€ 2.449
€ 2.925
€ 31.160

[café 3] (…)

2013
3.528 uren x € 7,51 is € 26.495,- nettoloon, is € 55.198,- brutoloon
Loon
LH/SV
Loonheffing
premie vv
WAO/WIA
basis-premie
WGA
diff. pr
WW premie
Sector
premie
ZVW
premie
Na te heffen
€ 55.198
€ 28.703
€ 2.567
€ 259
€ 938
€ 4.366
€ 4.278
€ 41.112

2014.

2.046 uren x € 7,88 is € 16.122,- nettoloon is € 33.588,- brutoloon
Loon
LH/SV
Loonheffing
premie vv
WAO/WIA
basis-premie
WHK
premie
WW premie
Sector
premie
ZVW
premie
Na te heffen
€ 33.588
€ 17.466
€ 1.831
€ 416
€ 722
€ 2.912
€ 2.519
€ 25.867

2015.

1.160 uren x € 7,89 is € 9.152,- nettoloon is € 19.067,- brutoloon
Loon
LH/SV
Loonheffing
premie vv
WAO/WIA
basis-premie
WHK
premie
WW premie
Sector
premie
ZVW
premie
Na te heffen
€ 19.067
€ 9.915
€ 1.096
€ 278
€ 395
€ 1.110
€ 1.325
€ 14.119

[café 4] (…)

2013
3.864 uren x € 7,51 is € 29.018,- nettoloon, is € 60.455,- brutoloon
Loon
LH/SV
Loonheffing
premie vv
WAO/WIA
basis-premie
WGA
diff. pr
WW premie
Sector
premie
ZVW
premie
Na te heffen
€ 60.455
€ 31.437
€ 2.811
€ 284
€ 1.028
€ 4.782
€ 4.685
€ 45.027

2014.

498 uren x € 7,88 is € 3.924,- nettoloon is € 8.175,- brutoloon
Loon
LH/SV
Loonheffing
premie vv
WAO/WIA
basis-premie
WGA
diff. pr
WW premie
Sector
premie
ZVW
premie
Na te heffen
€ 8.175
€ 4.251
€ 2.521
€ 446
€ 101
€ 709
€ 613
€ 6.296
(…)
12 Naheffingsaanslagen Loonheffingen
12.1
Naheffingsaanslagen Loonheffingen
[Belanghebbende] beschikt niet over de werknemersgegevens om over de jaren 2013 tot en met 2015 de juiste correctieberichten in te zenden. De bij onderdeel 8.3 berekende loonheffingen zullen door het opleggen van een naheffingsaanslag loonheffingen worden nageheven. Deze zijn gebaseerd op artikel 20, lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De bedragen van de naheffingsaanslagen met betrekking tot niet verantwoord loon (rapportonderdeel 6.1.6) bestaan uit:
De naheffingsaanslagen loonheffingen over 2013 bedragen:
[café 1] [kenmerk 1] € 21.722
[café 2] [kenmerk 2] € 23.027
[café 3] [kenmerk 3] € 41.112
[café 4] [kenmerk 4] €
45.027
Totaal 2013
130.888
De naheffingsaanslagen loonheffingen over 2014 bedragen:
[café 1] [kenmerk 1] € 35.618
[café 2] [kenmerk 2] € 28.117
[café 3] [kenmerk 3] € 25.867
[café 4] [kenmerk 4] €
6.296
Totaal 2014 € 95.898
De naheffingsaanslagen loonheffingen over 2015 bedragen:
[café 1] [kenmerk 1] € 20.250
[café 2] [kenmerk 2] € 31.160
[café 3] [kenmerk 3] €
14.119
Totaal 2015 € 65.529

Omkering bewijslast

Gelet op de grootte van de niet aangegeven bedragen, is niet de vereiste aangifte gedaan.
[Belanghebbende] is er bij deze op gewezen dat bij een eventuele procedure bovenstaande tekortkomingen omkering van de bewijslast tot gevolg kan hebben op grond van artikel 25, en artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen waarbij [belanghebbende] moet aantonen dat de opgelegde naheffingsaanslagen onjuist zijn vastgesteld. De hoogte van de verschuldigde loonheffingen dient door de inspecteur in redelijkheid bepaald te worden.
(…)
12.2.2
Vergrijpboete loonheffingen
Met betrekking tot de door ons opgelegde naheffingsaanslagen zoals vermeld in onderdeel 12.1 Naheffingsaanslagen loonheffingen over de jaren 2013 tot en met 2015 is sprake van voorwaardelijke opzet.
Onder voorwaardelijke opzet wordt verstaan de bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans dat te weinig belasting zou worden geheven.
Wij leggen daarom op grond van artikel 67f, eerste lid AWR en paragrafen 25 en 28 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB) een (vergrijp)boete op van 50% over deze naheffingsaanslagen.
De feiten en omstandigheden op grond waarvan deze boete wordt opgelegd zijn de volgende:
Op basis van een minimale urenbezetting is vastgesteld dat de loonadministratie geen betrouwbare basis vormt voor de berekening van de loonheffingen.
De volledigheid van de urenverantwoording gerelateerd aan de openingstijden van de cafés geeft aan dat er slechts een beperkt aantal uren van de medewerkers werd verloond ten opzichte van het totaal aan openingsuren.
Daarnaast heeft voor het gehele jaar 2013 geen loonaangifte plaatsgevonden voor [café 3] en voor [café 4] en zijn er stelselmatig structureel voor het jaar 2014 en de tijdvakken 01 tot en met 09 in 2015 nihilaangiften loonheffingen ingediend. [Belanghebbende] werkt volledig mee in de cafés en neemt de medewerkers aan en moet dus op de hoogte zijn van het feit dat er voor deze medewerkers afdrachten loonheffingen dienen plaats te vinden.
Daarnaast is mevrouw [D] tijdens een bedrijfsbezoek op 4 juli 2013 werkzaam achter de bar bij [café 4] aangetroffen en hebben er in het jaar 2013 loonbetalingen aan de heer [C] plaatsgevonden waarbij de werknemers niet zijn niet verantwoord in de loonadministratie van het jaar 2013.
Ondanks het feit dat [belanghebbende] zelf volledig werkzaam is binnen het bedrijf en de personeelsleden aanneemt en contant heeft uitbetaald en dus weet dat voor deze werknemers afdracht loonheffingen moeten plaatsvinden zijn niet alle uitbetaalde bedragen/uren via de loonadministratie verantwoord en zijn er bewust nihil-aangiften Loonheffingen ingediend richting Belastingdienst. Door zo te handelen heeft hij willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat te weinig belasting werd afgedragen.
Het is [belanghebbende] te verwijten dat hij opzettelijk werknemer(s) c.q.
gewerkte uren buiten de loonheffing heeft gehoudenen [gehouden,
Hof] dat als gevolg daarvan
te weinig loonheffing is voldaan.
Wij zijn daarom van mening dat er sprake is van voorwaardelijke opzet.
De grondslag van de boete is de nog verschuldigde loonheffingen en bedraagt:
2013 € 130.888 (de vergrijpboete a 50% hiervan bedraagt € 65.444)
2014 € 95.898 (de vergrijpboete a 50% hiervan bedraagt € 47.949)
2015 € 65.529 (de vergrijpboete a 50% hiervan bedraagt € 32.764)
Omdat er sprake is van een theoretische berekening van niet verantwoorden uren en lonen, matigen wij de boete met 10%:
De boetebedragen na matiging bedragen:
2013 € 58.900
2014 € 43.154
2015 € 29.488."
2.6.
Met dagtekening 11 december 2018 heeft de Inspecteur op basis van de uitkomsten van het boekenonderzoek de naheffingsaanslagen, rentebeschikkingen en vergrijpboetes vastgesteld.
2.7.
De Inspecteur heeft in eerste aanleg overzichtstabellen van de aangiftegegevens van de vier cafés overgelegd (bijlage 23 tot en met 26). Belanghebbende heeft bij brief van 9 februari 2021 aangegeven dat deze overzichtstabellen overeenkomen met de ingediende aangiften.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Inspecteur als verweerder:
"
Vereiste aangiften
13. Verweerder beroept zich op omkering en verzwaring van de bewijslast. Hij voert daartoe aan dat eiser niet de vereiste aangiften heeft gedaan. Hij verwijst daarbij naar de door de controleur berekende minimale urenbesteding zoals vermeld in het controlerapport en diens conclusie dat eiser in de aangiften niet alle uren heeft verantwoord. Uit het verschil tussen de na te heffen loonheffingen en de aangegeven loonheffingen (inclusief de correctieberichten) blijkt volgens verweerder dat zowel absoluut als relatief aanzienlijk te weinig loonheffingen zijn aangegeven. Eiser moet zich daarvan bewust zijn geweest.
Ter zitting heeft hij daaraan toegevoegd dat de nihilaangiften sowieso onjuist zijn.
Eiser weerspreekt dat hij niet de vereiste aangiften heeft gedaan. Hij voert daartoe aan dat de correctieberichten juist zijn.
14. Vooropgesteld dient te worden dat met de vereiste aangifte in artikel 10 van de Algemene wet inzake rijksbelasting (Awr) wordt bedoeld de aangifte die binnen een door de inspecteur gestelde termijn van ten minste een maand na het einde van het tijdvak moet worden gedaan. Het indienen van een correctiebericht is derhalve niet aan te merken als het doen van de vereiste aangifte.
15. Vaststaat dat eiser voor een groot aantal tijdvakken nihilaangiften heeft gedaan. Voor [café 1] betreft het de tijdvakken april tot en met december van 2014 en de tijdvakken januari tot en met oktober 2015. Voor [café 2] betreft het de tijdvakken juni tot en met december van 2014 en de tijdvakken januari tot en met oktober van 2015. Aangezien eiser in deze tijdvakken wel personeel in dienstbetrekking had, kunnen deze nihilaangiften niet juist zijn. Eiser heeft ter zitting ook erkend dat deze nihilaangiften niet juist zijn. Verder heeft eiser voor [café 3] en [café 4] voor alle tijdvakken in 2013, 2014 en 2015 aanvankelijk geen aangiften gedaan. Hij heeft voor deze cafés alleen correctieberichten ingediend. Ook voor [café 1] heeft eiser voor het tijdvak maart 2014 aanvankelijk geen aangifte gedaan, maar alleen later een correctiebericht ingediend. Dat betekent dat voor deze cafés voor de genoemde tijdvakken niet de vereiste aangiften zijn gedaan. Dat, naar eiser ter zitting heeft gesteld, de correctieberichten wel juist zijn, wat daar overigens van zij, maakt dat niet anders.
16. Ten aanzien van de tijdvakken waarvoor wel aangiften, anders dan nihilaangiften, zijn gedaan voor de cafés [café 1] en [café 2] , heeft het volgende te gelden. In het controlerapport worden de openingstijden van de cafés vermeld. Deze openingstijden komen overeen met de tijden die zijn vermeld in de rapporten van de bedrijfsbezoeken. Verder heeft eiser tegenover de controleur verklaard dat de cafés zeven dagen per week zijn geopend en gemiddeld slechts drie à vier weken per jaar zijn gesloten wegens vakantie. Eiser heeft weliswaar in beroep verklaard dat in werkelijkheid de openingstijden minder ruim waren en dat de cafés vaker gesloten waren, maar hij heeft dit verder niet geconcretiseerd en met bewijs gestaafd. De rechtbank ziet in die enkele stelling dan ook geen aanleiding niet uit te gaan van de in de rapporten vastgelegde normaal geldende openingstijden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat gesteld noch gebleken is dat eiser na ontvangst van de rapporten heeft meegedeeld dat die informatie onjuist was. Wel blijkt uit de stukken van het geding dat [café 1] in 2013 drie maanden gesloten is geweest, kennelijk vanwege daar plaats gehad hebbende geweldpleging. Ook dat is echter geen reden niet uit te gaan van de informatie uit de rapporten, omdat voor dit café in 2013 voor alle maanden aangiften loonheffingen zijn gedaan voor vrijwel identieke bedragen, zodat kennelijk sprake is geweest van de doorbetaling van personeel tijdens die sluiting. Tijdens de openingstijden moet er in elk café minimaal één persoon werkzaam zijn geweest. Gelet op de ruime openingstijden zullen er per dag ten minste twee personen in elk café werkzaam zijn geweest met uitzondering van [café 4] in 2014. Eiser heeft onweersproken gesteld dat [café 4] in 2014 pas om 16:00 uur open ging. In 2014 was dat café 9 uur op een dag geopend en kan het zijn dat er per dag ook maar één persoon werkzaam was. Dat er in de cafés, met uitzondering van [café 4] , ten minste twee personen werkzaam zullen zijn geweest, komt ook overeen met wat er is vermeld in de rapporten van de bedrijfsbezoeken. Zo heeft eiser tijdens een bedrijfsbezoek in 2012 bij [café 2] verklaard dat in dit café twee personen werkzaam zijn, allebei voor 38 uur per week. Tijdens een bedrijfsbezoek in 2012 bij [café 3] heeft eiser verklaard dat in dit café twee personen werkzaam zijn, allebei voor 38 uur per week. Eén van deze personen is [C] , een broer van eiser. Bij een bedrijfsbezoek aan [café 4] in 2013 is één persoon werkend aangetroffen. Bij een bedrijfsbezoek aan [café 4] in 2014 is ook één persoon werkend aangetroffen. Deze persoon verklaarde voor ongeveer 24 uur per week werkzaam te zijn in het café. Bij een bedrijfsbezoek aan [café 1] in 2015 zijn twee personen werkend aangetroffen.
17. In de door eiser ingediende aangiften (anders dan de nihilaangiften) komt het bedrag aan loonheffingen slechts vier keer uit boven de € 1.000 en dat is dan telkens in mei, de maand waarin over het algemeen vakantiegeld wordt uitbetaald. Afgezien van de maand mei bedragen voor [café 2] (rekening houdend met de correctieberichten) de maandelijkse aangiften in 2013 ongeveer € 465, in 2014 tussen de € 260 en de € 703 en in 2015 € 263. Voor [café 1] bedragen de maandelijkse aangiften (afgezien van de maanden mei en rekening houdend met de correctieberichten) in 2013 ongeveer € 557, in 2014 € 204 en in 2015 € 263 met uitschieters in november en december naar € 456 en € 598. Zelfs als zou worden uitgegaan van een bruto uurloon van € 5 per uur, komt het aantal verloonde uren per maand volgens de aangiften slechts uit op 41 tot maximaal 141 terwijl de cafés zoals hiervoor vermeld 7 dagen per week geopend waren. Aangezien dus tenminste 240 uur (30 dagen per maand, 8 uur per dag) verantwoord zou moeten worden, zijn de aangiften onwaarschijnlijk laag. Indien veronderstellenderwijs de voldoening over de drie maanden waarin [café 1] in 2013 gesloten was, zou worden toegerekend aan de overige negen maanden, is er nog steeds slechts 148 uur per maand verloond. De rechtbank is van oordeel dat dit lage aantal uren niet, althans niet alleen kan worden verklaard door de stelling van eiser dat zijn broers en zijn vader ook vaak in de cafés hielpen/aanwezig waren. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat één van de broers ( [C] ) bij eiser in dienstbetrekking werkzaam is en daarvoor dus loon ontvangt. Verder zijn tijdens de bedrijfsbezoeken geen andere familieleden dan deze broer werkend in de cafés aangetroffen. De rechtbank acht ook niet aannemelijk dat er personen in de cafés hebben gewerkt zonder daarvoor loon te hebben ontvangen. Tot de stukken die door verweerder zijn overgelegd in de omzetbelastingzaken behoort een e-mail van 24 september 2015 van een inspecteur van het Uwv aan een medewerker van de Belastingdienst waaruit blijkt dat het Uwv een mogelijk geval van uitkeringsfraude onderzoekt. Het gaat daarbij om een persoon die zwart werkt of heeft gewerkt bij [café 1] . De inspecteur van het Uwv schrijft dat er sinds mei 2015 geen personeel meer op de loonlijst zou staan bij [café 1] . Tijdens het bedrijfsbezoek aan dat café op 27 november 2015 zijn echter twee personen werkend aangetroffen. Ook is er bij e-mail van 14 februari 2013 van het Uwv aan de FIOD melding gedaan van mogelijk zwart werken bij de cafés van eiser. De rechtbank acht gelet op dit een en ander aannemelijk dat eiser lonen niet dan wel tot te lage bedragen heeft verantwoord. Gezien het lage aantal uren waarover loonheffingen zijn aangegeven zijn zowel absoluut als relatief aanzienlijk te lage bedragen aan loonheffingen aangegeven. Eiser moet zich daar redelijkerwijs ook van bewust zijn geweest. Aldus heeft eiser ook voor de andere tijdvakken dan de tijdvakken genoemd onder 15 niet de vereiste aangiften gedaan.
Omkering bewijslast
18. Aangezien eiser niet de vereiste aangiften heeft gedaan, wordt ingevolge het bepaalde in artikel 27e, eerste lid, van de Awr, de bewijslast omgekeerd en verzwaard. Dit brengt mee dat de beroepen van eiser ongegrond moeten worden verklaard, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraken op het bezwaar onjuist zijn. Eiser dient daarom overtuigend aan te tonen dat de uitspraken op bezwaar niet in stand kunnen blijven. Met de loutere stellingen dat de berekeningen van verweerder niet juist kunnen zijn omdat de cafés minder vaak open waren, zijn broers meehielpen in de cafés en zijn vader ook vaak in één café aanwezig was, is eiser daarin niet geslaagd.
Redelijke schatting
19. Verweerder dient aannemelijk te maken dat de naheffingsaanslagen berusten op een redelijke schatting. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder hierin geslaagd. De controleur is bij zijn berekening uitgegaan van een minimale urenbesteding. Hij is ervan uitgegaan dat tijdens de openingstijden van de cafés telkens maar één personeelslid aanwezig is geweest. Dit uitgangspunt is alleszins redelijk. Verder is de controleur ervan uitgegaan dat eiser zelf 14 uur per dag en zeven dagen per week in de cafés heeft gewerkt. Dat is een aanzienlijk aantal uren. De door de controleur gehanteerde openingstijden van de cafés sluiten aan bij wat er is vermeld in de rapporten van de bedrijfsbezoeken. Verder is de controleur uitgegaan van wat eiser zelf heeft verklaard, te weten dat de cafés slechts drie à vier weken per jaar zijn gesloten in verband met vakantie en dat de cafés ook open zijn met de feestdagen. Voor [café 4] is rekening gehouden met de verklaring van eiser dat dit café met ingang van 2014 pas vanaf 16:00 uur openging. Aldus kan niet worden geoordeeld dat de berekening van de minimale urenbesteding berust op onredelijke uitgangspunten. Verder is verweerder bij een gebrek aan personeelsgegevens uitgegaan van een bruto uurloon voor een 23-jarige. Ook dit acht de rechtbank alleszins redelijk, temeer nu uit de bedrijfsbezoeken blijkt dat eiser in ieder geval ook ouder personeel in dienstbetrekking had. Eiser heeft met hetgeen hij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat de berekeningen van de controleur onredelijk zijn. De controleur heeft ook kunnen en mogen uitgaan van het anoniementarief, omdat eiser te weinig gegevens van zijn personeel heeft overgelegd. In de stukken die aan de rechtbank zijn overgelegd, zijn slechts voor twee werknemers kopieën van identiteitsbewijzen aangetroffen.
Vertrouwensbeginsel
20. Eiser heeft een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. Hij voert hiertoe aan dat hij en zijn gemachtigde werden ontboden op het stadhuis door de heer [G] van het HEIt. [G] zou eiser toen hebben verzocht om correctieberichten in te dienen. Eiser stelt dat daarmee bij hem het vertrouwen is gewekt dat de correctieberichten akkoord zouden worden bevonden en dat daarmee de loonheffingen voor de onderhavige jaren geregeld zouden zijn.
21. Eiser heeft zijn stelling niet met bewijs onderbouwd. Nog daargelaten dat kan worden betwijfeld of eiser aan uitlatingen van een ambtenaar van het HEIt verwachtingen kan ontlenen aangaande op te leggen naheffingsaanslagen loonbelasting, blijkt uit niets dat is toegezegd dat met het indienen van correctieberichten de loonheffingen voor de onderhavige jaren geregeld zouden zijn en dat er dus geen naheffingsaanslagen opgelegd zouden worden. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt daarom.
Misbruik van bevoegdheden
22. Eiser heeft voorts gesteld dat hij de indruk heeft dat verweerder zijn bevoegdheid om een boekenonderzoek in te stellen en naheffingsaanslagen en vergrijpboetes op te leggen heeft misbruikt. Verweerder zou het boekenonderzoek slechts hebben ingesteld en naheffingsaanslagen en vergrijpboetes hebben opgelegd om een einde te maken aan eisers ondernemerschap. Eiser wijst daarbij op het boeteadvies, waarvan een kopie tot de stukken behoort. In dat advies van 12 november 2018 wordt vermeld dat een zijdelingse actie om in juni/juli te proberen de cafés in beslag te nemen en eventueel te verkopen om onduidelijke interne redenen niet is geslaagd. Eiser merkt op dat hij in juni/juli nog geen belastingschuld had en het onderzoek nog gaande was.
23. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Het stond verweerder vrij om een boekenonderzoek in te stellen. De bevindingen uit dat onderzoek gaven verweerder aanleiding om naheffingsaanslagen en boetes op te leggen. Uit de omstandigheid dat er kennelijk in juni/juli een poging is gedaan om de cafés in beslag te nemen, volgt geenszins dat het boekenonderzoek is ingesteld om eiser het ondernemerschap te ontnemen of dat enkel om die reden naheffingsaanslagen en boetes zijn opgelegd. Waarom er een poging is gedaan tot inbeslagneming is niet bekend en houdt niet noodzakelijkerwijs verband met het boekenonderzoek.
Belastingrente
24. Eiser heeft geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de rentebeschikkingen en ook overigens is niet gebleken dat de belastingrente in strijd met de wettelijke bepalingen is berekend.
Vergrijpboetes
25. Aan eiser zijn op de voet van artikel 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in samenhang met paragraaf 25 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst vergrijpboetes opgelegd van 50% van de nageheven belastingen. Verweerder heeft de bedragen van deze boetes verminderd met 10% tot boetes van 45%, omdat de boetegrondslagen zijn gebaseerd op een theoretische berekening.
26. Het is aan verweerder om aannemelijk te maken dat, zoals hij stelt, in onderhavig geval sprake is van (voorwaardelijk) opzet. Verweerder heeft in dat verband onder meer gewezen op het feit dat eiser welbewust nihilaangiften heeft ingediend, terwijl hij wist dat deze onjuist waren. Hiermee heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat het aan opzet van eiser is te wijten dat aanvankelijk te weinig loonheffingen zijn betaald. De boetes zijn daarom terecht aan eiser opgelegd. De boetes zijn reeds gematigd in verband met het feit dat de boetegrondslagen zijn gebaseerd op een theoretische berekening. Voor een verdere matiging ziet de rechtbank geen aanleiding. De rechtbank acht vergrijpboetes van 45%, gelet op de ernst van het vergrijp, passend en geboden. Wel dienen de vergrijpboetes te worden verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. De vergrijpboetes zijn aangekondigd bij brief van 14 november 2018.
Op het moment dat de rechtbank uitspraak doet, zijn er dus meer dan twee jaar verstreken. De overschrijding bedraagt, afgerond naar boven, zes maanden. De vergrijpboetes worden om die reden ambtshalve verminderd met 10% tot de volgende bedragen:
[café 1]
2013: € 8.796
2014: € 14.425
2015: € 8.200
[café 2]
2013: € 9.325
2014: € 12.652
2015: € 12.619
[café 3]
2013: € 16.650
2014: € 10.476
2015: € 5.717
[café 4]
2013: € 18.235
2014: € 2.549
Slotsom
27. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
28. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding."

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.
In hoger beroep is in geschil of de naheffingsaanslagen en de gelijktijdig daarmee gegeven beschikkingen terecht en tot de juiste bedragen zijn vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend. De Inspecteur bevestigend.
4.2.
Belanghebbende concludeert, naar het Hof begrijpt, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging dan wel vermindering van de naheffingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de beschikkingen belastingrente.
4.3.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

Vereiste aangiften
5.1.1.
De Inspecteur heeft gesteld dat belanghebbende voor alle tijdvakken niet de vereiste aangiften loonheffingen heeft gedaan zodat – gelet op het bepaalde in artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) – de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard, hetgeen betekent dat belanghebbende overtuigend dient aan te tonen dat de naheffingsaanslagen niet naar de juiste bedragen zijn vastgesteld. Belanghebbende heeft deze stelling betwist en aangevoerd dat voor de tijdvakken waarvoor hij de aangiften tijdig heeft ingediend deze naar de juiste bedragen zijn ingediend en omkering en verzwaring van de bewijslast aldus niet aan de orde is.
5.1.2.
Het Hof stelt voorop dat bij de beoordeling van het geschil onderscheid moet worden gemaakt tussen:
- tijdvakken waarvoor tijdig aangifte is gedaan;
- tijdvakken waarvoor geen aangifte is gedaan;
- tijdvakken waarvoor tijdig nihilaangiften zijn gedaan gevolgd door correctieberichten; en
- tijdvakken waarvoor te laat aangifte is gedaan.
5.1.3.
Belanghebbende heeft ter zitting erkend dat ten aanzien van de tijdvakken waarvoor geen aangiften dan wel nihilaangiften zijn ingediend alsmede dat ten aanzien van de tijdvakken waarvoor buiten de aangiftetermijn aangiften met een af te dragen bedrag aan loonheffingen zijn ingediend, de conclusie is gerechtvaardigd dat hij niet de vereiste aangiften heeft gedaan. Aangezien het niet aangegeven bedrag in verhouding tot het totale bedrag van de over die tijdvakken af te dragen belasting aanzienlijk is (HR 23 april 1986, ECLI:NL:HR:1986:AW8043, BNB 1986/276) en belanghebbende ten tijde van het doen van die aangiften wist of zich ervan bewust moest zijn dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan belasting niet zou worden geheven (zie onder andere HR 30 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH1083, BNB 2010/47, HR 24 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1083, BNB 2015/176 en HR 17 augustus 2018, ECLI:NL:HR:2018:1312, BNB 2018/199), dient de bewijslast naar het oordeel van het Hof daarom te worden omgekeerd en verzwaard.
5.1.4.
Ten aanzien van de tijdvakken waarvoor belanghebbende wel tijdig aangiften, anders dan nihilaangiften, heeft ingediend heeft het volgende te gelden. De Inspecteur heeft voor de onderhavige jaren geen informatiebeschikking genomen. Omkering en verzwaring van de bewijslast is dan alleen aan de orde als de Inspecteur aannemelijk maakt dat belanghebbende de vereiste aangiften niet heeft gedaan, omdat te weinig belasting is geheven. Een toets die voor ieder tijdvak afzonderlijk moet worden aangelegd. Ook dan geldt dat het niet aangegeven bedrag aan belasting in verhouding tot het over ieder tijdvak afzonderlijk verschuldigde bedrag aan belasting zowel absoluut als relatief aanzienlijk is en belanghebbende zich daarvan bewust was of zich daarvan bewust moest zijn.
5.1.5.
Ter onderbouwing van zijn stelling dat de vereiste aangiften niet zijn gedaan zal de Inspecteur aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast feiten en omstandigheden aannemelijk moeten maken die deze conclusie rechtvaardigen. Onderdeel van zulke feiten en omstandigheden kan zijn dat de administratie zodanige gebreken en tekortkomingen bevat dat deze niet kan dienen als grondslag voor de winst- en omzetberekening (HR 9 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1086, BNB 2021/138, r.o. 3.1.3) en – zo voegt het Hof daaraan toe – evenmin kan dienen voor de vaststelling van de verschuldigde loonheffingen.
5.1.6.
De Inspecteur voert ten aanzien van de gebreken in de administratie van belanghebbende onder meer de volgende bevindingen van het boekenonderzoek aan:
  • De kasadministratie voldoet niet aan de daaraan te stellen voorwaarden, mede gelet op de omstandigheid dat de verkopen in de cafés grotendeels contant worden afgerekend.
  • Belanghebbende heeft zelf geen kasboek opgemaakt, maar dit overgelaten aan een derde. Belanghebbende heeft geen enkele controle uitgevoerd op de geldstromen en op de juistheid en volledigheid van de in het kasboek vermelde contante ontvangsten, terwijl alle werknemers toegang hadden tot de kasadministratie en de financiële afwikkeling van een bestelling konden en mochten uitvoeren.
  • Niet alle contante ontvangsten zijn in het kasboek verwerkt.
  • Belanghebbende heeft alle lonen contant per kas betaald.
  • Er zijn geen kwitanties van de loonbetalingen.
  • Niet alle uitbetaalde lonen (van de in de administratie voorkomende werknemers) zijn in het kasboek verwerkt.
  • Niet alle uitbetaalde lonen (van de in de administratie voorkomende werknemers) zijn in de loonadministratie verwerkt.
  • Belanghebbende heeft voor de relevante periode slechts enkele schriftelijke arbeidsovereenkomsten met de werknemers overgelegd.
  • Belanghebbende heeft geen urenregistraties van het gewerkte aantal uren bijgehouden.
  • Belanghebbende heeft geen werkroosters opgesteld.
  • De gemachtigde van belanghebbende heeft geen aansluiting gemaakt tussen het loon volgens de loonadministratie en het uitbetaalde loon volgens de financiële administratie. Dit heeft tot gevolg dat de uitbetaling van het loon per bedrag en per werknemer niet wordt geregistreerd. De loonbetalingen vinden (deels) buiten de boekhouding om plaats.
5.1.7.
Met hetgeen de Inspecteur heeft aangevoerd heeft hij aannemelijk gemaakt dat aan belanghebbendes administratie, en de loonadministratie in het bijzonder, ernstige gebreken kleven. Belanghebbende heeft geen sluitende kasadministratie bijgehouden, terwijl een zeer groot deel van de inkomsten van de onderneming contant worden ontvangen en de lonen altijd contant worden uitbetaald. Voor een goed en volledig overzicht van de geldstromen binnen de onderneming is een doorlopende en volledige kasadministratie, die aansluiting vindt met de rest van de administratie en die bovendien te controleren is, van wezenlijk belang. Door het ontbreken van werkroosters, urenregistraties en kwitanties van de loonbetalingen alsmede kopieën van loonstroken is controle van de loonadministratie eveneens onmogelijk. Dit klemt temeer omdat niet alle werknemers vaste uren werkten en er dus maandelijks een wisselend aantal uren is gewerkt.
5.1.8.
Het Hof acht de gebreken van zodanige aard en omvang dat zij tot de conclusie leiden dat de gevoerde loonadministratie niet voldeed aan de in artikel 52, lid 1, AWR gestelde eisen en dat zij dus niet kan dienen als grondslag voor het doen van de aangiften loonheffingen. Bij dit oordeel, brengt een redelijke bewijslastverdeling mee dat de Inspecteur ter voldoening aan de op hem rustende bewijslast in eerste instantie kan volstaan met een gemotiveerde schatting van de hoogte van de lonen, waarna belanghebbende aannemelijk dient te maken dat en waarom zijn loonkosten lager zijn geweest (vgl. HR 9 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1086, BNB 2021/138 r.o. 3.2.2).
5.1.9.
De Inspecteur heeft hiertoe een theoretische berekening gemaakt van de minimaal te verlonen arbeidsuren. De Inspecteur is daarbij uitgegaan van de door belanghebbende tijdens de wtp’s en het boekenonderzoek verstrekte informatie over de openingstijden van de cafés. De Inspecteur heeft als uitgangspunt genomen dat er gedurende de openingstijden van elk café minimaal één werknemer per dag werkzaamheden verricht. Daarbij is hij ervan uitgegaan – wederom op basis van door belanghebbende verstrekte informatie – dat de cafés per jaar 48 weken en 7 dagen per week zijn geopend. Op de aldus berekende minimale bezetting zijn de gewerkte uren van belanghebbende en de verantwoorde uren van de werknemers in de loonadministratie in mindering gebracht. Het aantal door belanghebbende gewerkte uren is gebaseerd op 14 uur per dag op 7 dagen per week gedurende 48 weken. Deze uren zijn evenredig verdeeld over de cafés. Het uurloon is vastgesteld op basis van het minimumloon van een 23-jarige. Omdat de Inspecteur niet kon vaststellen wie, wanneer en welke uren zijn gewerkt, is het tarief voor anonieme werknemers (artikel 26b Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964)) toegepast. Met de voorgaande berekening heeft de Inspecteur zijn schatting van de hoogte van de lonen en de daarover verschuldigde loonheffingen naar het oordeel van het Hof voldoende gemotiveerd.
5.1.10.
Met hetgeen belanghebbende hiertegen heeft aangevoerd, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat en waarom zijn loonkosten lager zijn dan door de Inspecteur berekend. De blote stelling van belanghebbende dat de gehanteerde openingstijden van de cafés te ruim zijn, is daarvoor in het licht van de daarover door hemzelf in het verleden telkenmale verstrekte informatie onvoldoende. Naar het oordeel van het Hof heeft de Inspecteur bij de berekening van de loonheffingen bovendien terecht het anoniementarief tot uitgangspunt genomen. Belanghebbende heeft immers niet voldaan aan de voorwaarden gesteld in artikel 26b Wet LB 1964. Van de wel in de loonadministratie opgenomen werknemers is de identiteit niet op de juiste wijze vastgesteld en geregistreerd en overigens is gelet op het aantal te verlonen uren niet vast te stellen door wie en wanneer er is gewerkt. Belanghebbende heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat van een lager uurloon moet worden uitgegaan.
5.1.11.
Gelet op het vorenstaande zal het Hof de schatting van de Inspecteur van de hoogte van de lonen en de daarover verschuldigde loonheffingen volgen.
5.1.12.
Het Hof is voorts van oordeel dat ook voor de tijdvakken dat belanghebbende wel tijdig aangiften heeft ingediend, het niet aangegeven bedrag in verhouding tot het totale verschuldigde bedrag van de af te dragen belasting voor elk tijdvak afzonderlijk zowel absoluut als relatief aanzienlijk is.
5.1.13.
Verder is aannemelijk dat belanghebbende door het niet aangeven van deze lonen, mede gelet op de omvang daarvan, ten tijde van het doen van de aangiften zich ervan bewust was, althans zich ervan bewust moest zijn, dat als gevolg van die aangiften verhoudingsgewijs en op zichzelf beschouwd een aanzienlijk bedrag aan belasting niet zou worden geheven.
5.1.14.
Belanghebbende heeft derhalve niet de vereiste aangiften gedaan, zodat de bewijsregel van artikel 27e in samenhang met artikel 27h, lid 2, AWR moet worden toegepast. Dit betekent dat op belanghebbende, voor alle in de naheffingsaanslagen betrokken tijdvakken, de last komt te rusten om te doen blijken, dat wil zeggen overtuigend aan te tonen, dat en in hoeverre de opgelegde naheffingsaanslagen onjuist zijn.
Redelijke schatting
5.2.1.
De omkering en verzwaring van de bewijslast laat onverlet dat de naheffingsaanslagen niet naar willekeur vastgesteld mogen worden, maar moeten berusten op een redelijke schatting. In dat kader rust op een inspecteur de taak zijn schatting zodanig met feitelijke stellingen te onderbouwen dat die schatting de redelijkheidstoets kan doorstaan (HR 27 januari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV0401, BNB 2006/134). Wanneer de inspecteur daarin slaagt, ligt het vervolgens op de weg van de belastingplichtige, voor zover hij de juistheid van de schatting betwist, daarvoor het verzwaarde (tegen)bewijs te leveren (HR 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX7184, BNB 2013/181).
5.2.2.
Gelet op hetgeen is overwogen in 5.1.9 tot en met 5.1.11 is het Hof met de Rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslagen berusten op een redelijke schatting. Met hetgeen belanghebbende naar voren heeft gebracht, heeft hij niet overtuigend aangetoond dat de naheffingsaanslagen te hoog zijn vastgesteld.
5.3.
De stelling van belanghebbende dat de door de Inspecteur geschatte hoogte van de lonen leidt tot een wanverhouding ten opzichte van de aangegeven omzet, slaagt evenmin. De Inspecteur heeft immers een theoretische berekening gemaakt van de minimaal te verlonen arbeidsuren op basis van de openingstijden van de cafés. Die uren heeft hij vermenigvuldigd met het minimumloon van een 23-jarige werknemer. Deze schatting van de hoogte van de lonen is dus niet gebaseerd op de door belanghebbende aangegeven omzet. Dat belanghebbende door de Rechtbank in het gelijk is gesteld in een separate procedure over naheffingsaanslagen omzetbelasting, omdat de Inspecteur niet aan zijn bewijslast heeft voldaan, leidt dus niet tot een ander oordeel.
Vertrouwensbeginsel
5.4.1.
Voor zover belanghebbende met zijn verwijzing ter zitting naar het gesprek met [G] van het HEIT een beroep heeft willen doen op het vertrouwensbeginsel, faalt dat beroep. Belanghebbende heeft zijn stelling dat [G] in een gesprek op 1 december 2015 heeft toegezegd dat als belanghebbende correctieberichten zou indienen ‘daarmee de kous af was’ niet onderbouwd en daarom, bij betwisting door de Inspecteur, niet aannemelijk gemaakt.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
5.4.2.
Belanghebbende heeft onder verwijzing naar het boeteadvies van 12 november 2018 aangevoerd dat de Inspecteur artikel 3:3 van de Algemene wet bestuursrecht heeft geschonden en in strijd heeft gehandeld met het verbod van willekeur. Belanghebbende doelt hierbij op de zinsnede in het boeteadvies dat geprobeerd is om de cafés van belanghebbende in beslag te nemen, terwijl het boekenonderzoek nog gaande was. Het Hof kan de stelling van belanghebbende dat de Inspecteur hiermee in strijd met het verbod van willekeur heeft gehandeld niet volgen. Nog daargelaten dat enig voornemen tot inbeslagname destijds geen vervolg heeft gekregen doet het niet af aan de legitimiteit van de Inspecteur tot het instellen van een boekenonderzoek en het opleggen van naheffingsgaanslagen.
Vergrijpboetes
5.5.1.
In artikel 67f, lid 1, AWR is bepaald dat indien het aan opzet of grove schuld van de inhoudingsplichtige is te wijten dat belasting welke op aangifte moet worden voldaan niet of gedeeltelijk niet is betaald, dit een vergrijp vormt ter zake waarvan de inspecteur een boete kan opleggen van ten hoogste 100%. De grondslag van de boete is ingevolge lid 2 het bedrag van de naheffing.
5.5.2.
Gelet op hetgeen in 5.1.1 tot en met 5.1.13 is overwogen, heeft de Inspecteur overtuigend aangetoond dat belanghebbende in de onderhavige jaren minimaal één werknemer per café in dienst moet hebben gehad en aanzienlijke lonen moet hebben betaald en dat hij, door deze lonen niet in zijn aangiften voor de jaren 2013 tot en met 2015 op te nemen, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat te weinig belasting zou worden voldaan. Belanghebbende was bovendien al meerdere keren – en ook al vóór 2013 – gewaarschuwd door het HEIT dat zijn administratie ernstige gebreken vertoonde.
5.5.3.
De vergrijpboetes, zoals die door de Rechtbank zijn verminderd, acht het Hof passend en geboden. Feiten en omstandigheden om de vergrijpboetes verder te matigen zijn gesteld noch gebleken.
Belastingrente
5.6.
Belanghebbende heeft in hoger beroep geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente. Dat in strijd met de wet belastingrente in rekening is gebracht, is evenmin gesteld of gebleken.

Proceskosten

6. Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling van de Inspecteur in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door T.A. de Hek, Chr.Th.P.M. Zandhuis en J.V. van Noorle Jansen, in tegenwoordigheid van de griffier N. Veenstra. De beslissing is op 19 januari 2022 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.