ECLI:NL:GHDHA:2021:4
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwaardering rekening-courantvordering en onzakelijke lening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag over de afwaardering van een rekening-courantvordering op zijn eigen BV, [A B.V.]. Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2015 een afwaardering van € 189.322 ten laste van het resultaat uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen gebracht. De Inspecteur heeft deze afwaardering niet geaccepteerd, omdat hij van mening is dat er sprake is van een onzakelijke lening. Het Gerechtshof Den Haag oordeelt dat de lening onzakelijk is, omdat een onafhankelijke derde onder dezelfde voorwaarden geen lening zou hebben verstrekt. De omstandigheden, zoals het ontbreken van zekerheden en een aflossingsschema, wijzen erop dat belanghebbende een debiteurenrisico heeft aanvaard dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen. Het Hof wijst ook het beroep op het vertrouwensbeginsel af, omdat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Inspecteur een bewuste standpuntbepaling heeft ingenomen over de afwaardering in het verleden. De uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd.