ECLI:NL:HR:2013:BZ2735
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- C.H.W.M. Sterk
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake onzakelijke lening en afwaardering in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die op 15 mei 2012 een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Arnhem heeft bevestigd. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2005, waarbij de Inspecteur de afwaardering van leningen aan B BV heeft geweigerd, omdat deze als onzakelijk werden aangemerkt. Belanghebbende, gehuwd in gemeenschap van goederen, had leningen verstrekt aan B BV, die in financiële problemen verkeerde. Het Hof oordeelde dat belanghebbende onvoldoende had gehandeld om het debiteurenrisico te beperken, wat leidde tot de conclusie dat de leningen onzakelijk waren geworden.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd of de leningen op het moment van aangaan al onzakelijk waren, en dat het Hof niet had aangetoond dat belanghebbende niet had gehandeld zoals een zakelijke crediteur zou hebben gedaan. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Tevens is de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten en is het griffierecht aan belanghebbende vergoed.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de beoordeling van onzakelijkheid van leningen en de verplichting van de Inspecteur om feiten aan te tonen die de onzakelijkheid onderbouwen. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke uitspraak gedaan over de criteria die moeten worden gehanteerd bij de beoordeling van leningen tussen verbonden partijen.