Het Hof heeft de standpunten van partijen als volgt weergegeven:
‘’Dat belanghebbende zijn standpunt verdedigt op de gronden weergegeven in de van hem afkomstige stukken en ter zitting nog heeft verklaard, gedeeltelijk in afwijking van die stukken en zakelijk weergegeven:
Tussen belanghebbende en [C] is een mondelinge overeenkomst gesloten die nimmer schriftelijk is vastgelegd.
De zogenaamde eigen zaken zijn zaken waarin een cliënt zich rechtstreeks tot belanghebbende en niet tot het kantoor heeft gewend. Dat komt zowel voor bij betalende zaken als bij toevoegingen. Als een cliënt zich tot het kantoor wendt met het verzoek de hulp van ‘’een’’ advocaat te mogen ontvangen, is het een kantoorzaak, ook al wordt de zaak aan belanghebbende toebedeeld. Als de cliënt meteen om de hulp van belanghebbende vraagt is het een eigen zaak.
De declaraties in de eigen zaken worden door belanghebbende zelf vastgesteld, aan de hand van bepaalde normen; zij worden uitgeschreven op papier van het kantoor maar belanghebbende zet er dan wel zijn naam en handtekening onder.
Belanghebbende heeft zich nimmer als ondernemer voor de heffing van omzetbelasting aangemeld, hij voldoet de omzetbelasting, ook voor de eigen zaken, via de maatschap. Voor de heffing van omzetbelasting wordt terecht de maatschap en niet belanghebbende als ondernemer aangemerkt.
Belanghebbende moet zelf de hoofdelijke omslag van de Orde van Advocaten betalen. De overige kosten die in de winstberekening zijn vermeld, de kosten van de werkkamer thuis en van telefoon, auto en representatie, hebben zowel betrekking op de kantoorzaken als op de eigen zaken. De reis- en verblijfkosten voor kantoorzaken worden door het kantoor vergoed, voor de reizen naar [R] echter op basis van de treinkosten. Belanghebbende draagt het debiteurenrisico voor de eigen zaken, het komt voor dat het risico reëel blijkt in die zin dat belanghebbende zijn honorarium niet ontvangt.
Dat belanghebbende geen publiciteit geeft aan zijn ondernemerschap wordt erdoor veroorzaakt dat het advocaten verboden is publiciteit te bedrijven. Belanghebbendes naam is echter wel vermeld op het naambord van het kantoor. Ook in faillissementsadvertenties wordt belanghebbende als curator vermeld. Hij erkent dat zulks ook het geval is met de namen van advocaten in loondienst die als curator optreden. Belanghebbende acht het in strijd met de goede trouw dat de Inspecteur eerst na 20 jaar terugkomt op het immer door belanghebbende ingenomen standpunt. Bij de aanslagregeling over de jaren na 1982 heeft de Inspecteur zelfs aftrek van de kosten uitgaande boven het arbeidskostenforfait geweigerd.
Het Hof vraagt of belanghebbende ook het standpunt zou verdedigen winst uit onderneming te genieten in een situatie dat hij geen eigen zaken maar alleen kantoorzaken zou hebben.
Belanghebbende erkent dat het dan wel anders zou liggen. Hij heeft echter de eigen zaken wel en besteedt daaraan 15 tot 20% van zijn werktijd. Voor die eigen zaken geniet hij winst uit onderneming. Als het aantal eigen zaken flink zou stijgen, moet het kantoor belanghebbende toch een vaste maandelijkse vergoeding voor de kantoorzaken betalen.
Belanghebbende heeft niet echt zeggenschap in het kantoor. [B] luistert wel naar belanghebbende als het nodig is, maar hij beslist;
dat de Inspecteur zijn standpunt heeft verdedigd op de gronden weergegeven in zijn vertoogschrift en ter zitting, gedeeltelijk in afwijking daarvan, nog heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
De stelling, vermeld op bladzijde 2 van het vertoogschrift, dat belanghebbende ook voor de kantoorzaken een deel van het door hem verdiende honorarium ontving, is niet juist. Het is juist dat belanghebbende daarvoor een vaste maandelijkse vergoeding kreeg.
Belanghebbende heeft bij zijn aangifte geen gewaarmerkte jaarstukken overgelegd doch wel een winstberekening, gelijk aan die welke belanghebbende thans bij zijn pleitnota overlegt.
De Inspecteur zou de positie van belanghebbende binnen het kantoor die van een jurist-medewerker willen noemen. De meeste van de advocaten verbonden aan het kantoor, nemen een dergelijke positie in. Volgens een in maart 1981 ingesteld onderzoek in verband met de heffing van loonbelasting zijn er slechts twee vennoten in de maatschap, namelijk [B] en [C], en waren er toen slechts twee advocaten in dienstbetrekking, namelijk twee stagiaires. De andere advocaten vervullen een fictieve dienstbetrekking op grond van de zogenaamde gelijkgesteldenregeling. De Inspecteur heeft veiligheidshalve bij de vaststelling van de aanslagen van belanghebbende over de jaren na 1982 slechts kostenaftrek volgens het reiskostenforfait en het arbeidskostenforfait toegestaan, zulks in afwachting van de beslissing in de onderhavige procedure. Daarmee is nog geen definitief standpunt ingenomen.
Als juist is dat, zoals belanghebbende klaarblijkelijk bedoelt te stellen, hij voorheen steeds in zijn aangifte het standpunt heeft ingenomen dat sprake is van winst uit onderneming, betekent dat niet dat de Inspecteur voor het onderhavige jaar gehouden is dat standpunt te volgen. Als een dergelijke rubricering naar de mening van de Inspecteur onjuist is maar geen gevolgen voor de belastingheffing heeft, wordt vaak de aangifte gevolgd zonder dat de belastingplichtige ervan op de hoogte wordt gesteld dat de Inspecteur de rubricering niet juist acht.''