ECLI:NL:GHDHA:2021:2357
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzekering en premieplicht van Rijnvarende met Nederlandse A1-verklaring in belastingkwestie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de belastingaanslag van een Rijnvarende die in 2016 in loondienst was bij een Liechtensteins bedrijf. De belanghebbende, die de Nederlandse nationaliteit heeft, was verzekerd voor de Nederlandse volksverzekeringen op basis van een A1-verklaring van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De Inspecteur had een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, die de belanghebbende aanvechtte. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Hof oordeelde dat de belanghebbende terecht als premieplichtig voor de Nederlandse volksverzekeringen werd beschouwd, ondanks dat hij in Liechtenstein werkte. De A1-verklaring was onherroepelijk en de Inspecteur was gebonden aan deze verklaring. De belanghebbende stelde dat hij recht had op verrekening van de in Liechtenstein betaalde sociale premies met de Nederlandse premies, maar het Hof oordeelde dat artikel 73 van de Toepassingsverordening geen grondslag bood voor deze verrekening. Ook de stelling dat de in Liechtenstein betaalde sociale premies in mindering moesten komen op het belastbare loon, werd verworpen, omdat de Wet IB 2001 geen ruimte biedt voor dergelijke verrekeningen.
Het Hof concludeerde dat de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen terecht was opgelegd, maar dat de belanghebbende recht had op een vrijstelling van 1,2% van het belastbare loon op basis van de werkkostenregeling. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, de aanslag werd verminderd en de Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.