Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 25 mei 2021
Federatie Nederlandse Vakbeweging,
Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
14 december 2020 plaatsgevonden. In aanloop naar deze comparitie van partijen heeft FNV een aantal nadere producties overgelegd. Van de comparitie van partijen is een proces-verbaal opgemaakt. Partijen hebben arrest gevraagd.
Verdere beoordeling van het hoger beroep
eerste plaatsbeoordelen of de wijziging van het beloningsbeleid een invoering en/of wijziging betreft van (de arbeidsovereenkomst aanvullende) arbeidsvoorwaarden van de boven-cao-werknemers. Voor deze beoordeling is het volgende van belang.
tweede plaatste worden beoordeeld of deze rechtsgeldig eenzijdig door Pontmeyer is gewijzigd.
“bijzondere vennootschappelijke verbanden”die FNV noemt [4] zijn geen grond de vorderingen toe te wijzen. Dat er misbruik van identiteitsverschil is gemaakt [5] is onvoldoende onderbouwd.
“het nieuwe beleid”een besparing oplevert van
“iets meer dan een ton per jaar”, waarbij
“geldt dat er rente op rente volgt”. Het hof ziet niet in dat dit bedrag financieel wezenlijk relevant voor de onderneming was. Het betrof een fractie van de resultaten, terwijl de uit twee personen bestaande directie in de periode van 2012 en 2013 er op jaarbasis € 257.723,-- aan salaris bij kreeg [14] . Het gaat op dit punt niet om de vraag of deze loonsverhoging voor de directie gerechtvaardigd was, maar deze verhoging van meer dan 2,5 ton geeft wel aan dat een totale impact van iets meer dan een ton per jaar, te vermeerderen met rente op rente, niet financieel van wezenlijke betekenis voor de onderneming is geweest.
geenafspraken met Pontmeyer hebben gemaakt die er op neer komen dat zij de wijziging van de beloningssystematiek hebben geaccepteerd (zie r.o. 19).
Beslissing
opnieuw rechtdoende:
- verklaart voor recht dat Pontmeyer Hout B.V., Pontmeyer Services B.V. en Pontmeyer Groothandel B.V. elk afzonderlijk toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van de verbintenissen uit de arbeidsovereenkomst met de boven-cao-werknemers, voor zover aan deze werknemers na 1 januari 2012 niet langer de indexeringen en eenmalige uitkeringen zoals bepaald in art. 21 van de CAO-Houthandel zijn toegekend;
- veroordeelt Pontmeyer Hout B.V., Pontmeyer Services B.V. en Pontmeyer Groothandel B.V. elk afzonderlijk om aan de boven-cao-werknemers alsnog de na 1 januari 2012 geldende indexeringen en eenmalige uitkeringen (art. 21 van de CAO-Houthandel) toe te kennen en uit te betalen voor zover dat niet al is gebeurd, dit te vermeerderen met (1) een wettelijke verhoging van 15% en (2) de wettelijke rente telkens vanaf de dag dat de werkgever met betaling van het juiste loon in verzuim is tot aan de dag van de volledige betaling;
- bepaalt dat Pontmeyer Hout B.V., Pontmeyer Services B.V. en Pontmeyer Groothandel B.V. aan FNV een dwangsom van € 500,-- verbeuren voor elke werknemer en elke dag of gedeelte van een dag waarin de betreffende veroordeelde partij in gebreke is gebleven aan deze veroordeling te voldoen;
- maximeert de dwangsommen van de veroordeelde partijen op een bedrag van € 5.000,- per werknemer en tezamen op een totaalbedrag van € 300.000,--;
- bepaalt dat deze verklaring voor recht en veroordelingen alleen gelden voor de boven-cao-werknemers die geen afspraken met hun werkgever hebben gemaakt die er op neer komen dat zij de wijziging van de beloningssystematiek op het punt van de indexeringen en eenmalige uitkeringen (art. 21 van de CAO-Houthandel) hebben geaccepteerd;
- veroordeelt Pontmeyer Hout B.V., Pontmeyer Services B.V. en Pontmeyer Groothandel B.V. elk afzonderlijk om aan de hiervoor bedoelde boven-cao-werknemers specificaties van de achterstallige loonbetalingen te verschaffen;
- compenseert de proceskosten in beide instanties;
- wijst af het meer of anders gevorderde;
A.R. Houweling en is ondertekend en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer
mr. J.E.H.M. Pinckaers op 25 mei 2021 in aanwezigheid van de griffier.