In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, is de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) in hoger beroep gekomen tegen Pontmeyer, na een eerdere uitspraak van de Hoge Raad die het arrest van het Hof Amsterdam had vernietigd. De zaak betreft een arbeidsrechtelijk geschil dat zijn oorsprong vindt in een vonnis van de kantonrechter van 11 december 2014. FNV heeft Pontmeyer opgeroepen om voort te procederen, na de vernietiging van het eerdere arrest door de Hoge Raad op 22 juni 2018. In de memorie na verwijzing heeft FNV verzocht om vernietiging van het vonnis van de kantonrechter en toewijzing van haar vorderingen, met veroordeling van Pontmeyer in de proceskosten.
Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals genoemd in het arrest van de Hoge Raad en heeft de kern van het geschil weergegeven. FNV heeft geklaagd dat het eindarrest van het Hof Amsterdam nietig was, omdat de comparitie van partijen enkelvoudig had plaatsgevonden en zij geen afstand had gedaan van haar recht om haar standpunt mondeling uiteen te zetten voor de drie raadsheren. Deze klacht werd door de Hoge Raad gegrond bevonden, wat leidde tot de verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag.
Na de verwijzing hebben partijen geen verzoek gedaan om een nieuwe comparitie of pleidooi. Het hof heeft partijen de gelegenheid geboden om te reageren op vragen over de processtukken en de ontvankelijkheid van de vorderingen. De zaak is aangehouden voor het nemen van een akte door FNV, waarna Pontmeyer zal mogen reageren. Het hof heeft de verdere beslissing aangehouden en de zaak naar de rol verwezen voor vier weken na de datum van het arrest.