ECLI:NL:GHDHA:2020:1604
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de vaststelling van de WOZ-waarde van een nieuwbouwwoning
In deze zaak gaat het om de vaststelling van de WOZ-waarde van een nieuwbouwwoning in de gemeente [Z]. De belanghebbende heeft in mei 2016 een koop-/aannemingsovereenkomst ondertekend voor de woning, die in 2017 werd opgeleverd. De Heffingsambtenaar heeft de waarde van de woning voor het kalenderjaar 2018 vastgesteld op € 376.000, gebaseerd op de vergelijkingsmethode. De belanghebbende is het hier niet mee eens en stelt dat de waarde moet worden bepaald op basis van de door hem betaalde koopsom van € 352.612, inclusief meerwerk. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft het Gerechtshof Den Haag geoordeeld dat de Heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde te hoog was. Het Hof heeft geoordeeld dat de VON-prijs van de woning een goede indicatie is voor de marktwaarde, en dat de Heffingsambtenaar onvoldoende bewijs heeft geleverd om van deze prijs af te wijken. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de waarde van de woning vastgesteld op € 352.000, met een overeenkomstige vermindering van de aanslag. Tevens is de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.