ECLI:NL:HR:2021:405
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag over onroerendezaakbelastingen en Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak heeft het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 4 augustus 2020, nr. BK-19/00399. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 19/153) die betrekking had op een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Katwijk voor het jaar 2018, specifiek voor de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z]. De Hoge Raad heeft de middelen die door het dagelijks bestuur zijn voorgesteld beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in dit geval geen verdere motivering hoeven geven, aangezien de beoordeling van de middelen niet noodzakelijkerwijs vragen opriep die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook beslist over de proceskosten en heeft het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 1.068. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2021 door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren. Tevens is er een griffierecht van € 532 geheven van het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland.