Uitspraak
1.[appellant1] ,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de memorie van grieven van [appellant1] ;
- de memorie van grieven van [appellant2] ;
- de memorie van antwoord tevens grieven in incidenteel hoger beroep tevens houdende wijziging van eis en akte van depot van de curator;
- de memorie van antwoord in het incidentele hoger beroep van [appellant1] ;
- de memorie van antwoord in het incidentele hoger beroep van [appellant2] .
2.De achtergrond van de zaak
3.Het oordeel van het hof
tot aan 27 februari 2019 gevoerde bestuur” is verleend in het ontslagbesluit dat is genomen door [appellant1] als (voorzitter van) de algemene vergadering van aandeelhouders (productie 1A bij conclusie van antwoord). Het hof volgt dit niet. Het dechargebesluit van de algemene vergadering van aandeelhouders strekt zich, blijkens de tekst ervan, uit tot “
de aan haar bekende feiten zoals deze zijn gebleken uit de administratie”. Gesteld noch gebleken is echter dat uit de administratie van de Rozenhof ten tijde van de decharge viel op te maken dat de onderneming was geconfronteerd met de – terechte – verwijten van de zorgverzekeraars. Het bestuur heeft integendeel geen openheid van zaken gegeven en [appellant1] volhardde in doen alsof er niets aan de hand was (zie bijvoorbeeld de notulen van de vergadering van de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen van 16 februari 2019, productie 59 bij memorie van antwoord). Tekenend is dat twee dagen voor de aan [appellant2] verleende decharge de volledige Raad van Commissarissen van de Rozenhof was opgestapt wegens het geconstateerde gebrek aan informatievoorziening vanuit het bestuur over onder meer de problemen met de zorgverzekeraars. Weliswaar beschikte [appellant1] over de relevante informatie, maar daarover had zij de beschikking gekregen uit anderen hoofde – buiten het verband van de algemene vergadering van aandeelhouders. Dat de decharge zich uitstrekt tot het onbehoorlijk bestuur van [appellant2] kan het hof tegen deze achtergrond niet vaststellen. [6]