In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van bestuurders van een vennootschap in faillissement, specifiek de vraag of de te late openbaarmaking van de jaarrekening kan worden aangemerkt als een onbelangrijk verzuim. De Hoge Raad behandelt de cassatie van een arrest van het gerechtshof te Arnhem, dat de vordering van de curator had toegewezen. De curator stelde dat de bestuurders, [eiseres 1] en [eiser 2], onbehoorlijk hadden gehandeld door de jaarrekening over 2003 niet tijdig openbaar te maken, wat volgens de curator een belangrijke oorzaak was van het faillissement van Apeldoornse Asbestsanering B.V. De rechtbank had de vordering afgewezen, oordelend dat de te late openbaarmaking een onbelangrijk verzuim was. Het hof oordeelde echter anders en stelde dat de omstandigheden die door de bestuurders waren aangevoerd, voor hun rekening kwamen en dat zij onvoldoende maatregelen hadden genomen om de openbaarmaking te waarborgen.
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak terug naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De Hoge Raad oordeelt dat de door de bestuurders aangevoerde omstandigheden, die niet door de curator zijn weersproken, een aanvaardbare verklaring kunnen opleveren voor de te late publicatie. Dit betekent dat de overschrijding van de termijn voor openbaarmaking van de jaarrekening niet automatisch kan worden aangemerkt als een blijk van onbehoorlijke taakvervulling. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van de omstandigheden van het geval bij de beoordeling van de aansprakelijkheid van bestuurders in faillissement.