ECLI:NL:HR:2010:BM2332
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van bestuurder voor onbehoorlijke taakvervulling en de reikwijdte van décharge
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 juni 2010 uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid van een bestuurder van een rechtspersoon voor onbehoorlijke taakvervulling, zoals vastgelegd in artikel 2:9 van het Burgerlijk Wetboek. De zaak betreft [eiser], die als enig aandeelhouder en bestuurder van de failliete vennootschap [A] werd aangeklaagd door de curator. De curator stelde dat [eiser] zich schuldig had gemaakt aan onbehoorlijk bestuur door geldopnamen te doen en spookfacturen te laten betalen voor niet geleverde diensten. De rechtbank had de vordering van de curator afgewezen, maar het gerechtshof oordeelde in hoger beroep dat [eiser] aansprakelijk was voor de onttrekkingen en dat de verleende decharge zich niet uitstrekte tot deze onrechtmatige handelingen.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof en oordeelde dat de decharge die aan [eiser] was verleend, niet van toepassing was op de frauduleuze handelingen die buiten de jaarrekening om waren verricht. De Hoge Raad benadrukte dat zowel impliciete als expliciete decharges niet kunnen worden aanvaard voor informatie die niet aan de algemene vergadering van aandeelhouders is bekendgemaakt. De Hoge Raad verwierp het principale beroep van [eiser] en veroordeelde hem tot betaling van de kosten van het geding in cassatie, die door de curator waren gemaakt. Dit arrest onderstreept de belangrijke rol van de decharge in de aansprakelijkheid van bestuurders en de voorwaarden waaronder deze kan worden verleend.