In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 september 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 14 februari 2022. De zaak betreft een verzoek om teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) wegens de export van een Dacia Duster. De Inspecteur van de Belastingdienst had het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verzoek niet binnen de gestelde termijn van dertien weken na beëindiging van de tenaamstelling was ingediend. De Rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarop belanghebbende hoger beroep instelde. Tijdens de zitting op 25 juni 2024 zijn pleitnota’s ingediend en zijn de partijen gehoord. Het Hof oordeelde dat de nationale rechters bevoegd zijn om het Unierecht toe te passen en dat de termijn van dertien weken voor het indienen van een verzoek om teruggaaf niet in strijd is met het Unierecht. Het Hof verwierp de stellingen van belanghebbende dat het heffen van griffierecht in strijd is met het Unierecht en dat de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep tot schadevergoeding moet leiden. Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Rechtbank voor zover het de vergoeding van immateriële schade betreft, en kende belanghebbende een schadevergoeding van € 500 toe. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van € 3.062,50 en het betaalde griffierecht.