Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven en eiswijziging, met producties
- de memorie van antwoord
- een akte van [appellant]
- een akte van de bank
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de verjaring en stuiting van een hypothecaire restschuld na executoriale verkoop van een woning. Appellant had een hypothecaire geldlening bij ABN AMRO Hypotheken Groep B.V. en kwam in betalingsachterstand. De bank legde in 2010 executoriaal beslag op het loon van appellant en verkocht de woning in 2012, waarna er een restschuld van ongeveer €122.079 overbleef. Het loonbeslag bleef van kracht tot medio 2021, waarna appellant een kort geding aanspande met de stelling dat de vordering van de bank was verjaard. De rechtbank oordeelde dat de vordering niet was verjaard, omdat het loonbeslag als een daad van rechtsvervolging werd beschouwd, waardoor de verjaringstermijn was gestuit. Het hof bevestigt dit oordeel en stelt dat de maandelijkse inning van het loonbeslag door de bank elke maand een stuitingshandeling is. Het hof oordeelt dat de bank niet verplicht was om elke vijf jaar een stuitingsbrief te sturen, omdat appellant redelijkerwijs moest begrijpen dat de bank haar vordering niet prijsgaf. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt appellant tot betaling van de proceskosten.