In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland over de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016. Belanghebbende, die in 2016 werkzaam was voor een Liechtensteinse vennootschap, heeft verzocht om vrijstelling van premie volksverzekeringen voor de periode van 6 februari 2016 tot en met 31 december 2016. De Inspecteur heeft de aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.566, met een verschuldigd bedrag van € 8.207, en heeft later de aanslag verminderd. De rechtbank heeft de aanslag gehandhaafd, wat leidde tot het hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Tijdens de zitting is belanghebbende bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.H. Weermeijer. De Inspecteur heeft gereageerd op de stellingen van belanghebbende, die onder andere betoogde dat de Nederlandse belastingrechter niet bevoegd was vanwege een forumkeuzebeding in de arbeidsovereenkomst. Het Hof heeft geoordeeld dat de Nederlandse bestuursrechter bevoegd is om te oordelen over de belastingheffing, ongeacht het forumkeuzebeding. Het Hof heeft ook de A1-verklaring van de Sociale Verzekeringsbank in acht genomen, die van invloed is op de premieheffing.
Het Hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de vrijstelling van premie volksverzekeringen terecht is geweigerd en dat er geen recht bestaat op verrekening van in Liechtenstein geheven premies. Ook de verzoeken om een bezwaarkostenvergoeding en aftrek ter voorkoming van dubbele belasting zijn afgewezen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het hoger beroep is ongegrond verklaard.