ECLI:NL:HR:2024:1750
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie en digitale indiening door rechtsbijstandverlener
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2024 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie ingesteld door [X], vertegenwoordigd door J.H. Weermeijer. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 mei 2024, nr. BK-ARN 21/1033. De Hoge Raad oordeelde dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift niet digitaal was ingediend, zoals vereist voor beroepsmatig optredende rechtsbijstandverleners volgens artikel 1 van het Besluit van 6 maart 2019. De griffier van de Hoge Raad had de indiener verzocht om het beroepschrift binnen zes weken digitaal in te dienen, maar dit verzoek is niet opgevolgd. Hierdoor kon de Hoge Raad niet anders dan het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door vice-president J.A.R. van Eijsden en de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.