Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[vestigingsplaats](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Centrale administratieve processen(hierna: de Inspecteur)
Staat der Nederlanden(de Minister van Justitie en Veiligheid; hierna: de Minister)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
Beoordeling van uw bezwaar
3.Geschil
- i) de Inspecteur de bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard,
- ii) de nationale rechters – onder wie dit Hof en de Hoge Raad – het Unierecht mogen uitleggen of dat uitsluitend het Hof van Justitie van de Europese Unie te Luxemburg (hierna: Hof van Justitie) daartoe bevoegd is,
- iii) de Inspecteur de kentekens van de auto’s had moeten overleggen,
- iv) sprake moet zijn van een passende rentevergoeding bij vermindering van bpm,
- v) de Rechtbank de vergoeding van immateriële schade en de proceskostenvergoeding terecht heeft gematigd vanwege ‘samenhangende’ zaken,
- vi) de regeling van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb), waarbij de proceskostenvergoeding in beginsel een forfaitair karakter heeft, is in strijd met het Unierechtelijke beginsel van een effectieve en doeltreffende rechtsbescherming en, of de toegekende proceskostenvergoeding van € 534 per punt en de door de Rechtbank toegepaste wegingsfactor van 0,5 te laag is,
- vii) het (vooraf) heffen van griffierecht is in strijd met het Unierechtelijke beginsel van een effectieve en doeltreffende rechtsbescherming en indien de Inspecteur het betaalde griffierecht dient te vergoeden, rente moet worden vergoed over de periode vanaf het moment waarop het griffierecht is betaald, en
- viii) een rentevergoeding over griffierecht, de vergoeding van immateriële schade en de proceskostenvergoeding in eerste aanleg is verschuldigd.
4.Beoordeling van het geschil
5.Griffierecht en proceskosten
6.Beslissing
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank behoudens voor zover deze ziet op de beslissing omtrent de proceskosten en vernietigt die uitspraak in zoverre,
- veroordeelt de Minister in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van in totaal € 1.939 (= € 1.102 + € 837),
- veroordeelt de Minister tot vergoeding van de wettelijke rente over een deel van deze vergoeding, te weten € 799, vanaf vier weken na de datum waarop de Rechtbank uitspraak heeft gedaan (20 december 2021) tot aan de dag van algehele voldoening,
- veroordeelt de Minister tot vergoeding van de wettelijke rente over het resterende deel van deze vergoeding, te weten € 1.140, vanaf vier weken na openbaarmaking van deze uitspraak in hoger beroep tot aan de dag van algehele voldoening,
- gelast dat de Minister aan belanghebbende het in verband met het hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 548, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf vier weken na openbaarmaking van deze uitspraak in hoger beroep tot aan de dag van voldoening.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).