Uitspraak
[geïntimeerde2],
[geïntimeerde3],
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
verweer te voeren tegen de vorderingen van [geïntimeerde1]” en de advocaat wordt aangewezen en gemachtigd tot het voeren van verweer en het verrichten van “
alle verdere proceshandelingen” ten behoeve van de gemeente.
op de huidige locatie geen ontwikkelingsmogelijkheden meer heeft”. Volgens [geïntimeerde1] zou dit echter geen weigeringsgrond zijn geweest voor haar verzoek omdat zij ten tijde van het besluit op 2 juli 2013 had aangetoond dat uitbreiding op haar huidige locatie (aan de [adres1] in [woonplaats1] ) onmogelijk was, en dat de gemeente dit ook heeft erkend. Naar het oordeel van het hof heeft de gemeente deze stelling onvoldoende gemotiveerd betwist. Het volgende is daarbij van belang.
Eerst dient nagegaan te worden of (her)benutting van bestaande bouwpercelen in het LOG (Landbouw Ontwikkelingsgebied) in redelijkheid niet mogelijk is (‘zuinig ruimtegebruik’).” Daaruit volgt naar het oordeel van het hof dat alleen in het LOG zelf gezocht moet worden naar een bestaand bouwperceel. Dat ligt ook in de rede, omdat het belang van de aanvrager er in gelegen is om op het betreffende perceel een intensieve veehouderij te vestigen, waartoe de LOG’s nu juist zijn aangewezen. Dat volgt ook specifiek uit de reactieve aanwijzing van de provincie: “
Het LOG “ [woonplaats1] ”[= het LOG [adres2] , hof]
is een LOG van circa 25 ha. Bij de vaststelling van het Reconstructieplan is dit LOG opgenomen om in dit deel van Twente eventueel ruimte te kunnen bieden voor 1 of 2 uitplaatsingen van bedrijven.” De gemeente heeft ter zitting bij het hof nog gesteld dat de Omgevingsverordening ruim is geformuleerd en dat het gaat om zorgvuldig ruimtegebruik, maar wat hier verder van zij, het doet niet af aan het voorschrift dat de gemeenten bij de vaststelling van hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met het Reconstructieplan. Dat laatste is dus leidend.