ECLI:NL:GHARL:2023:1284

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
200.299.694
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tekortschieten van assurantietussenpersoon bij het niet tijdig melden van verzekeringsverplichtingen en de gevolgen voor schadevergoeding

In deze zaak heeft Finn Adviseurs B.V. hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin werd geoordeeld dat Finn tekortgeschoten is in haar verplichtingen als assurantietussenpersoon. De rechtbank had geoordeeld dat Finn niet de zorg heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend tussenpersoon mag worden verwacht. De zaak betreft een geschil tussen Finn en Snel Materieel & Verhuur B.V. over de schade die Snel heeft geleden door het niet tijdig informeren over de noodzaak om een nieuwe verzekeraar te zoeken. Finn had Snel een offerte van Amlin gepresenteerd met een aanzienlijke premiestijging, terwijl Snel zelf een goedkopere verzekering bij TVM had kunnen afsluiten. Het hof oordeelt dat Finn aansprakelijk is voor de schade die Snel heeft geleden als gevolg van deze tekortkoming. Het hof heeft behoefte aan een deskundigenbericht om de omvang van de schade vast te stellen, en verwijst de zaak voor verdere behandeling. De beslissing van het hof houdt in dat de zaak wordt aangehouden voor uitlating door partijen over de benoeming van een deskundige en de vragen die aan deze deskundige voorgelegd moeten worden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.299.694
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht 493860
arrest van 14 februari 2023
in de zaak van
Finn Adviseurs B.V.,
die is gevestigd in Montfoort,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna: Finn,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert
tegen
Snel Materieel & Verhuur B.V.,
die is gevestigd in Oudewater,
en bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna: Snel,
advocaat: mr. M.J.W. Hoek

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Finn heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen (vonnis en herstelvonnis) die de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 4 augustus en 1 september 2021 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • het tussenarrest van 31 mei 2022 met de daarin genoemde stukken;
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 30 november 2022 is gehouden.
1.2.
Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Snel had haar wagenpark via Finn als assurantietussenpersoon, verzekerd bij HDI. Nadat HDI na 2017 niet wilde verlengen, heeft Finn aan Snel op 18 december 2017 een offerte van Amlin met een veel hogere premie voorgesteld. Snel heeft die toen aanvaard. Nadat eind 2018 opnieuw een hoge premie werd voorgesteld, heeft Snel zelf bij TVM een verzekering voor 2019 afgesloten, voor een veel lagere premie. Snel vindt dat Finn is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen als assurantietussenpersoon en wil dat Finn haar het verschil vergoedt tussen wat Snel over 2018 aan Amlin heeft betaald en wat zij aan TVM had moeten betalen als zij zich over 2018 al bij TVM had verzekerd.
2.2.
Snel heeft bij de rechtbank betaling gevorderd van € 44.600,35, bestaande uit het in 2.1 genoemde verschil (van € 85.952,89 – € 42.561,45= € 43.391,44) plus € 1.208,91 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente en proceskosten.
2.3.
De rechtbank heeft deze vorderingen toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat Finn is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen tegenover Snel omdat Finn niet de zorg heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend tussenpersoon mag worden verwacht. De bedoeling van het hoger beroep is dat de toegewezen vorderingen alsnog worden afgewezen.

3.Het oordeel van het hof

Uitkomst
3.1.
Het hof is van oordeel dat Finn is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen als tussenpersoon. Omdat Finn al geruime tijd wist dat Snel een andere verzekeraar nodig had, maar dat niet aan Snel vertelde en Snel confronteerde met slechts één offerte met een premiestijging van ruim 80% op een moment dat Snel geen reële mogelijkheid meer had om een alternatief te zoeken, is hier sprake van een zorgplichtschending en is Finn aansprakelijk.
3.2.
Voor het vaststellen van de omvang van de schade die het gevolg is van de tekortkoming, heeft het hof behoefte aan een deskundigenbericht. Het hof zal de zaak daarvoor verwijzen voor uitlating van partijen over de deskundige en de voor te leggen vragen.
3.3.
Het hof legt zijn oordeel hierna uit.
Gang van zaken in 2017 en 2018
3.4.
De door de rechtbank vastgestelde feiten zijn niet in geschil (behalve het feit vastgesteld onder 2.7 waar het hof hierna op terugkomt). Samengevat, komen die op het volgende neer. Snel heeft een koeriersbedrijf. Zij maakt sinds (in elk geval) 2008 gebruik van de diensten van Finn als assurantietussenpersoon. Snel had haar wagenpark, van ongeveer 22-24 bestelwagens, tot en met 2017 verzekerd bij HDI, via Finn als assurantietussenpersoon, deels WA, deels casco. De premie over 2017 bedroeg € 45.844,19. Bij e-mail van 31 januari 2017 (productie 14 bij dagvaarding) heeft HDI aan Finn bericht: “
Gezien de problemen die worden ondervonden over en weer over dit contract zullen wij de verzekeringen opzeggen per de einddatum zijnde 1 januari 2018. Een schrijven daarover zullen wij separaat doen toekomen.
3.5.
Op 18 december 2017 heeft Finn aan Snel één offerte gestuurd voor de verzekering over 2018, van Amlin. De geoffreerde premie bedroeg € 20.891,66 per kwartaal ofwel € 83.566,64 per jaar; [1] een stijging van ruim 80% ten opzichte van 2017. Snel heeft Finn toen laten weten hier niet blij mee te zijn, maar erop vertrouwd dat dit het beste aanbod was en die offerte begin 2018 aanvaard. Snel kreeg gedurende 2018 moeite om de premie te voldoen en heeft zich bij Finn beklaagd over de hoogte ervan. Uiteindelijk heeft Snel over 2018 aan Amlin € 85.952,89 betaald.
3.6.
In november 2018 heeft Finn aan Snel offertes van drie verzekeraars gestuurd voor 2019, met premies van € 88.088,00 tot € 97.988,60 per jaar. Snel heeft daarop zelf bij TVM een verzekering voor 2019 gevonden en heeft die rechtstreeks, zonder tussenkomst van Finn, afgesloten. Over 2019 heeft Snel aan TVM € 48.543,39 aan premie betaald.
3.7.
Op verzoek van Snel heeft TVM een indicatie gegeven van de premie die Snel over 2018 bij TVM zou hebben betaald als zij al over 2018 bij TVM zou zijn verzekerd; TVM heeft daarvoor een bedrag van € 42.561,45 genoemd. Snel heeft Finn begin 2019 aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van gebrekkige advisering door Finn.
Juridisch kader
3.8.
Het is de taak van de assurantietussenpersoon te waken voor de belangen van de verzekeringnemers bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. [2] Daarbij dient hij de zorg te betrachten die van een redelijk bekwame en redelijk handelende assurantietussenpersoon mag worden verwacht. [3] Beantwoording van de vraag of de assurantietussenpersoon is tekortgeschoten in de zorgplicht tegenover de verzekeringnemer, moet plaatsvinden met inachtneming van alle relevante omstandigheden van het geval. [4]
Tekortkoming in de nakoming
3.9.
Snel heeft gesteld dat Finn is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht met Snel en haar zorgplicht die daaruit voortvloeit heeft geschonden. Snel verwijt Finn dat zij in 2017 stil is blijven zitten, haar niet heeft geïnformeerd en Snel met de rug tegen de muur heeft gezet door op een laat moment een offerte met een onnodig hoge premie voor te leggen. Finn had haar in plaats daarvan moeten wijzen op de verzekering van TVM. Finn heeft betwist dat zij is tekortgeschoten. Zij heeft aangevoerd dat de verzekering bij Amlin passend was en de premie marktconform gelet op Snels schadeverleden, dat zij niet verplicht is de goedkoopste verzekering te vinden en dat er geen verplichting is om buiten haar selectie van verzekeraars offertes te vragen. Finn heeft verder aangevoerd dat de polis die TVM bood niet vergelijkbaar was met die van Amlin en dat TVM tot een lagere premie kwam omdat Snel haar niet juist informeerde over haar schadeverleden en de opzegging door HDI verzweeg. Finn heeft ook aangevoerd dat TVM geen zaken wilde doen met Finn.
3.10.
Het hof is van oordeel dat Finn toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen tegenover Snel. Finn wist al geruime tijd dat Snel een andere verzekeraar nodig had terwijl het vinden daarvan moeilijk kon zijn gelet op Snels schadeverleden. Zij vertelde dat niet aan Snel, en confronteerde Snel met slechts één offerte die een stijging van haar premie van ruim 80% inhield, op een moment dat Snel geen reële mogelijkheid meer had om een alternatief te zoeken, dat er wel was. Finn is daarom aansprakelijk voor de door Snel geleden schade.
3.11.
Finn was vanaf 31 januari 2017 ervan op de hoogte dat HDI de verzekering niet wilde verlengen en dat voor Snel, die een ongunstig schadeverleden had, een nieuwe verzekeraar moest worden gezocht. Snel wist niet dat HDI niet wilde verlengen en hoefde daarom niet zelf maatregelen te nemen. Finn heeft Snels stelling dat Finn de aangekondigde opzegging van 31 januari 2017 en de latere opzeggingsbrief niet met Snel heeft gedeeld onvoldoende gemotiveerd betwist. De opzeggingsbrief is niet overgelegd en de datum daarvan is niet duidelijk geworden. Finn heeft ter zitting aangevoerd dat zij ervan uitgaat dat de e-mail van 31 januari 2017 en de latere opzeggingsbrief per e-mail zijn doorgestuurd. Het had op Finns weg gelegen, gelet op haar positie als tussenpersoon en omdat van haar verwacht mag worden dat zij over de e-mailcorrespondentie met Snel beschikt, die betwisting nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door de relevante correspondentie over te leggen.
3.12.
Finn heeft tegen het einde van 2017 offertes opgevraagd bij enkele verzekeraars waarbij zij een aansluiting had en nog enkele via provider SAA. Dat leidde tot één offerte (van Amlin); andere verzekeraars brachten geen offerte uit, een andere wilde alleen een WA-verzekering aanbieden. De offerte van Amlin betekende een zeer forse stijging van de premie. Finn heeft de offerte op 18 december 2017 aan Snel gestuurd. Op dat moment (vijf dagen voor de kerstvakantie) had Snel geen reële mogelijkheid meer om alternatieven te onderzoeken of te laten onderzoeken. Achteraf is gebleken dat TVM wel een alternatief bood, tegen een op het eerste gezicht veel lagere premie.
3.13.
Finn heeft aangevoerd dat de polis bij TVM verschilt van die bij Amlin, omdat Snel bij TVM minder voertuigen, minder voertuigen casco en minder waarde verzekerde, tegen ongunstiger voorwaarden, en omdat Snel haar schadeverleden en de beëindiging door HDI voor TVM verzweeg. Finn heeft ook aangevoerd dat TVM geen zaken met haar deed en alleen vrachtwagens verzekerde.
3.14.
Of de polis bij TVM verschilde van die bij Amlin kan op deze plaats in het midden blijven maar kan wel van belang zijn voor de schadebegroting, waarover hierna. Voor zover de voorwaarden en de dekking verschilden, blijft toch sprake van een normschending omdat Finn Snel pas zo laat heeft geïnformeerd dat zij geen reële mogelijkheid meer had om een alternatieve verzekering te regelen, waaronder een alternatief met andere voorwaarden of dekking tegen een lagere premie. Dat de polis bij TVM op 22 auto’s zag en die van Amlin op 24 kan voor de schadebegroting van belang zijn. Finn heeft aangevoerd dat dit een premieverschil van € 7.140 verklaart. Dat verschil is echter niet zo groot dat het afdoet aan de zorgplichtschending.
3.15.
Ook het betoog van Finn dat de premie bij TVM lager was door Snels verzwijging van de opzegging door HDI leidt niet tot een andere conclusie over de normschending. Dit betoog, dat Finn voert ter onderbouwing van haar betwisting van Snels stellingen over de tekortkoming, is onvoldoende gemotiveerd tegenover Snels toelichting. Het gaat erom of de door TVM gerekende premie tot stand is gekomen op basis van juiste en volledige informatie over het schadeverleden van Snel; dat schadeverleden was ook volgens Finn de reden voor de beëindiging door HDI. Snel heeft gesteld dat zij TVM alle informatie over haar schadeverleden in de jaren 2014-2018 heeft verstrekt, nadat zij deze van Finn had ontvangen. Finn heeft aangevoerd dat geen juiste en volledige informatie is verschaft over het schadeverleden en de schadereserve. Snel heeft de schadecijfers waar TVM zich op heeft gebaseerd in het geding gebracht (als productie 19g bij conclusie van repliek), met de onderbouwende gegevens, die weer van Finn en SAA afkomstig waren. TVM heeft bevestigd dat zij de benodigde informatie van Snel heeft ontvangen (productie 21 bij memorie van antwoord). Finn heeft desgevraagd, op de mondelinge behandeling geconfronteerd met de overeenstemming tussen de schaderatio's in de e-mail van TVM van 20 november 2018 12:21 uur (bij de genoemde productie 21) en in de premie/schadestatistiek (de genoemde productie 19g), niet kunnen toelichten op welke punten die gegevens niet kloppen, onvolledig zijn of verschillen van de bij Finn bekende gegevens. Bij die stand van zaken kan niet geconcludeerd worden dat de lagere premie is gebaseerd op onjuiste of onvolledige informatie. Aan Finn kan worden toegegeven dat Snel op het aanvraagformulier van TVM heeft ingevuld dat haar niet eerder een verzekering is opgezegd. Daar staat tegenover dat het hof niet beschikt over de brief van HDI waarin zij haar besluit kenbaar maakt, zodat onduidelijk blijft wat dat besluit precies inhield en welke redenen daaraan ten grondslag lagen. Zonder nadere toelichting van Finn over het rechtskarakter van de niet-verlenging door HDI behoefde Snel in redelijkheid niet te begrijpen dat zo'n niet-verlenging viel aan te merken als een opzegging, zodat niet zonder meer sprake is van een, aan Snel te wijten, onjuiste opgaaf. Hiervoor is bovendien al overwogen dat Snel het schadeverleden zelf met TVM heeft gedeeld. In het licht van het voorgaande faalt ook het beroep van Finn op artikel 21 Rv met de strekking dat de vordering van Snel moet worden afgewezen omdat Snel de rechter onvolledig informeerde door niet meteen het aanvraagformulier over te leggen.
3.16.
Finns betoog dat TVM geen zaken met haar wilde doen omdat zij niet bij TVM is aangesloten en TVM doorgaans zonder assurantietussenpersonen werkt en dat TVM alleen vrachtwagens verzekert, slaagt niet. Dat TVM (via SAA) geen zaken met Finn wilde doen is door Snel bestreden aan de hand van een verklaring van TVM (productie 17 bij conclusie van repliek), in het licht waarvan Finn haar betoog onvoldoende heeft toegelicht. Daar komt bij dat als Finn Snel tijdig had geïnformeerd, Snel eventueel zelf (al dan niet met hulp van derden) op zoek had kunnen gaan naar een alternatief voor de offerte van Amlin. Het betoog dat TVM alleen vrachtwagens verzekert slaagt evenmin. Uit de verklaringen van TVM volgt weliswaar dat TVM in drukke periodes voorrang geeft aan vrachtwagens, maar dat zij ook bestelwagens verzekert. Finn heeft haar betoog in het licht daarvan onvoldoende gemotiveerd, ook omdat juist als Finn Snel tijdig, niet in de drukke eindejaarsperiode, had geïnformeerd over de noodzaak van een nieuwe verzekering, voor de hand ligt dat TVM haar bedrijfswagens voor 2018 zou hebben willen verzekeren (zoals zij voor 2019 heeft gedaan).
Schade
3.17.
Over de schade die het gevolg is van de normschending heeft Snel gesteld dat die gelijk is aan het verschil tussen de premie die Snel over 2018 bij Amlin betaalde (€ 85.952,89) en de indicatie die TVM gaf van de premie die Snel bij haar over 2018 zou betalen (€ 42.561,45). Finn heeft deze omvang van de schade betwist en aangevoerd dat het door TVM genoemde bedrag is gebaseerd op de verzekering die Snel daar over 2019 afsloot. Die verzekering is gebaseerd op minder voertuigen (22 in plaats van 24) en op minder casco verzekerde voertuigen dan Snel over 2018 bij Amlin verzekerde. Verder is de verzekerde waarde lager dan Snel over 2018 bij Amlin had verzekerd en waren de voorwaarden van TVM voor Snel ongunstiger dan die van Amlin over 2018.
3.18.
Uitgangspunt bij de begroting van de schade is een vergelijking van de werkelijke situatie (waarin Snel over 2018 bij Amlin was verzekerd, voor een bepaald aantal voertuigen, waarvan een bepaald aantal casco verzekerd, met een bepaalde verzekerde waarde) en de hypothetische situatie waarin Snel zou hebben verkeerd zonder normschending (waarin Snel over 2018 bij TVM was verzekerd, tegen de premie die TVM voorrekende, maar wel gecorrigeerd voor het aantal voertuigen, het aantal casco verzekerde voertuigen en de waarde die Snel in 2018 bij Amlin verzekerd had). Daarnaast heeft Snel mogelijk voordeel gehad van de volgens Finn gunstiger voorwaarden die Amlin hanteerde in vergelijking met TVM wat betreft het bonus/malus systeem en de hogere verzekerde som bij letselschade. Dat mogelijk genoten voordeel komt in mindering op de schade. Het hof heeft behoefte aan voorlichting door een deskundige voor het berekenen van de hierboven genoemde correcties op de door TVM voorgerekende premie voor 2018 en van het hierboven genoemde mogelijke voordeel voor Snel.
3.19.
Finn heeft aangevoerd dat Snel in maart 2019 heeft gekozen voor premiebetaling per maand in plaats van per kwartaal, wat leidde tot een premiestijging van 3% en dat aangenomen moet worden dat Snel dat ook in 2018 zou hebben gedaan als zij dan al bij TVM verzekerd zou zijn geweest. Snel heeft betwist dat dit de oorzaak is van de 3%-premiestijging in 2019. Wat de oorzaak is, kan echter in het midden blijven. Tussen partijen staat vast dat Snel over 2018 per kwartaal betaalde. Zonder nadere toelichting, die Finn niet heeft gegeven, valt niet in te zien waarom Snel de lagere premie die TVM berekende, in 2018 per maand zou zijn gaan betalen.
3.20.
Finn heeft aangevoerd dat in de hypothetische situatie dat zij over 2018 voor Snel bij TVM een verzekering zou hebben afgesloten, ook provisie gerekend zou zijn en dat die provisie moet worden afgetrokken van het door Snel gestelde schadebedrag omdat, zo begrijpt het hof, de premie dan navenant hoger zou zijn geweest. Dat betoog slaagt. Snel heeft dit namelijk als zodanig niet (gemotiveerd) weersproken. Snel heeft zelfs betoogd dat als Finn haar zou hebben begeleid bij het rechtstreeks afsluiten van de polis bij TVM, zij bereid was geweest aan haar advieskosten te betalen gelijk aan de provisie van 8-9%. Finn heeft bij de mondelinge behandeling bij de rechtbank verklaard dat haar provisie 8% is, wat door Snel niet is betwist. Het voorgaande leidt ertoe dat wanneer de gecorrigeerde premie is berekend, daarbij 8% moet worden opgeteld om tot het schadebedrag te komen.
3.21.
Finn heeft ook in het kader van de schadebegroting aangevoerd dat Snel TVM onjuist en onvolledig heeft geïnformeerd over haar schadeverleden. Ook in dit kader slaagt dit betoog niet, om dezelfde redenen als uiteengezet in 3.15.
Eigen schuld
3.22.
Finn heeft een beroep gedaan op eigen schuld van Snel. Finn heeft gesteld dat de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die Snel kan worden toegerekend, waardoor de schade voor haar rekening moet blijven. Finn heeft aangevoerd dat Snel de offerte van Amlin niet had hoeven aanvaarden maar ook naar een alternatief had kunnen zoeken. Dit verweer slaagt niet. Zoals hiervoor is geoordeeld, heeft Finn Snel in een positie gebracht waardoor zij geen reële mogelijkheden meer had om naar alternatieven te zoeken. De schade is daarom niet mede het gevolg van aan Snel toe te rekenen omstandigheden.
Vervolg
3.23.
Zoals overwogen in 3.18 heeft het hof behoefte aan voorlichting door een deskundige voor de berekening van de genoemde correcties op de door TVM voorgerekende premie voor 2018 en van het genoemde mogelijke voordeel voor Snel. Het hof overweegt de deskundige de volgende vragen voor te leggen:
De premie die TVM over 2018 voorrekende (€ 42.561,45) is gebaseerd op het aantal voertuigen, het aantal casco verzekerde voertuigen en de verzekerde waarde die Snel in 2019 bij TVM verzekerde. Wat zou de premie bij TVM over 2018 hebben bedragen als wordt uitgegaan van hetzelfde aantal voertuigen, hetzelfde aantal casco verzekerde voertuigen en dezelfde verzekerde waarde als in de polis van Amlin over 2018?
Welk bedrag aan voordeel heeft Snel gehad van de mogelijk gunstiger voorwaarden die Amlin hanteerde in vergelijking met TVM wat betreft het bonus/malus systeem en de hogere verzekerde som bij letselschade?
3.24.
Het hof zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over deze vragen en desgewenst zelf vragen te formuleren, en verder over de persoon, hoedanigheid en relevante kwaliteiten van de te benoemen deskundige, zijn/haar bereikbaarheid (adressen, telefoonnummers en e-mailadressen), de marges waarbinnen zijn/haar loon mag of moet liggen (waaronder de maximale hoogte daarvan) en de verdere (algemene) voorwaarden waaronder de opdracht aan de deskundige zou moeten worden verstrekt. Het hof verzoekt aan partijen tijdig met elkaar in overleg te treden over in ieder geval de persoon van de te benoemen deskundige en zo mogelijk gezamenlijk een persoon voor te dragen. Indien partijen niet slagen in een gezamenlijke voordracht, verzoekt het hof aan partijen in hun tevoren – twee weken voor de roldatum – over en weer aan elkaar toe te zenden akten in te gaan op de door de wederpartij voor te dragen personen en op eventuele bezwaren tegen benoeming van bepaalde personen, dan wel mee te delen dat partijen zich op dit punt refereren aan het oordeel van het hof.
3.25.
Nu Finn is tekortgeschoten maar de daardoor veroorzaakte schade nog moet worden begroot, vindt het hof daarin aanleiding om elk van partijen met de helft van het voorschot te belasten.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
verwijst de zaak naar de rol van 28 maart 2023 voor gelijktijdige uitlating door partijen als bedoeld in 3.24;
4.2.
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.W. Steeg, L. Janse en G.P. Oosterhoff, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2023.

Voetnoten

1.En dus niet € 93.377,40 zoals de rechtbank vaststelde in r.o. 2.7. Dat was het premiebedrag vermeld op een polisaanhangsel van Amlin naar aanleiding van een wijziging per 1 april 2018 (€ 23.334,35 per kwartaal).
2.HR 9 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2537, rov. 3.3, HR 29 januari 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2837, rov. 3.6.
3.HR 10 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0122 rov. 3.4.1, HR 26 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:336, rov. 3.5.2; zie ook conclusie AG vanaf 4.1 in ECLI:NL:PHR:2022:327 voor HR 1 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:1872.
4.HR 13 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6693, rov. 3.6.