Uitspraak
Onderling Verzekerd U.A.,
1.Ro-Home Houtbouw B.V., en
1.Hendriks Dak- en Geveltechniek B.V.,
1.[naam1] , en
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaken
3.Het oordeel van het hof
samengevoegd, heeft [naam1] mogen begrijpen dat zowel Timmerwerk als Houtbouw partij was bij de aannemingsovereenkomst. Als Ro-Home een andere bedoeling had, dan lag het op haar weg als professionele partij en opsteller van de offertes dit aan [naam1] kenbaar te maken. Tijdens de mondelinge behandeling is Ro-Home gevraagd of zij daarvan destijds aan [naam1] mededeling heeft gedaan. Daarop kon zij geen bevestigend antwoord geven. Voor het eerst tijdens de mondelinge behandeling heeft Ro-Home ter onderbouwing van de door haar bepleite uitleg aangevoerd dat Timmerwerk en Houtbouw werkzaamheden van verschillende aard verrichten en dat de offertes ook op twee verschillende typen aanbouw zien. Dat blijkt evenwel niet duidelijk uit de beide offertes en lijkt met de woordkeuze van het handgeschreven opschrift (‘samengevoegd’) ook niet goed verenigbaar. Bovendien valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien waarom [naam1] uit die omstandigheid had moeten concluderen dat Ro-Home niet langer de intentie had ook Timmerwerk partij onder de aannemingsovereenkomst te laten worden. Daarnaast heeft Ro-Home ook in hoger beroep niet onderbouwd waarom de tenaamstelling op de factuur of de mate van bemoeienis een doorslaggevende rol moet spelen bij de vraag wie [naam1] als contractspartij mocht zien. De twee offertes samen met het handgeschreven opschrift op de tweede offerte leiden in de gegeven omstandigheden tot de uitleg dat zowel Timmerwerk als Houtbouw als partij bij de overeenkomst heeft te gelden.
een niet-consument”. Daaruit lijkt te volgen dat deze leden geen betrekking hebben op de onderhavige situatie, waarin de opdrachtgever consument is in de zin van de algemene voorwaarden (“
opdrachtgever in de hoedanigheid van een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van beroep of bedrijf”). Voor zover dat anders is, wijzen [naam1] en Onderling Verzekerd terecht op art. 6:237 aanhef en onder f BW, waaruit volgt dat een in de algemene voorwaarden voorkomend beding dat de gebruiker of een derde geheel of ten dele bevrijdt van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Dat vermoeden geldt ten aanzien de leden 2 tot en met 4 van artikel 11 van de algemene voorwaarden. Dat vermoeden wordt in dit geval nog versterkt doordat de desbetreffende voorwaarden naar de letter ervan geen betrekking hebben op consumenten (zoals [naam1] ). Ro-Home heeft dat vermoeden niet overtuigend weerlegd. Zij stelt dat zij zich maar beperkt tegen dit soort risico’s kan verzekeren en [naam1] zich wel goed had kunnen verzekeren tijdens de verbouwingstermijn. Nader (met stukken) onderbouwd is dat standpunt niet en ook anderszins is niet gebleken dat het risico voor Ro-Home niet goed verzekerbaar is. Daarbij komt dat zij zich niet heeft beroepen op het eerste lid van artikel 11 van de algemene voorwaarden, wat in dat geval wel voor de hand had gelegen. Ten aanzien van lid 5 van artikel 11 van de algemene voorwaarden, wordt terecht een beroep gedaan op art. 6:236 aanhef en onder h BW. Daaruit volgt dat een in de algemene voorwaarden voorkomend beding onredelijk bezwarend is als de wederpartij wordt verplicht de schade die bij de uitvoering van de overeenkomst aan een derde wordt toegebracht aan de derde te vergoeden. Daarvan is sprake als [naam1] gehouden zou zijn Ro-Home te vrijwaren voor de eigen kosten (expertise, rechtsbijstand) van Onderling Verzekerd. [naam1] en Onderling Verzekerd hebben op goede grond een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden (art. 6:233 aanhef en onder a BW).
“In NEN 6050 zijn bij enkele details aanwijzingen weergegeven om de kans op brandschade te beperken. NEN 6050 is niet ontwikkeld om volledige zekerheid te bieden dat er geen brand ontstaat.(…)
Riet is brandbaarder dan de materialen die in de voorbeelden zijn opgenomen.(…)
Naast de aanwijzingen die in NEN 6050(…)
zijn opgenomen mag worden verondersteld dat een uitvoerende partij bij elk project een risicoanalyse maakt om de kans op brand te minimaliseren. Aanwijzingen die in NEN 6050(…)
zijn opgenomen gelden daarbij als leidraad maar ook het ‘praktisch inzicht en kennis’ moeten zorgdragen voor een gefundeerde risicoanalyse om de kans op brand te minimaliseren.”
“bij brandgevaarlijke details zo mogelijk[moet worden gekozen]
voor een dakbedekkingssysteem dat zelfklevend of koud verkleefbaar is en dus zonder open vuur kan worden aangebracht.”In de SBR Brochure staat, voor zover hier van belang:
“Indien sprake is van brandbare materialen die in contact kunnen komen met open vuur, dienen er aanvullende maatregelen te worden genomen.”