Uitspraak
1.[appellant] ,
2. [appellante] ,
[geïntimeerde2] ,
[geïntimeerde3] ,
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
- akte na tussenarrest van De Instuif c.s.
- akte na tussenarrest van [appellanten]
- antwoordakte van De Instuif c.s.
- antwoordakte met vermeerdering van eis van [appellanten]
2.De verdere beoordeling van het hof
- De Instuif c.s. betogen in hun akte dat zij voor de kostprijsberekening zijn uitgegaan van de gegevens in productie 11. In die productie staan onder meer ‘vaste gegevens algemeen’, ‘vaste gegevens electraberekening’ en ‘vaste gegevens waterberekening’. Er wordt nergens toegelicht waar deze vaste gegevens op zijn gebaseerd. Voor een aantal gegevens wordt weliswaar (impliciet) naar onderliggende documenten verwezen, maar dat geldt bijvoorbeeld niet voor het aantal kavels in de diverse periodes, het vermelde rentepercentage, het percentage toerekening water en elektra en de daarbij genoemde toeslagen. In productie 9 is wel een bedrag genoemd voor de aanschaf van ‘grond wegen/infrastructuur’, maar waarom 25% van dat bedrag kan worden toegerekend aan water en 25% aan elektriciteit wordt door De Instuif c.s. op geen enkele wijze onderbouwd.
- De Instuif c.s. betogen vervolgens dat bij de kostprijsberekening vanaf 2014 wordt uitgegaan van de gegevens in productie 13, zonder enige toelichting waarom deze kosten vanaf 2014 in rekening zijn gebracht, terwijl de bedragen zijn gebaseerd op een offerte uit 2011. Ook wijkt de prijs voor de kosten van het elektragebouw in productie 13 af van het bedrag van diezelfde kosten in producties 9 en 11. Een onderbouwde verklaring voor dit verschil hebben De Instuif c.s. niet verstrekt.
- Tot slot betogen De Instuif c.s. dat uit de vergelijking van de werkelijke kosten en de in rekening gebrachte kosten in productie 21 kan worden afgeleid dat zij geen bedrag verschuldigd zijn aan [appellanten] met betrekking tot water en elektriciteit. In deze productie zijn echter ook kosten opgenomen voor ‘riool rente en afschrijving’, ‘terreinverlichting rente en afschrijving’ en ‘storingsdienst’. De Instuif c.s. geven echter geen enkele onderbouwing waarom deze kosten verbonden zouden zijn aan het gebruik van water en elektriciteit door de kaveleigenaren (vergelijk ro. 4.13, 4.14 en 4.37 van het tussenarrest). Daarnaast staat er een post ‘kosten infrastructuur’, waarvoor De Instuif c.s. verwijzen naar productie 20. In die productie staan bedragen opgesomd met onderliggende facturen voor diverse aankopen die gaan van halogeenlampen tot watermeters, een hoofdpomp en een nieuw dak. Ook hier laten De Instuif c.s. volledig na om toe te lichten waarom deze kosten niet al vallen onder de kosten voor rente, afschrijving en toekomstige vervangingskosten die in hun producties 13 en 14 zijn berekend en ook in productie 21 als kosten zijn opgenomen.
- Hier komt nog bij dat in productie 14 van De Instuif c.s. bedragen staan die volkomen onduidelijk zijn. Zo is bij ‘Intrest (gem) geïnvesteerd vermogen’ onder het kopje ‘kostprijscalculatie rente/afschrijving water’ over de jaren 2008 tot en met 2013 een bedrag opgenomen dat identiek is aan het bedrag voor ‘kosten infrastructuur water per kavel per jaar’. Opvallend genoeg zijn deze bedragen ook gelijk aan ‘Intrest (gem) geïnvesteerd vermogen’ bij de ‘kostprijscalculatie rente/afschrijving elektra’. Die bedragen stemmen echter niet overeen met het bij deze laatste post door de Instuif c.s. zelf genoemde percentage van 4%, welk percentage ook staat vermeld in productie 13 van De Instuif c.s. Vervolgens wordt er over deze (opgetelde) bedragen zonder enige toelichting btw (hoog tarief) berekend. Daarnaast valt op dat De Instuif c.s. bij de afschrijving voor het Elektragebouw in productie 13 uitgaan van een afschrijvingstermijn van tien jaar, maar in productie 14 ook na afloop van deze tienjaarstermijn (2019 e.v.) de afschrijvingskosten blijven opnemen in de berekening.
€ 119,11aan teveel in rekening gebrachte kosten voor waterverbruik en een bedrag van
€ 1.101,41als teveel in rekening gebrachte kosten voor elektriciteitsverbruik toewijzen. Daarnaast zal het hof de vorderingen voor het teveel in rekening gebrachte administratiekosten voor water en elektriciteit en de in rekening gebrachte capaciteitstarieven op de volgende wijze toewijzen. De Instuif c.s. zullen aan [appellanten] de uitkomst van de volgende berekening aan [appellanten] terug moeten betalen: het bedrag van € 3.288,61 minus de bedragen die De Instuif c.s. in de jaren 2008-2021 aan administratiekosten in rekening hadden mogen brengen uitgaande van een jaarbedrag van € 120,75 met prijspeil 2022. Het hof geeft daarbij de volgende toelichting. Uitgaande van het bedrag van € 120,75 dat De Instuif c.s. in 2022 in rekening hadden mogen brengen en het indexcijfer van 1,3 % over 2020 (het jaar voorafgaand aan de indexering), zoals genoemd in productie 95 van [appellanten] , hadden De Instuif c.s. in 2021 een bedrag van € 119,20 aan administratiekosten in rekening mogen brengen. Het bedrag aan administratiekosten dient vervolgens per jaar op deze wijze te worden teruggerekend tot aan 2008 aan de hand van de indexcijfers zoals genoemd in productie 95 van [appellanten] en productie 22 van De Instuif c.s. Vervolgens dient de optelsom van deze bedragen over de jaren 2008-2021 afgetrokken te worden van het over die jaren in rekening gebrachte bedrag voor administratiekosten en capaciteitstarief, zijnde € 3.288,61. De uitkomst van deze som dienen De Instuif c.s. terug te betalen aan [appellanten]
€ 116,10 [9] aan teveel betaalde parkbijdragen zal toewijzen.
€ 2.993,67. [10]
€ 358,85zal toewijzen. De gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen, zoals volgt uit overweging 4.36 van het tussenarrest. Het hof wijst partijen in dit kader en voor mogelijke afspraken naar de toekomst toe nog op hetgeen in ro. 2.6 van het tussenarrest van 5 juli 2022 tussen een andere kaveleigenaar en De Instuif c.s. is overwogen met betrekking tot groot onderhoud. [11]
- de dag van de betekening van de appeldagvaarding voor de gewijzigde vordering 13 en 30 (rente en afschrijving terreinverlichting en energiebelasting);
- datum dagvaarding in eerste aanleg voor vorderingen 19 en 20 (teveel in rekening gebrachte kosten voor water en elektriciteit);
- de data waarop [appellanten] het teveel betaalde hebben voldaan voor vordering 21 en 27 (teveel in rekening gebrachte parkbijdragen en administratiekosten);